TENTAMEN 27 MAART 2020...........................................................................................................38
TENTAMEN 26 MAART 2021...........................................................................................................42
1
,Werkgroep 1: Inleiding Europees arbeidsrecht
Kennisvragen
a. Aan welke voorwaarden moet worden voldaan wil een bepaling uit het VWEU
rechtstreeks doorwerken in de nationale rechtsorde? En is dit mogelijk voor zowel
verticale als horizontale relaties?
De bepaling dient voldoende duidelijk te zijn, onvoorwaardelijk te zijn en niet afhankelijk te
zijn van discretionaire uitvoeringshandelingen.
Voor verticale relaties geldt dat er sprake is van rechtstreekse werking indien de richtlijn na
afloop van de implementatietermijn niet of niet correct is geïmplementeerd, terwijl de
bepaling voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is.
De verticale rechtstreekse werking ziet op betrekkingen tussen particulieren en het land.
Voor horizontale relaties geldt dat een nationale bepaling zoveel mogelijk in
overeenstemming met het EU-recht dient te worden uitgelegd. Er is geen sprake van
rechtstreekse doorwerking. Er bestaat een uitweg om een richtlijnbepaling in te roepen in
horizontale relaties waarmee de nationale regelgeving opzij wordt gezet. Dit dient te
gebeuren a.d.h.v. de algemene principes van het EU-recht en de grondrechten.
De horizontale rechtstreekse werking ziet op de betrekkingen tussen particulieren onderling.
b. Noem twee bepalingen uit het VWEU die rechtstreeks doorwerken in horizontale
relaties.
Art. 157 VWEU: gelijke beloning m/v (Defrenne-arresten)
Art. 45 VWEU: vrij verkeer van werknemers
c. Op welke wijze en onder welke omstandigheden kan een individu een bepaling uit
een EU-richtlijn succesvol inroepen voor de nationale rechter. Plaats de methoden
in een volgorde: welke methode is het meest gebruikelijk, welke komt daarna, en
welke methode wordt gebruikt als laatste middel?
Een individu kan een bepaling uit een EU-richtlijn tegenover de overheid (verticale relatie)
inroepen indien de richtlijn na afloop van een implementatietermijn niet of niet correct is
geïmplementeerd en deze bepaling voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk is
(Marshall-arrest.
Methoden inroepen richtlijnbepaling bij de rechter:
a. Het verzoeken van de nationale rechter de nationale bepaling richtlijnconform te
interpreteren.
b. Is dit niet mogelijk, dan is de vraag of de richtlijnbepaling rechtstreeks kan worden
ingeroepen;
2
, c. Er kan worden gekeken of doorwerking van grondrechten ook onder voorwaarden
mogelijk is via algemene beginselen van het Unierecht of Handvest wanneer deze
geconcretiseerd zijn in de richtlijn (Kukucdeveci)
d. De staat kan aansprakelijk worden gesteld wanneer de richtlijn niet goed is
geïmplementeerd (Francovich). Hiervoor is vereist dat de geschonden
richtlijnbepaling een recht toekent, het een voldoende gekwalificeerde schending is
en er een causaal verband tussen de richtlijnbepaling en de schending is.
d. Om de staat aansprakelijk te stellen voor het niet (tijdig) of verkeerd
implementeren van het EU recht moet aan drie voorwaarden worden voldaan.
Welke voorwaarde is het moeilijkste om aan te voldoen? Leg uit.
HvJ Francovich: ex art. 4 lid 3 VWEU is een lidstaat verplicht tot vergoeding van de schade
die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het EU-recht die hun kunnen worden
toegerekend. Een particulier heeft recht op schadevergoeding van de staat indien aan drie
voorwaarden is voldaan:
1. De geschonden richtlijnbepaling kent aan particulieren een recht toe en de inhoud van
dat recht moet op basis van de richtlijnbepaling(en) kunnen worden vastgesteld
2. Er is sprake van een voldoende gekwalificeerde schending
3. Er bestaat een direct causaal verband tussen de schending van de op de staat rustende
verplichting en de door de particulier geleden schade
Met name aan de tweede voorwaarde is soms lastig te voldoen, want wanneer is daar nu
sprake van? Het kan een probleem zijn als je niet met zekerheid kunt zeggen dat de richtlijn
niet goed was geïmplementeerd omdat ook de staat niet wist dat die EU-bepaling op een
bepaalde manier uitgelegd moest worden, omdat bijv. pas na verloop van tijd blijkt door
bijv. de jurisprudentie van het HvJ dat een richtlijnbepaling op een bepaalde manier
uitgelegd moest worden wat daarvoor niet duidelijk was. Dan kan je je afvragen of er wel
sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending, had de nationale lidstaat dit kunnen
weten?
e. Waarom is het voor (juristen van) werkgevers en werknemers in de EU van belang
om te begrijpen hoe het HvJ EU het werknemersbegrip interpreteert?
