Hoofdstuk 1: Prehistorie, oudheid en vroege middeleeuwen
Indeling perioden prehistorie in Nederland:
Steentijd – Tot 2000 B.C.E.
De eerste sporen van de mens in Nederland zijn te vinden nabij Maastricht en zijn 250.000 jaar
oud. Nederland was echter niet permanent bewoond hierna. IJstijden maakten dit onmogelijk.
De eerste permanente bewoning dateert van 5300 B.C.E. Het oudste skelet, Trijntje genaamd,
behoort waarschijnlijk tot de Swifterbandcultuur. Een groep van jagers en verzamelaars dat leefde
in Flevoland en Overijsel. Zij werden achtereenvolgens gevolgd door:
De trechterbekercultuur (ca. 3400 B.C.E.) – Vooral bekend vanwege haar
gemeenschappelijke grafheuvels, de hunebedden, welke gebouwd zijn tussen 3400 en
3200 B.C.E. De overledenen kregen giften mee.
Standvoetbekercultuur (2600 – 2000 B.C.E.) – Gingen doden in individuele grafheuvels
begraven.
Klokbekercultuur (2600 – 2000 B.C.E.) – Maakte voor het eerst gebruikt van metaal. Zo
werden koperen voorwerpen ingevoerd en soms zelfs bewerkt.
De Swifterbandcultuur schakelde rond 4500 B.C.E. over op landbouw en veeteelt. In Limburg
hadden leden van de bandkeramische cultuur dit al eerder gedaan rond 5300 B.C.E.
Bij de omschakeling naar sedentaire landbouw gingen mensen in kleine dorpen wonen, gewassen
verbouwen, werd het nomadische bestaan opgegeven en ging men dieren domesticeren.
Bronstijd – 2000 B.C.E. tot 800 B.C.E.
Introductie van brons (een legering van tin en koper), eerst in Drenthe en Limburg.
Vanaf 1800 B.C.E. zouden doden niet langer begraven, maar gecremeerd worden. Hierdoor
ontstonden de urnevelden. Desalniettemin zijn uit deze periode wel lijken te vinden, voornamelijk
uit de venen.
IJzertijd – 800 B.C.E. tot 50 B.C.E.
In graven zijn zwaarden en paardenwerktuigen gevonden, wat duidt op het ontstaan van een
klasse van gewapende ruiters onder de boerenbevolking. Tegen 250 B.C.E. verdween deze weer.
Grote delen van Europa werden in deze tijd bewoond door de Kelten. Nederland lag aan het
grensgebied, dus invloed was gering. Zo begroeven Kelten de doden, maar bleef in Nederland
crematie de norm.
Vanaf 700 B.C.E. zouden de kweldergebieden in Noord-Nederland bewoond worden, met als
gevolg het ontstaan van de terpen.
De Romeinse Tijd in Nederland:
Onder Julius Caesar werd Nederland ten zuiden van de Rijn, Gallië genoemd, veroverd tussen 58 en 52
B.C.E. Ten zuiden van de Rijn leefde de Kelten, ten noorden ervan de Germanen. Desondanks rekende hij
het volk van noord-Gallië, de Belgen, tot de Germanen.
De opstandige Belgische stam van de Eburonen werd door Caesar grotendeels uitgeroeid. De Germaanse
stam van de Chatten werden vervolgens uitgenodigd om in het gebied te komen leven. Zij mengden zich
met de lokale inwoners en gingen Bataven heten.
Onder Augustus trachtten de Romeinen onsuccesvol hun gebied uit te breiden met de Elbe als grens.
Bataven kregen goede functies in het Romeins bestuur- en leger, maar kwamen in 69 toch in opstand, de
Bataafse Opstand, onder leiding van Julius Civilis. Deze werd binnen één jaar neergeslagen.
Na de opstand heerste een lange periode van rust. Colonia Agrippinensum (Keulen) werd de nieuwe
hoofdstad als vervanging van Oppidum Batavorum (Nijmegen). Ook landinwaarts ontstonden steden
zoals Coriovallum (Heerlen) en Maastricht.
In het pacificatieproces van de Romeinen kregen de inwoners van de regio in 212 Romeins burgerschap.
Desalniettemin verdween de Romeinse invloed door toenemende invasies van Germaanse stammen,
voornamelijk de Franken. In 476 zou het West-Romeinse Rijk zelfs vallen.
Onder de Romeinen was er sprake van langeafstandshandel, maar met de invasies van de Franken kwam
hier een einde aan. Tevens kwam er een einde aan alle vormen van economische exploitatie, zoals de
Romeinse herenboerderijen, glasindustrie, veenwinning, ed.
Ondanks dat de Romeinen weliswaar niet meer de regio officieel controleerden, hun invloed bleef bestaan.
, Het gebied was sterk geromaniseerd en het katholieke geloof, dat sinds 380 de staatsgodsdienst was, was
volop aanwezig. Koning Clovis zou zich ook bekeren tot het Christendom in 496.
Na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 zou koning Clovis van de Franken de titel van consul
aangereikt kringen namens de Oost-Romeinse keizer.
