100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting McKay H1 t/m H30 $7.51
Add to cart

Summary

Samenvatting McKay H1 t/m H30

1 review
 102 views  11 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 30 van het boek "History of the Western Society" van McKay. Dit is het héle boek.

Preview 4 out of 181  pages

  • Yes
  • November 14, 2019
  • 181
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: pancakes • 2 year ago

avatar-seller
Chapter 1: Origins
Een beschaving is een grootschalig systeem van politieke, economische en sociale instituties/organisaties voor
en door mensen gecreëerd. Deze kennen steden, wetten, staten en veelal geschriften.

Onderscheid in tijden gedurende de oudheid:
 Paleolithicum – Ofschoon oude steentijd. Gedurende welke de mens steen, bot en andere natuurlijke
producten gebruikten om gereedschappen gebruikten, en voedsel verzamelden door te foerageren.
 Tijd van de hominidae, welke tot homo sapiens evolueerden zo’n 200.000 jaar geleden.
 Verzamelen werd nog niet gedaan, daar dit niet productief was voor deze samenlevingen.
 Neolithicum – Ofschoon nieuwe steentijd. Met beginnende agriculturele productiviteit en de
domesticatie van dieren. Deze overgang vond over het algemeen plaats rond 9000 B.C.E.
 Ving aan in de regio van de vruchtbare sikkel nadat de aarde een warmere periode inging.
 De domesticatie van dieren, zoals schapen en geiten, leidde tot het ontstaan van een samenleving
gebaseerd op pastoralisme (min of meer nomadisch).
 Overvloedig voedsel moest worden opgeslagen, wat ruimte bood voor mensen om zich te
specialiseren in bijvoorbeeld het maken van potten en manden. Dit leidde tot een ruilcultuur.
 In deze tijd, als gevolg van het voorgaande, ontstonden sociale hiërarchieën tussen arm en rijk, of
macht. Deze hiërarchieën ontstonden als gevolg van de regels die moesten komen in de steeds
groter wordende samenlevingen. Over de regels diende bepaalde mensen te waken.
 Mannen deden veelal het zware werk buitenshuis. Hierdoor konden zij een leiderschapsrol op zich
nemen. Hierdoor ontstonden patriarchaten, welke geleid werden door oudere mannen die
voornamelijk afkomstig waren uit elitegroeperingen.
 Bronstijd – Begon ongeveer rond 3000 B.C.E en duurde tot ongeveer 800 à 300 B.C.E.
 Met de tijd ontstonden er relaties over grotere afstanden en werd en veel geruild. Een van deze
producten was koper, dat gebruikt werd voor sieraden en gereedschappen.
 Koper komt van nature voor gemixt met andere materialen, maar met de tijd kwam men erachter
dat door hen te laten smelten, het gescheden kon worden. Pure koper is echter zacht en derhalve
niet heel geschikt, maar door er een legering van te maken met zink of tin werd dit wel weer hard.
Deze legering heet brons.
 Kennis over weer en seizoenen kwamen in deze periode op. Hierdoor ontstonden kalenders.
 Gaat gepaard met de opkomst van het polytheïsme: het aanbidden van meerdere
goden/godinnen voor verschillende noodzaken. Bijvoorbeeld vruchtbaarheid, landbouw, de zon,
de lucht, het vee, ed. Ook deze goden kregen een hiërarchie.
 IJzertijd – Zie hoofdstuk 2.

Samenlevingen in Mesopotamië (het gebied tussen de rivieren van de Eufraat en de Tigris):
 Maakt deel uit van de vruchtbare sikkel, ofschoon de vruchtbare halve maan.
 Bestond voorheen uit kleinere beschavingen, maar nadat deze gingen groeien ontstond hier uiteindelijk
rond 3800 B.C.E de eerste stad: Uruk. Deze stad ontstond in Soemer (Soemeriërs), het zuidelijke,
stroomafwaarts gelegen deel van Mesopotamië.
 Regio’s kin Mesopotamië van noord naar zuid langs de rivieren:
 Assyrië.
 Akkadië.
 Soemer.
 Hier vindt men de oorsprong van de ideeën van irrigatielandbouw.
 Na Uruk zouden meerdere grotere steden volgen in de regio van Soemer. Vaak was dit een gevolg van
overbevolking, waardoor sommige leden uit de stad elders een ‘kolonie’ stichtten om de moederstad van
bepaalde materialen te voorzien. Met de tijd werden ze apart.
 Lagash.  Akkad.
 Nippur.  Babylon.
 Ur.  Umma.
 Steden hadden vaak een tempel centraal staan in de stad, een zogeheten ziggoerat.

