Volg jij de minor Inleiding in de toegepaste psychologie? Dan is deze uitgebreide samenvatting van het boek ‘fundamenten van de psychologie’ van Marc Brysbaert voor jou! Ik heb hiermee een 8,3 gehaald voor mijn tentamen! Er hebben flink wat uren gezeten in het lezen van alle hoofdstukken en in ...
Lacks some deepening on some topics, especially many terms with a very short superficial meaning
By: evihertogh • 3 year ago
By: julitkuipers • 1 year ago
By: eduardkoster • 4 year ago
By: megandeligt • 4 year ago
By: jeffrey-devree • 4 year ago
Translated by Google
Clear summary, but it lacks some effects and floors.
Show more reviews
Seller
Follow
studerenmetaatje
Reviews received
Available practice questions
Oefentoets fundamenten van de psychologie
Flashcards10 Flashcards
$3.233 sales
Flashcards10 Flashcards
$3.233 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is het verschil tussen gewaarwording en waarneming?
Answer: Gewaarwording is de sensatie. Waarneming is de perceptie.
Gewaarwording is de opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen van deze stimulatie in elektrochemische neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden en daar omgezet in ervaringen (beelden, geuren, klanken, smaken).
Waarneming verwijst naar het organiseren, interpreteren en begrijpen van de gewaarwordingen.
2.
Wat betekenen de begrippen dualisme, rationalisme en nativisme?
Answer:
Nativisme: de menselijke geest beschikt over aangeboren kennis
Rationalisme: kennis en waarheid kunnen alleen verkregen worden door middel van rede. De werkelijkheid is opgebouwd vanuit een logische structuur, waardoor de waarheid door het verstand kan worden vastgesteld.
Dualisme: Stelt dat de mensen uit onafhankelijke elementen bestaat. Namelijk een lichaam en een geest (vrije wil) niet gebonden natuur en kern menselijk denken.
3.
Wat zijn de verschillende factoren van monoculaire diepteaanwijzingen?
Answer: Monoculaire diepteaanwijzingen zorgen ervoor dat je ook met een oog dicht kun je nog diepte kunt zien. Dit komt door verschillende factoren:
- Grootte:
De grootte van het beeld op ons retina: Staat iets verder weg, dan lijkt het kleiner.
- Textuur gradiënt:
De dichtheid van de structuur speelt een rol. Als elementen van een landschap dichter op elkaar lijken te staan en kleiner worden, dan lijken ze verder weg te staan. Dit is ook zo bij een grote groep mensen.
- Lineair perspectief:
Zodra aan aantal lijnen lijkt samen te komen in een punt achter de horizon, wordt een sterke indruk van diepte gewekt.
- Interpositie:
(Overlapping van voorwerpen) Een voorwerp dat het zicht van een ander voorwerp belemmerd wordt als dichtbij gezien.
- Bewegingsparallax:
Objecten dichtbij lijken sneller te bewegen dan objecten ver weg.
4.
Benoem 3 vormen van leren
Answer: Klassieke conditionering is een leerproces op basis van reflexen.
Operante conditionering is een leerproces waarbij gedrag het gevolg is van een bekrachtiger of straf. Op deze manier leer je door de consequenties van een actie.
Observerend leren is een leerproces waarbij onze gedragingen beïnvloed worden door gedrag dat we bij anderen observeren.
5.
Wat zijn de 3 criteria van een mentale stoornis?
Answer: Een mentale stoornis is een patroon van gedachten, gevoelens en gedrag dat leidt tot persoonlijk lijden en gepaard gaat met een significante daling in het maatschappelijk functioneren.
3 criteria:
1) grote afwijking van gemiddelde
2) overtreden van sociale normen
3) persoonlijk lijden
Flashcards begrippen H1 wat is psychologie (fundamenten van de psychologie)
Flashcards25 Flashcards
$3.230 sales
Flashcards25 Flashcards
$3.230 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Nativisme
Answer: De menselijke geest beschikt over aangeboren kennis
2.
Rationalisme
Answer: Kennis en waarheid kunnen alleen verkregen worden door middel van rede. De werkelijkheid is opgebouwd vanuit een logische structuur, waardoor de waarheid door het verstand kan worden vastgesteld.
3.
Dualisme
Answer: Stelt dat de mensen uit onafhankelijke elementen bestaat. Namelijk een lichaam en een geest (vrije wil) niet gebonden natuur en kern menselijk denken.
4.
Empirisme
Answer: Kennis komt voort uit zintuigelijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.