De Franken kenden twee grote dynastieën:
De Merovingen –
Onder Clovis (481 – 511) werd het rijk sterk uitgebreid. Tot dan aan toe bestond het rijk uit de
regio van Tongeren, Maastricht en België, mar hij breidde het uit tot aan Zuid-Duitsland en
Aquitanië in Zuid-Frankrijk.
Het Frankische koningschap was erfelijk en alle zonen hadden recht op de erfenis. Dit betekende
dat de Frankische Rijken alsmaar opbraken. Stierf iemand kinderloos, dan konden de rijken weer
samengevoegd worden. Dagobert (629 – 639) was de laatste die over het hele rijk regeerde.
De Karolingen –
Vanuit de aristocratie kwam er uiteindelijk een nieuwe familie die de Merovingische dynastie zou
vervangen. Dit kwam door meerdere factoren:
Pepijn II van Herstal kreeg de functie van hofmeier, van waaruit hij zijn macht uitbreidde
en steun vergaarde voor zichzelf.
Huwelijken breidde de invloed van de Karolingen uit naar alle delen van het Frankische
Rijk, waardoor de familie veel land en weelde verkreeg.
Militaire overwinningen ten aanzien van de Merovingen brachten de familie prestige.
Zijn kleinzoon Karel Martel wist als hofmeier in oorlogen af te rekenen met de Saksen, Friesen
(Slag aan de Doorne in 734) en Beierse. In 732 wist hij de Moslims tegen te houden tijdens de Slag
van Poitiers.
Pepijn III wist net als Karel Martel de banden met de kerk te verbeteren. In ruil voor militaire steun
tegen de Lombarden, verkoos paus Zacharias hem tot koning in 752 in plaats van Childerik III van
de Merovingen. Dit deed de paus zogenaamd om een burgeroorlog in Francia te voorkomen.
Toen in 754 de Lombarden opnieuw het pausdom bedreigden, reisde paus Stefan II naar Francia
op zoek naar steun. Hij zou Pepijn zalven met heilige olie, waardoor hij nu niet alleen koning, maar
ook religieus leider werd. Hiermee werd zijn dynastie bezegeld.
Na de dood van Pepijn III, de Korte, werd het rijk in tweeën gedeeld:
Een deel viel toe aan Karel, later Karel de Grote genoemd.
Een deel viel toe aan Karloman, maar hij stierf in 771 kinderloos, waardoor zijn deel weer
toe kwam te behoren aan Karel de Grote.
De Franken wisten de economische achteruitgang vanaf de derde eeuw te counteren. De landbouwproductiviteit
nam weer toe en emporium werden gecreëerd Dit zijn onversterkte havenplaatsen waar waren in- en uitgevoerd
worden. Deze handel verspreidde zich over de gehele Noordzee, langeafstandshandel nam weer toe.
In de Lex Salica, ofschoon Salische Wet, stond beschreven welk weergeld betaald moest worden voor welke
misdaad. Dit werd vaak aangevuld met lokale wetten voor iedere regio. Het weergeld hangt af van de status van
de dader, de status van het slachtoffer en de misdaad zelf.
Kerstening in Nederland:
Tot aan de zevende eeuw had het Christendom alleen in Maastricht voet aan de grond gekregen. In de
andere regio’s werden de Noordse Goden, voornamelijk Wodan en Donar, aanbeden.
Namens Dagobert werd Amandus naar België gestuurd. Hij stichtte enkele kloosters langs de Schelde en
werd in 647 tot bisschop van Maastricht gekozen. Tijdens de zevende eeuw zou Zuid-Nederland
Christelijk worden; doden werden dus vanaf nu niet langer met giften begraven.
Namens Pepijn II werden Willibrord en Bonifatius naar de overige delen van Nederland gestuurd.
Willibrord werd aartsbisschop van de Friezen, nadat de paus hem hiertoe verkoos. Als zetel
gebruikte hij Utrecht.
, Bonifatius zou eerst zijn missie in midden- en zuid-Duitsland uitvoeren, alvorens het bisdom van
Utrecht aan hem toe kwam na de dood van Willibrord. Op 80-jarige leeftijd reisde hij naar
Friesland af om het Christendom te verspreiden, maar hier werd hij gedood.
Bekeringen van Friezen verliep moeizaam. Het beroemdste voorbeeld is van de Friese koning Radboud
(680 – 719) die zich weigerde te bekeren.
Karel de Grote:
Veroveringen –
Zijn grootste bewerkstelliging was het veroveren van vrijwel geheel hedendaags Duitsland en het
verspreiden van het Christendom aldaar. Vooral een oorlog van bijna dertig jaar tegen de Saksen
was uitputtend, maar werd gecompleteerd in 804.
Beëindigde de onafhankelijkheid van Beieren in 788 en veroverde hij Lombardije.
Hij versloeg de Avaren, een nomadenvolk, waardoor Oost-Europa vrij kwam te liggen voor
toekomstige migratie van Franken en andere Europese volkeren.
Wist Venetië, Istrië en Dalmatië te veroveren op het Byzantijnse Rijk.
Zijn administratieve structuur lijkt op dat van de Merovingen. De comites, nu ook wel graaf genoemd,
werd vaak door het hof uitgekozen en uitgezonden, maar kwam later vaak ook uit de lokale elite. