McKay + hoorcolleges Samenvatting AGC deeltentamen I + II.
Early Modern History Summary - Erasmus University HISTORY YR1
All for this textbook (2)
Written for
Fontys Hogeschool (Fontys)
Lerarenopleiding aardrijkskunde
Geschiedenis 1
All documents for this subject (8)
9
reviews
By: levi010 • 1 year ago
By: sylvestrejovereem59 • 1 year ago
Pima
By: thijs2003debree • 2 year ago
By: demitimmer • 2 year ago
By: lennvanpijkeren • 3 year ago
By: merlekrutzen • 3 year ago
Translated by Google
Some spelling errors but siper
By: vidjayaandekerk • 4 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
Geoguy
Reviews received
Content preview
Chapter 12: European Society in the Age of the Renaissance
Terwijl Noord-Europa verstrengeld was in de Honderdjarige Oorlog, bloeide er een nieuwe cultuur op in Zuid-
Europa.
Hieraan wordt het label van de renaissance gekoppeld. Dit is echter géén tijdvak, maar een stroming!
Ontstaat ten gevolgen van economische en politieke ontwikkelingen in Noord-Italiaanse stadstaten.
Geld werd gebruikt voor het systeem van de patronaat, waarbij aan kunstenaars geld gegeven werd om
specifieke werken en stijlen te gaan produceren. Via deze wijze raakte hun economieën, culturen en
politiek verbonden.
Het woord renaissance werd voor het eerst gebruikt door de schrijver Giorgio Vasari.
De stadsstaten van Noord-Italië:
De belangrijkste stadstaten van Noord-Italië tijdens de renaissance:
Venetië.
Genua.
Milaan.
Florence (en tevens de geboorteplek van de renaissance).
Kende een sterk bankiersysteem, met banken in Noord-Europa- en Noord-Afrika. Geld dat
via deze banken gewonnen werd, werd geïnvesteerd in de wolindustrie in eigen land.
Deze economische groei resulteerde in meer luxe en minder lasten.
Zelfs enorme crisissen, zoals de zwarte dood of de Engelse koning Edward III die zijn
leningen bij de banken verwierp, wisten de Florentijnse macht niet te minderen.
De stadstaten waren communes, wat betekent dat ze bestonden uit vrije mannen die verbonden waren
in gildes, en wie zochten naar economische onafhankelijkheid van de rijke adel
De rijke adel vestigde zich wel in deze stadstaten en de mannen trouwden met de dochters van de
rijke handelaren.
Deze fusie zorgde voor een oligarchie.
Vanwege de rivaliteit tussen de families in de oligarchie, waren de staten vaak politiek onstabiel.
Toegang tot de communes werd door de elite sterk beperkt door onevenredige kwalificaties waaraan
voldaan moest worden. Mensen die hierbuiten vielen, de popolo, moesten veel belasting betalen en
ervaarden weinig voordelen.
De popolo kwamen met de tijd in opstand om republieken te maken van de stadstaten. Omdat er geen
civiele orde aan de macht kwam, konden de oligarchen hun macht terugkrijgen.
Vanaf nu hadden ze ook een leger, met aan het hoofd een condottieri.
De stadstaten waren nu signori, waar het leiderschap werd overdragen van vader op zoon.
De signori werden in de 15e en 16e eeuw door de oligarchen getransformeerd in een hof. Dit waren grote
huishoudens/paleizen waarin de signori en andere rijke handelaren leefden (en kunst verheerlijkten).
De Italianen waren erg op de stad gericht, wat een unificatie belemmerde.
Er bestonden vijf grote staten:
Venetië was een republiek, bestuurd door rijke oligarchen.
Milaan was een republiek waar de condottieri een signori stichtte onder de Sforza familie.
Florence bestond uit verschillende raden, maar werd achter de schermen vanaf 1434 bestuurd
door de rijke bankiersfamilie Medici. Florence zou veranderen in het groothertogdom Toscane in
1569 en de Medici zouden regeren tot 1737.
Aan het eind van de 15e eeuw zou Florence, samen met Napels, besluiten om Milaan onder
hen tweeën te verdelen. Milaan riep de hulp in van de Franse koning Karel VII die Italië in
1494 zou binnenvallen.