5.
Psycho-analyse
Answer: Volgens deze theorie waren het bewustzijn en het gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen en lag de ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen in onbewuste krachten.
Het bewustzijn wordt verdrongen omdat het te veel angst opriep. Mensen kunnen geholpen worden als ze hun onbewuste conflicten in bewustzijn brengen.
Flashcards begrippen H3 waarneming (fundamenten van de psychologie)
Flashcards11 Flashcards
$3.230 sales
Flashcards11 Flashcards
$3.230 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Gewaarwording
Answer: De opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen van deze stimulatie in elektrochemische neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden en daar omgezet in ervaringen (beelden, geuren, klanken, smaken).
2.
Waarneming
Answer: Dit verwijst naar het organiseren, interpreteren en begrijpen van de gewaarwordingen. Waarneming werkt zo snel dat je meestal niet bewust bent van de tijdsperiode tussen zien, interpreteren en begrijpen.
3.
Perceptuele constantie
Answer: Het fenomeen van gelijkblijvende voorwerpen ondanks veranderingen in het retinale beeld. Dit corrigeert onze gewaarwordingen betreft: grootte, vorm, lichtheid, kleur etc. De gewaarwording wijzigt, de waarneming blijft hetzelfde.
4.
Proximale stimulus
Answer: Dichtbij. Proximale stimulus is het geheel van fysische energie dat onze sensorische receptoren stimuleert.
5.
Distale stimulus
Answer: Veraf. Distale stimulus is het voorwerp in de buitenwereld dat de fysische energie (en dus de distale stimulus) produceert. Het effectieve object.
Flashcards begrippen H4 conditionering (fundamenten van de psychologie)
Flashcards13 Flashcards
$3.230 sales
Flashcards13 Flashcards
$3.230 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Klassieke conditionering
Answer: Een leerproces op basis van reflexen.
2.
Operante conditionering
Answer: Een leerproces waarbij gedrag het gevolg is van een bekrachtiger of straf. Op deze manier leer je door de consequenties van een actie.
3.
Observerend leren
Answer: Een leerproces waarbij onze gedragingen beïnvloed worden door gedrag dat we bij anderen observeren.
4.
Verwerving
Answer: Het proces waardoor een geconditioneerde stimulus (CS) een geconditioneerde reactie (CR) gaat uitlokken.
5.
Extinctie
Answer: De verzwakking van de geconditioneerde respons (CR) die optreedt als de geconditioneerde stimulus (CS) herhaaldelijk zonder de ongeconditioneerde stimulus (OS) aangeboden wordt.
Flashcards begrippen H5 geheugen (fundamenten van de psychologie)
Flashcards23 Flashcards
$3.230 sales
Flashcards23 Flashcards
$3.230 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Geheugen
Answer: Het geheugen verwijst naar het feit dat vroegere ervaringen in onze hersenen opgeslagen worden en dat deze tot uiting komen in ons verdere gedrag. Kort benoemd: geheugen is het verkrijgen en behouden van vaardigheden en kennis.
2.
Reminiscentiebult
Answer: De herinneringen uit de periode van leeftijd 10-30 jaar.
3.
Sensorische geheugen
Answer: Je hebt er een voor elk zintuig. Ze houden gedurende zeer korte tijd de informatie die de zintuigorganen heeft bereikt. Informatie gaat via de zintuigorganen naar de hersenen, waar deze geïnterpreteerd worden.
4.
Kortetermijngeheugen (KTG)
Answer: Tijdelijk vasthouden van informatie waar we ons op elk moment bewust van zijn voor enkele minuten.
5.
Langetermijngeheugen (LTG)
Answer: Opslag van informatie voor lange tijd.
Flashcards begrippen H6 motivatie (fundamenten van de psychologie)
Flashcards16 Flashcards
$3.230 sales
Flashcards16 Flashcards
$3.230 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Motivatie
Answer: Motivatie verwijst naar de factoren die ertoe leiden dat een individu zich op een bepaald momenten op een bepaalde manier gedraagt. Het ‘WHY’.
2.
Drifttheorie (Hull)
Answer: Theorie dat men een driftbui krijgt wanneer het mislukt om een basisbehoefte te krijgen. De drift zou de mens aanzetten tot het reduceren van de drift. Deze reductie is aangenaam en daarmee aanmoedigend.
Bijvoorbeeld: ik wil bolletje.
3.
Instincttheorie (Geary)
Answer: Onvrijwillige gedragingen die uitgelokt worden door en stimulus en genetische basis.
