Chapter 29: Challenging the Postwar Order
De Tweede Vaticaanse Concilie werd tussen 1962 en 1965 bijeen geroepen om een aantal significante
hervormingen toe te passen binnen de kerk. Bijvoorbeeld het Latijn vervangen met de regionale talen om
modern over te komen en het teruglopende bezoekersaantal (door de consumentencultuur) tegen te gaan.
In de jaren ’60 kwam er een countercultuur op die het sociale- en politieke status quo uitdaagden. Denk hierbij
aan de educatiemogelijkheden en de status van de zwarte mens is Amerika.
Het Nieuwe Links stelt dat de Sovjet-Unie het socialisme en Marxisme had misbruikt om er een autoritaire,
totalitaire staat te maken, maar de kapitalistische wereld met hun ongelijkheid was niet veel beter. Zij streefden
daarom naar een middenweg tussen de weg.
De NAVO en de Sovjet Unie zagen beiden het nut in van co-existentie. In de jaren ’60 ontstaan er echter
wederom spanningen:
Met de introductie van langeafstandsraketten verhevigde de wapenwedloop.
Er vinden de meest ernstige confrontaties tussen de Sovjet Unie en de VS plaats van de hele oorlog:
Mislukte invasie in Cuba (Varkensbaai, 1961).
Bouw van de Berlijnse Muur in 1961.
De Cubacrisis van 1962, ofschoon het dieptepunt van de Koude Oorlog.
De VS raken steeds meer betrokken bij het conflict tussen het communistische Noord-Vietnam en het
niet-communistische Zuid-Vietnam, resulterend in de Vietnamoorlog, welke duurt van 1965 t/m 1973.
In 1968 wordt de Praagse Lente met harde hand onderdrukt door de Russen, dat stelt het recht te
hebben in ieder land het communisme/socialisme te verdedigen tegen interne of externe invloeden en
het herstel van een kapitalistisch regime tegen te gaan. De zogeheten Brezjnev-doctrine.
De spanningen nemen af (détente) onder het presidentschap van Richard Nixon (1969-1974). Ondanks de
intensivering van de Vietnamoorlog, werd de Containment politiek versoepeld en streefde hij naar
blijvende ontspanningen in de Koude Oorlog. Deze toenadering blijkt uit:
De VS bieden de Sovjet Unie economische hulp (de wapenwedloop kost de Russen veel) in ruil
voor politieke medewerking in internationale kwesties.
Toenadering tussen de VS en China vanaf 1972.
Het Salt I-verdrag uit 1972, wat resulteert in de bevriezing aantal lanceerinrichtingen van
langeafstandsraketten. Dit wordt samen met Brezjnev en Mao Zedong getekend.
De Helsinki-akkoorden uit 1975 over de veiligheid en samenwerking in Europa:
Erkenning van de naoorlogse grenzen.
Grotere wetenschappelijke en economische samenwerking, met meer toeristische en
culturele uitwikkeling, ten behoeve van de Europese veiligheid en samenwerking.
Verklaring over de politieke en religieuze rechten van de mens (bv: Charta ’77 in
Tsjechoslowakije onder toekomstig president Václav Havel. Zij leveren kritiek op het feit
dat de Helsinki-akkoorden niet worden nageleefd).
o De Sovjet Unie beschermt zichzelf via een toevoeging: een niet-inmenging in
binnenlandse aangelegenheden en het recht van iedere natie om haar eigen
politiek en sociaaleconomisch systeem te kiezen.
Nixon wordt opgevolgd door Jimmy Carter (1977-1981).
Hij levert kritiek op de mensenrechtensituatie in de Sovjet Unie, tot ergernis van laatstgenoemde.
De militaire en nucleaire kracht van beiden neemt weer toe.
Desalniettemin leken spanningen af te nemen via het Salt II-verdrag uit 1979, maar dit werd niet
geratificeerd toen de Russen Afghanistan (79) binnenvielen om het pro-Sovjetregime te steunen.
Carters opvolger, Ronald Reagan (1981-1988), houdt vast aan de harde lijn van de Koude Oorlog.
Hij schildert de Sovjet Unie af als the evil empire.
Hij verleent steun aan alle anticommunisten, waaronder in Afghanistan en Nicaragua.
Het anticommunisme is belangrijker dan het democratisch criterium.
Tevens doet hij alles eraan om de Russen uit het Midden-Oosten te houden.
, Langeafstandsrakketten werden alsmaar meer belangrijk in de wapenwedloop en ook andere landen
gingen eraan meedoen, zoals het VK, Frankrijk, China en India. De dreiging moest een evenwicht in stand
houden, het MAD (Mutually Assured Destruction). Gebruik ervan betekende de eigen ondergang.