Casusopdracht: HR-professionals
Joelle, net klaar met haar master arbeidsrecht aan de VU, is reuze blij wanneer ze een baan
aangeboden krijgt bij HR-professionals, een detacheringsbureau dat haar in dienst neemt als
HR medewerker voor de duur van drie jaar, met tussentijds opzegbeding. Ze wordt voor
twee dagen per week (8 uur per dag) als HR-medewerker gedetacheerd bij een
rechtsbijstandsverzekeraar in Utrecht. Daarnaast wordt ze eveneens voor drie dagen in de
week (8 uur per dag) als HR-medewerker gedetacheerd bij een grote bouwonderneming in
Amsterdam. Beide opdrachtgevers hebben al HR medewerkers in vaste dienst, maar zijn,
3
, gezien de krapte op de arbeidsmarkt, elk afzonderlijk, blij dat Joelle hun team van HR
medewerkers komt versterken. In de detacheringsovereenkomst tussen Joelle en het
detacheringsbureau is een arbeidsduur van 40 uur per week overeengekomen. Verder is
daarin een concurrentiebeding opgenomen dat voorschrijft dat het op straffe van een fikse
boete niet is toegestaan voor de werknemer om na afloop van de terbeschikkingstelling(en)
dezelfde werkzaamheden voor een voormalig inlenend bedrijf te verrichten als zelfstandige.
Na een jaar voelt Joelle zich niet meer op haar plek bij HR-professionals en ontstaan er
bovendien over en weer kleine irritaties. Ze schrijft zich in bij de Kamer van Koophandel
onder de naam ‘HR Advies op maat’ en besluit, na daarover overeenstemming te hebben
bereikt, haar werkzaamheden onafgebroken voort te zetten als zzp-er (o.b.v. een
overeenkomst van opdracht) bij zowel de rechtsbijstandsverzekeraar in Utrecht (twee
dagen per week, 8 uur per dag) alsook bij de bouwonderneming in Amsterdam (drie dagen
per week, 8 uur per dag). Hierbij vindt er qua werkzaamheden geen verandering plaats wat
betreft de plaats en inhoud van de werkzaamheden die Joelle voorheen verrichtte als
ingeleende HR medewerker. Ook de werktijden (het wekschema) bij beide bedrijven blijft
onveranderd, op een hogere vergoeding per uur na die ze heeft weten te bedingen bij beide
opdrachtgevers. Verder wordt er met beide bedrijven afgesproken dat Joelle het werk
persoonlijk moet blijven verrichten en dat ze wekelijks facturen uitschrijft.
HR-professionals is niet te spreken over Joelle’s besluit en beroept zich op het non-
concurrentiebeding dat was opgenomen in de detacheringsovereenkomst. Joelle stelt dat
die clausule niet geldig is, omdat deze strijdig is met het belemmeringsverbod dat is
opgenomen in artikel 9a van de Waadi. HR-professionals voert aan dat de Waadi niet van
toepassing is, aangezien deze alleen ziet op werknemers in de zin van art. 7:610 BW. Joelle
is na afloop van de terbeschikkingstellingen geen werknemer meer maar verleent haar
diensten als zelfstandige aldus HR-professionals, waardoor het belemmeringsverbod niet op
de situatie van toepassing is. Het detacheringsbureau eist handhaving van het non-
concurrentiebeding. De zaak komt voor de rechter.
Met artikel 9a Waadi is art. 6 lid 2 richtlijn 2008/104/EG (Uitzendrichtlijn) geïmplementeerd.
Op grond van art. 6 lid 2 moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen:
‘opdat eventuele bepalingen die het sluiten van een arbeidsovereenkomst of het tot stand
komen van een arbeidsverhouding tussen de inlenende onderneming en de uitzendkracht na
afloop van zijn uitzendopdracht verbieden of verhinderen, nietig zijn of nietig kunnen
worden verklaard’ ….(zie verder wetboek).
Vraag 1
Is artikel 9a Waadi door de Nederlandse wetgever op een juiste wijze geïmplementeerd?
Art. 9a lid 1 Waadi: Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt legt geen
belemmeringen in de weg voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop
van de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en degene
aan wie hij ter beschikking is gesteld.
Art. 6 lid 2 richtlijn: De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat eventuele bepalingen
die het sluiten van een arbeidsovereenkomst of het tot stand komen van een
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauraschool22. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.35. You're not tied to anything after your purchase.