Bijvoorbeeld: bang voor slangen of een leeuw.
4.
Opwindingtheorie/arousal
Answer: Theorie dat men streeft naar optimaal opwindingsniveau. Dit vergt balans tussen twee extreme uitersten; te laag (verveling), te hoog (put uit).
Bijvoorbeeld: skydiven.
5.
Intrinsieke motivatie
Answer: Motivatie vanuit jezelf
Flashcards begrippen H7 intelligentie (fundamenten van psychologie)
Flashcards24 Flashcards
$3.230 sales
Flashcards24 Flashcards
$3.230 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Intelligentie
Answer: Intelligentie is een algemeen begrip uit de psychologie dat een mentale eigenschap beschrijft met veel verschillende functies; zoals de mogelijkheid overeenkomsten en verschillen op te merken in waarnemingen, zich in de ruimte te oriënteren, te redeneren, plannen te maken, problemen te doorgronden en op te lossen, in abstracties te denken, ideeën en taal te begrijpen en te produceren, informatie op te slaan in het geheugen en daar weer uit op te halen, te leren van ervaringen.
2.
Analytische intelligentie
Answer: Abstract redeneren, nieuwe informatie analyseren: IQ-score.
3.
Praktische intelligentie
Answer: Competenties in alledaagse vertrouwde situaties.
4.
Sociaal-emotionele intelligentie
Answer: Hoe goed een persoon omgaat met anderen in uiteenlopende sociale situaties.
5.
Intelligentiequotiënt
Answer: Mentale leeftijd / chronologische leeftijd x 100 = IQ
Flashcards begrippen H9 psychopathologie (fundamenten van de psychologie)
Flashcards10 Flashcards
$3.230 sales
Flashcards10 Flashcards
$3.230 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Psychopathologie
Answer: Het deel van wetenschap dat zich bezighoudt met de aard, totstandkoming en de mogelijke behandeling en preventie van mentale stoornissen.
2.
Mentale stoornis
Answer: Een patroon van gedachten, gevoelens en gedrag dat leidt tot persoonlijk lijden en gepaard gaat met een significante daling in het maatschappelijk functioneren.
3.
Diathese stress model
Answer: De kans op een mentale stoornis wordt bepaald door de kwetsbaarheid (diathese) van de persoon en de mate van stress in de omgeving.
4.
Demonologische perspectief
Answer: Bezetenheid van de geest.
5.
Diagnostic en Statistical Manuel of Mental Disorders
(DSV-V)
Answer: Een classificatie psychopathologie gids wat probeert betrouwbare beschrijvingen te geven van types en patronen van abnormaal gedrag.
Flashcards begrippen H10 therapieen (fundamenten van de psychologie)
Flashcards22 Flashcards
$3.230 sales
Flashcards22 Flashcards
$3.230 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Psychiaters
Answer: Medici die een aanvullende opleiding hebben gevolgd.
2.
Klinische psychologen
Answer: Universitair masterdiploma in de psychologie en postuniversitaire therapieopleiding.
3.
Psychiatrische verpleegkundigen
Answer: Verpleegkundigen die tijdens hun opleiding gespecialiseerd hebben in het behandelen van mentale stoornissen.
4.
Biologische therapie
Answer: Men probeert aan de hand van medicijnen, gedrag, emoties en cognities te beïnvloeden. Vaak werkt het medicijn al door het placebo- effect (de pil bevat geen werkzame stoffen, maar het effect wordt wel ervaren).
5.
Psychologische benadering
Answer: Problemen oplossen door er over te praten, toepassen van leerprincipes en gebruik maken van emotionele expressies.
Content preview
Samenvatting fundamenten van de psychologie
Naam: Anke Meijer
Vak: Fundamenten van de
FUNDAMENTEN Boek:
psychologie
Fundamenten van de
van de PSYCHOLGIE Psychologie
(Marc Brysbaert)
Semester: Toegepaste Psychologie
Vestiging: Hogeschool Utrecht
Datum: 14 november 2019
, 1. Wat is psychologie?
‘’Psychologie is een wetenschap waarbij het gedrag en de geest van de mens bestudeerd
wordt.’’ De gedragsevidentie wordt gebruikt om de interne processen die aan dat gedrag
liggen te verklaren.
De psychologie kon niet ontstaan zolang men er van uit ging dat de mens niet onderworpen
was aan aardse wetmatigheden.