De Medici familie zou in deze tijd kort vervangen worden door de Savonarola familie.
De Pauselijke Staat.
Napels, dat via een persoonlijke unie verbonden was met Aragon.
Dreigden één van de landen een te grote macht te krijgen, verenigden de anderen zich. Dit leidde tot het
ontstaan van ambassades van één land in alle anderen.
, De inval van Frankrijk, leidde ertoe dat Noord-Italië het strijdtoneel zou worden van de Habsburg-Valois
oorlogen tussen het Heilig Romeinse Rijk en Frankrijk.
Deze oorlogen komen voort uit het idee van de Franse koning Lodewijk XII om in 1508 Venetië te
plunderen. De paus, Leo X, vindt dat de Fransen te machtig worden en schakelt de hulp van de
Spanjaarden en het Heilig Romeinse Rijk in, in 1521.
Het feit dat de Italiaanse stadstaten zich niet konden unificeren, leidde ertoe dat zij lange tijd
onderworpen zouden worden aan vreemde mogendheden (tot de hereniging in 1870).
Het humanisme:
Een reeks van studies, bedacht door de Italianen, dat de noodzaak van de Latijnse en Griekse literatuur
benadrukt met als doel de menselijke natuur te begrijpen.
Dit werd bedacht door Francesco Petrarch. Hij kwam ook met een driedeling in de geschiedenis, namelijk
die van antiek/klassiek, middeleeuws en modern.
Het onderwijs was volgens humanisten niet gereserveerd voor de elite, maar toegankelijk voor iedereen.
Doch werden veel vrouwen uitgesloten, daar hun rol in het huishouden werd gezien.
Humanisten uit de renaissance waren vaak Christelijk, maar keken anders naar de teksten:
Ze waren sceptisch en kritisch.
Zij namen niet alles klakkeloos over, zoals hun voorgangers in de Middeleeuwen dat deden.
Mannen en vrouwen waren wél naar het evenbeeld van Adam en Eva gemaakt.
Sommige mensen beschikten volgens humanisten over virtù: de kracht om de wereld naar eigen wens te
veranderen.
Wat betreft de politieke gedachte van humanisten:
Zij stelden dat een geëduceerd iemand aan de macht hoorde te staan, ongeacht de bestuursvorm:
burgerlijk humanisme.
De meest bekende in dit straatje was Niccolò Machiavelli, die na de Franse invasie in Florence aan
de macht kwam, en later weer afgezet zou worden nadat de Medici weer de macht grepen.
Een leider zou moeten beschikken over virtù. Tevens moest hij meer bevreesd dan geliefd zijn,
maar ook weer niet gehaat.
Een goede regering functioneert op gerechtigheid, wetten en orde.
Mensen uit het noorden en zuiden van Europa zagen het humanisme als een manier waarop er
verandering kon plaatsvinden in het geloof: het Christelijk humanisme.
Bijvoorbeeld de combinatie van de klassieke waarden van geduld en kalmte met de Christelijke
deugden van liefde, geloof en hoop.
Bekende voorbeelden zijn Thomas More (Utopia) en Desiderius Erasmus.
Petrarch en Erasmus hadden veel gelijke ideeën, maar hun impact was verschillend. Dit komt door de
mogelijkheden qua technologie, en met name de drukpers:
De drukpers werd gecreëerd door Johann Gutenberg in Duitsland rond 1440.
De toenemende mate aan de beschikbaarheid van papier leverde ook een bijdrage aan de opmars.
Kerken en regeringen gebruikten, maar maakten zich ook zorgen, over de drukpers. Ze gebruikten het
voor propaganda, oorlogsverklaringen en manifesten terwijl ze zich zorgen maakten over de verspreiding
van boeken die strijkten met hun zienswijzen. Deze boeken werden dan ook verboden (zonder succes).
Secularisering is de verwereldlijking, in tegenstelling tot de vergeestelijking.
Kwam op ten gevolge van de toenemende welvaart in Italië.
Er was sprake van een sociale en intellectuele verandering van de normen en waarden.