,  Met de tijd werden de steden gefortificeerd en kregen ze muren, wat duidt op onderlinge competitie
tussen de steden. Bijvoorbeeld disputen over water.
 De mensen in Soemer kwamen tevens gedurende deze tijd met het eerste vorm van een schrift, namelijk
het spijkerschrift. Verhalen over goden, helden en koningen werden voor het eerst geschreven en
samengevat in een boek genaamd de Gilgamesj-epos, vernoemd naar een koning van Uruk.
 Goden uit Soemer:
 Enlil – Oppergod van Uruk.
 Inanna – God van de liefde en seksualiteit.
 Tiamat – Oergod van de zee.
 Marduk – Oppergod van de Babyloniërs.
 Shamash – God van recht in Babylon.

Rijken in Mesopotamië:
 Lugalzagesi –
 Kwam van de stad Umma en veroverde verschillende steden in Soemer, waaronder uiteindelijk
ook Uruk. Daarmee was het eerste rijk geboren.
 Akkadische Rijk –
 Onder Sargon veroverde de Akkadiërs enkele Soemirische steden in 2331 B.C.E.
 Creëerde het eerste permanente leger ooit.
 Veroverde tevens noord-Syrië dat de broodmand werd van het Akkadische Rijk.
 Alleen de Amorieten (van oorsprong een nomadevolk) die zich in Babylon vestigden bleven
onafhankelijk ten aanzien van Akkadië.
 Zette zijn familieleden op de hoge posten in de veroverde steden. Zo werd zijn dochter Enheduana
de bewaker van de stad Ur. De koningen van Ur, beter bekend als de Derde Dynastie van Ur,
zouden tevens een groot rijken creëren in Mesopotamië. Door bevolkingsinfiltraties van de
Amorieten zou ook dit echter weer verdwijnen.
 De dynastie van Sargon heeft grofweg 150 jaar over het gebied geheerst.
 Dreef handel met mensen en staten van Anatolië tot aan de Indus Vallei in India.
 Babylonische Rijk –
 Vestigden een rijk onder Hammurabi (1792 – 1750 B.C.E.).
 Kwam met de Codex Hammurabi, een systeem van wetten en de handhaving daarvan. De hierin
vastgelegde wetten varieerden van water en voedsel tot huwelijk en overspel. Ook de rechten van
consumenten werden hierin vastgelegd. Tot in hoeverre de wetten van de codex daadwerkelijk
doorwerkten in de samenleving is discutabel.
 Rond 1600 B.C.E. zou dit Oud-Babylonische Rijk weer vallen door invallen van de Kassieten. Zij
zouden vier eeuwen heersen over Baylonië. De Babylonische cultuur bleef echter standhouden.

De drie seizoenen van Egypte (als beschreven door Herodotus):
 Akhet – Vloedtijd – Van juni tot oktober. Boeren helpen de farao bij bouwprojecten.
 Peret – Groeitijd – Van oktober tot februari.
 Shemu – Oogsttijd – Van februari tot juni.

Perioden uit de Egyptische oudheid:
 Archaïstisch – 3100 – 2660 B.C.E.
 Egypte wordt tot dan verdeeld tussen Opper Egypte (de Witte Kroon met hoofdstad Thebe) en
Neder Egypte (de Rode Kroon met hoofdstad Memphis), twee aparte koninkrijken, maar wordt
verenigd onder leiding van koning Narmer (ook wel Menes genoemd).
 Egypte was verdeeld in 42 nomoi (22 in Opper- en 20 in Neder-Egypte) met aan het hoofd
nomarchen die direct aangestuurd werden en verantwoording schuldig waren aan de koning en
zijn vizier. Zijn taken waren belasting heffen en arbeiders ronselen voor bouwprojecten.
 De Nijlvallei is veelal zelfvoorzienend. Andere producten worden verhandeld. Zo werd koper
bijvoorbeeld uit de Sinaï gehaald en hout uit Libanon.