De wortels van de psychologie
Jaren voor Christus begon het allemaal toen de Griekse Filosofen Plato (428-347 v.C.) en
Aristoteles (384-322 v.C.) de eerste invloedrijke geschriften over het functioneren van de
mens schreven. Zij stelden zich vragen over het universum en de rol van de mens hierin.
Plato Aristoteles
Hij maakte een onderscheid tussen Hij richtte meer belang aan de
de ware, onzichtbare wereld van observaties dan Plato. Om echte
onveranderlijke, ideale vormen en de kennis te hebben diende men uit te
zichtbare, veranderlijke wereld gaan van onwrikbare uitgangspunten.
rondom ons, die een onvolmaakte Deze werden door de mens intuïtief
afspiegeling van de echte wereld is. als zelfevidentie herkend.
De menselijke ziel is een deel van de Het herkennen werd ‘demonstratie’
ware en ideale wereld; zij woont genoemd.
tijdelijk in het lichaam en keert na de VB: demonstratie aarde en water
dood terug in de kosmos. streefde naar het centrum van de
De ziel had kennis van deze ideale wereld en lucht en vuur streefde naar
wereld. Observatie was minder van de maan. Voorwerpen bewegen niet
belang, gezien deze alleen wist over spontaan, hier was dus een drijvende
de zichtbare wereld. kracht voor nodig.
Het toenemende belang van de WETENSCHAP in de westerse maatschappij (Copernicus,
Galilei en Newton) en de ontwikkelingen binnen de FILOSOFIE (Descartes; empirisme) en de
BIOLOGIE (Darwin) effende het pad voor de PSYCHOLOGIE.
De wetenschappelijke revolutie
Nicolaus Copernicus (1473-1543) verspreidde als eerste in 1514 onder vrienden een
handgeschreven tekst, waarin hij de hypothese opperde dat de bewegingen in het heelal
beter te begrijpen vielen wanneer men uitging van de veronderstelling dat niet alle
hemellichamen rond de aarde draaiden. Maar dat de aarde rond de zon draaide.
è Copernicus: uitvinder van het feit dat de aarde niet het centrum van het heelal is.
(Copernicaanse revolutie)
Anke Meijer – Fundamenten van de psychologie 2
, Galileo Galilei (1514-1642) publiceerde in 1632 een boek waarin hij de theorieën van
Copernicus verdedigde en met een reeks nieuwe observaties onderbouwde. Dit werd
mogelijk door de uitvinding van de telescoop.
è Galilei: theorie Copernicus verder uitgewerkt in een boek.
Isaac Newton (1643-1727) werkte de inzichten van Galilei verder uit. Hij beschreef de
bewegingen van de planeten rond de zon met relatief eenvoudige wiskunde formules.
è Newton: wetten van Newton worden beschouwd als begin van natuurwetenschappen.
De evolutietheorie
Charles Darwin (1809-1882): bedenker van de theorie dat levende wezens het resultaat zijn
van een aanpassingsproces aan veranderende omstandigheden. Boek: origin of the species.
Ontwikkelingen filosofie
René Descartes (1596-1650): dualisme, rationalisme, nativisme en een mechanische kijk op de
wereld. Hij bestudeerde de theorieën van de Griekse filosofen.
Volgende Descartes was het universum een complexe machine die op basis van aangeboren
kennis (nativisme) en de menselijke reden (rationalisme) begrepen en door wiskundige
formules beschreven konden worden. Het menselijke lichaam was deel van de machine (het
universum), maar dit gold niet voor de menselijke geest. Deze stond namelijk los van het
lichaam en de natuurwetten (dualisme).
è Nativisme: de menselijke geest beschikt over aangeboren kennis
è Rationalisme: kennis en waarheid kunnen alleen verkregen worden door middel van
rede. De werkelijkheid is opgebouwd vanuit een logische structuur, waardoor de
waarheid door het verstand kan worden vastgesteld.
è Dualisme: Stelt dat de mensen uit onafhankelijke elementen bestaat. Namelijk een
lichaam en een geest (vrije wil) niet gebonden natuur en kern menselijk denken.
Empirisme in plaats van rationalisme
John Locke (1632-1704) was van mening dat alle menselijke kennis uit ervaringen met externe,
voelbare voorwerpen voort kwam en niet door aangeboren kennis.
è Empirisme: kennis komt voort uit zintuigelijke ervaringen die met elkaar geassocieerd
worden.
Anke Meijer – Fundamenten van de psychologie 3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studerenmetaatje. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.