De kerk deed weinig om het tegen te gaan, daar zij zelf ook bezig waren met materialistische belangen.
Immers wilden pausen ook laten zien hoe mooi hun Rome was door middel van kunstenaars.
Het religieuze aspect bleef aanwezig, maar was niet langer meer het middelpunt van het leven.
,Middeleeuwen Renaissance
Vergeet niet dat het leven op aarde tijdelijk is (gedenk Pluk de dag (geniet van het leven).
te sterven).
Hemel centraal. Aarde centraal.
Kerk en geloof. Godsdienst verliest haar grip op de maatschappij.
Vertrouwen op traditie en gezag van de kerk (collectief Open voor verandering en vertrouwen op de eigen
denken voor het gemeenschappelijk belang). krachten/verstand.
De waarde en het belang van kunst gedurende de renaissance:
Door de toenemende welvaart (in de Middeleeuwen ging alles op aan oorlogsvoering), wilden leiders in
Italië dit ook laten zien. Dit deden zij door kunstenaars in te huren om paleizen te bouwen of schilderijen
te laten maken.
Voor de renaissance hadden schilderijen educatieve of religieuze boodschappen. In de renaissance was
dit niet langer meer noodzakelijk, en kwamen concepten als portretten (eventueel zelfs afgebeeld als
God), landschappen en heroïsche daden op om opdrachtgevers glorie toe te bedelen.
Michelangelo schilderde tussen 1508 en 1512 de Sixtijnse kapel om de pauselijke macht te laten zien.
De kunst was veelal weggelegd voor de rijkere mensen. Ook kunstenaars zelf stammen vaak uit families
met veel geld (Michelangelo en Da Vinci daargelaten). Het gewone volk kreeg er amper iets van mee.
Sociale hiërarchieën ten tijde van de renaissance:
Ras en slavernij:
Ras betekende in deze zin niet zozeer uiterlijke kenmerken, maar werd wisselbaar gebruikt met
woorden als natie of volk. Tevens kon je het ook gebruiken als “het ras van geleerde mannen”.
Sinds de Romeinse Republiek leefden er al zwarte slaven in Italië en ook in de vele eeuwen erna
bleven deze geïmporteerd worden door Moslim- en Christelijke handelaren.
Lokale Afrikaanse leiders beschermden hun volk niet en verkochten ze vaak aan de Portugezen,
wie in de 15e eeuw de voornaamste importeur was naar Europa.
Slaven werden vaak ook gezien als joker en entertainment, niet alleen als huishoudelijke knecht.
Afrika was voor Europeanen onbekend terrein. Zij zagen het als barbaars, geïsoleerd gebied.
Derhalve konden de Christelijke Europeanen de levens van de Afrikanen alleen maar verbeteren.
Rijkdom en adeldom:
Voor de vijftiende eeuw was er vooral sprake van een hiërarchie bestaande uit edelen en het
ordinaire volk.
Met de tijd zou rijkdom (denk aan handelaren die oligarchen worden) een belangrijke factor
worden om een hiërarchie op te baseren. Deze nieuwe indeling was dynamischer. Individuen
konden reizen en vallen binnen één enkele generatie.
De adeldom verloor echter niet haar status!
Geslacht:
Aan het eind van de 14e eeuw kwam het debat over vrouwen (querelle des femmes) op, waarbij
gediscussieerd werd over de rol van vrouwen in de samenleving.
Voorheen hadden vrouwen slechts een rol binnenshuis in het huishouden. Sommige opperden dat
dit veranderde, maar andere bepleiten dat deze rol in stand bleef (zowel geestelijken als
seculieren).
Het debat gold ook voor het vrouwelijk leiderschap van een land. Ondanks dat de algemene
aanname was dat vrouwen hier ongeschikt voor waren, heerste toch Elizabeth I over Engeland.
Vrouwen werden beschouwd als ‘getrouwd’ of ‘moet nog trouwen’.
Elitaire vrouwen waren relatief gezien minder machtig dan vrouwen uit het gewone volk. Elitaire
vrouwen waren puur en alleen voor het huidhosouden, kinderen en voor de verzorging van de
echtgenoot. Via het huishouden moesten zij laten zien hoe welvarend haar man was. Dit terwijl
vrouwen van het gewone volk soms zelf ook werkten (wel tegen een minder loon dat mannen).