De wapenwedloop ging zo ver dat de twee elkaar meermaals konden vernietigen: overkill. Fouten of
communicatiestoornissen zouden fataal kunnen zijn, wat resulteert in de hotline tussen het Witte Huis en
het Kremlin in 1963 (na de Cubacrisis). Begin jaren ’80 is er nog geen oplossing voor de wedloop.
Veranderingen in het economisch beleid na de Tweede Wereldoorlog:
Na de Tweede Wereldoorlog waren er in veel Europese landen verzorgingsstaten ontstaan.
Door de crisis en daaropvolgende recessie, werd hier door verschillende Europese leiders, conservatief
van aard, afbraak aan gedaan (bijvoorbeeld de Britse premier Margaret Thatcher sinds 1979).
De Britse economie zat nog wel in de grootste recessie van alle Europese landen. De inflatie
bereikte maar liefst een percentage van 27%.
Thatcher maakte van het VK weer een machtig, economisch stabiel land. Ze verlaagde uitgaven
aan gezondheidszorg, educatie en huisvestiging, verlaagde belastingen en privatiseerde.
Toen echter de Britse economische groei begon af te zwakken rond 1990, trof ze fiscale
maatregelingen die haar val betekenden. Vanaf toen nam de Labour Partij (onder het mom van
New Labour) het stokje weer over van de Conservatieven.
De ideeën die door Reagan en Thatcher voorgedragen werden, heten het nieuwe conservatisme.
Aan het idee van een Keynesiaanse economie werd vanaf nu getwijfeld.
Terwijl het VK onder Thatcher naar rechts leunde, veerde Frankrijk onder Mitterrand naar links. Hij was
vrijwel nog de enige Europese leider die in een Keynesiaanse economie geloofde. Al snel merkte hij dat
het socialisme niet werkte en veranderde compleet van koers.
De term cohabitatie kwam op, nadat Mitterrand aan populariteit verloor bij de verkiezingen. Dit
betekent dat de president die nipt gekozen is moet samenwerken met een premier die de
meerderheidsoppositie vertegenwoordigd.
Opkomst van christen- en sociaaldemocraten in West-Europese landen. Naast Mitterrand in Frankrijk
bijvoorbeeld ook Helmut Schmidt in West-Duitsland, Felipe Gonzalez in Spanje en Bettino Crazi in Italië.
“One nation and two states” – Uitspraak van Willy Brandt, refererend naar het feit dat het Duitse
volk één natie is, maar verdeeld leeft in Oost- en West-Duitsland.
Het verloop van de Vietnamoorlog (1965 – 1973):
Dwight D. Eisenhower (1953 – 1961) weigerde de Geneveakkoorden te erkennen waarmee Vietnam zou
worden opgedeeld in het communistisch- en kapitalistisch deel.
Eisenhower zou eveneens militaire steun leveren aan Zuid-Vietnam om de guerrillabewegingen, gesteund
door het noorden, te counteren. John F. Kennedy (1961 – 1963) zou deze steun vergroten.
Lyndon B. Johnson (1963 – 1969) zou zelfs militairen sturen naar Zuid-Vietnam tegen de guerrilla’s. Onder
zijn leiding zouden zelfs het noorden gebombardeerd worden.
De publieke opinie keerde zich tegen de oorlog, welke niet snel leek te gaan eindigen zoals eerst beweerd
werd, getuige het Tet Offensief van de Vietcong waarbij het noorden trachtte steden van het zuiden te
veroveren.
Johnson zou zich niet (her)verkiesbaar stellen en Richard Nixon (1969 – 1974) wilde langzaam de
Amerikaanse troepen terugtrekken uit Vietnam en opende vredesgesprekken met het noorden. In 1973
werd vrede bereikt en trokken de Amerikanen weg.
In 1974 viel het noorden opnieuw het zuiden binnen, maar de Amerikanen weigerde nu hulp aan het
zuiden. In 1975 moest Zuid-Vietnam gedwongen unificatie met het communistische noorden accepteren.
In de jaren ’60 kwam er meer openheid in het Oostblok. Mensen mochten kleine, eigen bedrijfjes runnen en veel
boeken mochten worden uitgegeven. Ook al stond er in deze kritiek op de politiek, zolang het communisme niet
bekritiseerd werd, werd het toegestaan. Tevens kwam samizdat literatuur op, wat een vorm van underground
literatuur was, waarin wel kritiek op het communisme in stond.
Ostpolitik – West-Duitse pogingen om diplomatieke relaties te verbeteren met het Oost-Duitsland in de jaren ’70
gebaseerd op het beleid van détente.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Geoguy. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.