 Oude Koninkrijk – 2660 – 2180 B.C.E. (boek Blois – 2600 B.C.E. – 2150 B.C.E.)

,  Constructie van de piramiden, zoals die van Cheops of die onder farao Snefroe.
 De koningen bouwden paleizen om hun grootsheid uit te stralen. Zo ontstond de mythe van een
kosmische harmonie en dat de koningen personificaties zouden zijn van goden (tezamen het
concept van ma’at genoemd). Deze koningen noemden zichzelf farao (letterlijk ‘groot huis’).
 De belangrijkste koning uit deze periode is Djoser (circa 2600 B.C.E.) uit de derde dynastie. Hij:
 Breidt het rijk uit tot het eerste cataract;
 “Ontgint” Sinaï voor koper en turkoois;
 Benoemt voor het eerst een vizier (Imhotep);
 Begint aan de bouw van de trappiramide van Sakkara (in plaats van de typische mastaba).
 Koningen ondernemen in deze periode veroverings- en plundertochten naar Palestina en Nubië en
onderhouden vreedzame contacten met Fenicië.
 Eerste tussenperiode – 2180 – 2080 B.C.E.
 Politieke verdeeldheid waarin verschillende regio’s onafhankelijkheid claimen. De gouwvorsten
(provinciehoofden weden té machtig). Mogelijk als gevolg van een gebrek aan overstromingen van
de Nijl en bijkomende hongersnoden.
 Opper- en Neder Egypte werden in deze tijd bestuurd door twee rivaliserende dynastieën.
 Midden Koninkrijk – 2080 – 1640 B.C.E. (boek Blois – 2000 B.C.E. – 1600 B.C.E.)
 Krijgsheren onder Mentoehotep II verenigen de twee delen van Egypte opnieuw.
 Koningen uit de twaalfde dynastie heten Amenemhat (I – IV) of Sesostris (I – III). Zij hanteren een
concept van co-regeringen.
 Breiden hun gebied uit richting Nubië in het hedendaagse Soedan.
 Ook de regio van de Levant werd regelmatig binnengevallen, maar kon niet blijvend onder
Egyptische controle gezet worden.
 De hoofdstad wordt van Thebes naar Fajoem verplaatst, aangezien daar de landbouw floreert ter
gevolgen van droogleggingen en indijkingen.
 Tweede tussenperiode – 1640 – 1570 B.C.E. (boek Blois – 1800 B.C.E. – 1550 B.C.E.)
 In deze periode vindt de Hyksos migratie plaats. De Hyksos is een bevolkingsgroep die zich vanuit
de vruchtbare sikkel in de Nijldelta vestigen, zoekende naar nieuwe vruchtbare landbouwgrond.
 De Hyksos werden later neergezet als een gewelddadige horde, maar in werkelijkheid vond
deze migratie vredig plaats.
 De Hyksos brachten de methoden van brons smeden naar Egypte, waardoor het land terecht
kwam in de bronstijd en het oorlogsvoering verbeterde door bronzen schilden en harnassen. Ook
strijdwagens werden door hen geïntroduceerd.
 Deze migratie ging gepaard met een machtsstrijd tussen verschillende elitaire families. De Hyksos
zelf zouden ook dynastieën aanleveren.
 Nieuwe Koninkrijk – 1570 – 1070 B.C.E. (boek Blois – 1550 B.C.E. – 1100 B.C.E.)
 Een nieuwe dynastie onder leiding van Kamose komt aan de macht en verjaagt de Hyksos uit de
Nijldelta. Tevens verovert deze dynastie de rest van Nubië en delen van de Kanaän. Dit vormde de
stichting van het Egyptische Rijk. Zijn opvolger Ahmose van de achttiende dynastie zette dit voort.
 Deze periode kende een enorme welvaartsgroei.
 Farao’s uit deze periode:
 Amenhotep I en Thoetmosis I en II breiden rijk uit tot Eufraat in Syrië en tot diep in Nubië.
 Hatsjepsoet I (1479 – 1458 B.C.E.) – Een van de weinige vrouwelijke leiders uit Egypte.
 Thoetmosis III (1479 – 1425 B.C.E.) – Bekend vanwege zijn veroveringstochten naar Nubië
(het Goudland) en Syrië (tot aan de Eufraat).
 Amenhotep III (1388 – 1350 B.C.E.) –
o Onderhield goede relaties met Mesopotamische heersers (zoals Babylon en
Mittáni) en arrangeerde zelfs huwelijken tussen familieleden. Tegelijkertijd groeit
de macht van de Hethieten in het noordelijk deel van de regio.
o Palestina, Fenicië en Syrië worden bestuurd door tribuutplichtige vazalvorsten en
gecontroleerd door Egyptische garnizoenen
o Ook in Nubië wordt de Egyptische macht verstevigd.
 Akhnaton (1351 – 1334 B.C.E.) – In eerste instantie Amenhotep IV genoemd –
o Zoon van Amenhotep III.