Politiek en staat in West-Europa:
Frankrijk –
, De plaag en de Honderdjarige Oorlog hebben Frankrijk geruïneerd achtergelaten.
Karel VII was koning geworden en moest een herstel van de monarchie laten gebeuren.
In 1453 had Frankrijk al haar land op de Engelsen terugveroverd, met de uitzondering van Calais.
Karel VII zorgde voor inkomsten in de staatskas door middel van belastingen op bepaalde
producten en op stukken grond, wat tot de revolutie in 1789 de voornaamste inkomstbron bleef.
Zijn zoon, Lodewijk XI (1461 – 1483), zou autonomiedrang in rurale gebieden doen verminderen
via een sterk leger, alsook Boergondië innemen in 1477.
Door de dood van de laatste koning van Anjou zouden ook Bar, Provence, Maine en Anjou
onder Frankrijk komen te vallen.
Twee verdere ontwikkelingen zouden de Franse monarchie versterken:
Het huwelijk tussen Lodewijk XII (1498 – 1515) en Anne van Brittannië zou ervoor zorgen
dat ook laatstgenoemde Frans grondgebied zou worden.
François I komt met paus Leo X tot het concordaat van Bologna in 1516, wat inhoud dat de
paus het eerste jaar geld krijgt van nieuw aangestelde bisschoppen, maar dat Frankrijk wel
deze bisschoppen mocht aanstellen. Dit zorgde ervoor dat Frankrijk volledig zeggenschap
kreeg over het beleid van de Franse kerk.
Engeland –
Tussen 1455 en 1471 streden de leiders van het huis van York en het huis van Lancaster om wie de
kroon had in de rozenoorlog.
Henry VI (1422 – 1461) zorgde voor een absoluut dieptepunt in de autoriteit van de monarchie en
het was aan zijn opvolger Edward IV (1461 – 1483) om dit te herstellen. Dit lukt enigszins door het
huis van Lancaster te verslaan.
Ook de opvolgers hierna, Richard III (1483 – 1485) en Henry VII (1485 – 1509) – huis van Tudor –,
hadden de taak de autoriteit van de monarchie te herstellen. Zij vermeden dure oorlogen,
waardoor de kroon niet afhankelijk was van het parlement voor geld.
Henry VII wantrouwde de adel, en slechts een enkele lord behoorde tot zijn adviseurs.
Spanje –
In tegenstelling tot Engeland en Frankrijk, welke al in de Middeleeuwen unificeerde, bestond
Spanje uit de twee kernstaten Castilië en Aragon, en de kleine landen Navarra, Portugal en
Granada.
De reconquista was gaande en op Granada na was alles door het Christendom teruggewonnen.
Diplomatiek, niet administratief, verenigde Castilië en Aragon zich in 1469 met het huwelijk tussen
Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië. Samen zouden ze in 1492 de reconquista
beëindigen met de verovering van Granada en Navarra innemen in 1512.
Omdat er een Spaanse paus was, mochten zij eigen bisschoppen aanstellen, net als Frankrijk.
Ook zij wisten de aristocratie redelijk weg te houden door weinig mensen van adel als adviseurs
en vertrouwelingen aan te stellen.
Veel Joden waren naar Spanje gevlucht naar verbannen te zijn uit Frankrijk en Engeland. Er
heerste echter veel antisemitisme, waardoor velen zich bekeerden. Nieuw bekeerde Joden, alsook
Moslims, noemt men Nieuwe Christenen. Zij waren meestal geëduceerd en welvarend.
Er bestond echter veel wantrouwen. Ook bij koningin Isabelle. De kerk wantrouwde de
oprechtheid van hun bekering. Met toestemming van paus Sixtus IV begon zij de inquisitie.
In navolging van Frankrijk en Engeland zou ook Spanje in 1492 de joden dwingen weg te
gaan uit hun land of zich te bekeren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Geoguy. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.40. You're not tied to anything after your purchase.