, o Kwam met nieuwe religieuze ideeën; zo verving hij Amon en Ra als zonnegoden
door Ate/Aton.
o Verschoof tevens de hoofdstad van Thebes naar Amarna (destijds Achet-Aton).
o Was getrouwd met Nefertiti die deze ideeën steunde. Ze sloegen echter niet aan bij
de bevolking en werden na zijn dood snel ongedaan gemaakt door priesters.
 Toetanchamon (1333 – 1323 B.C.E.) –
o Zoon van Akhnaton.
o Maakte de (religieuze) besluiten van zijn vader ongedaan.
o Trouwde met Anchesenamon, de dochter van Akhnaton en nefertiti (en dus zijn
eigen halfzus), maar stierf kinderloos waardoor er een nieuwe dynastie aan de
macht kwam. Anchesenamon zou na diens dood trouwens met zijn opvolger Eje.
o De werkelijke macht lag in handen van de ‘godsvader’ (priestertitel) Eje en generaal
Horemheb.
o Onder Eje vindt er onrust plaatst die later door Horemheb weer hersteld wordt. Hij
kiest voor een volledige terugkeer naar de oude tradities. Sterft zelf echter
eveneens kinderloos.
 Ramses II (1186 – 1155 B.C.E.) –
o Vocht tegen de Hethieten; een volk dat onder Hattusili I en zijn kleinzoon Mursili I
zich sterk uitbreide in Syrië. Ramses II probeerde de verloren gebieden terug te
veroveren.
o Werd met een groot Egyptisch leger verslagen bij de Slag van Kadesh van 1274
B.C.E., maar beweerde bij terugkeer gewonnen te hebben. Dit liet hij ook graferen
in de tempels van Abu Simbel in Nubië.
o Sloot in 1258 B.C.E. een vrede met Hattusili III welke zowel in het Hethietische
spijkerschrift als de Egyptische hiëroglyfen zijn bewaard.
o Hij was de late grote farao van Egypte en zijn regeerperiode was tevens de laatste
Egyptische periode van grote welvaart.
 Derde tussenperiode – 1070 – 712 B.C.E
 Politieke fragmentatie, migratiegolven richting Egypte (zoals de Libiërs in de Nijldelta) en
veroveringen door buitenstaanders creëren grote onrust.
 Egypte verliest haar territorium in de Levant en Nubië.
 Zie hoofdstuk 2.

Egyptische goden:
 Ra – Zonnegod en schepper van het leven tijdens het Oude Koninkrijk.
 Horus – God van de lucht  valk.
 Amon – Zonnegod tijdens het Nieuwe Koninkrijk. Soms ook Amon-Ra genoemd.
 Aten (ofschoon Aton) – Zonnegod onder Akhenaten.
 Osiris – God van de onderwereld.
 Isis – Vrouw van Osiris.
 Anubis – God van de mummificatie  jakhals.
De Egyptenaren maakten gebruik van het Boek der Doden, waarin beschreven stond welke acties ondernomen
moesten worden om de reis naar de onderwereld zo eenvoudig mogelijk te maken voor de overledenen.

Soorten theïsme:
 Polytheïsme – Geloven in meerdere goden. Vaak werd aan iedere natuurkracht er één gekoppeld.
 Henotheïsme – Wanneer aan één god zo veel vertrouwen ontleend wordt dat andere goden waardeloos
geacht worden. Een voorbeeld hiervan is tijdens de regeerperiode van Akhnaton in Egypte.
 Monotheïsme – Erkent één enkele god en verwerpt andere/meerdere goden.



Twee Egyptische schriften:
 Hiëroglyfen – Voor religieuze en politieke teksten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Geoguy. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.51  11x  sold
  • (1)
Add to cart
Added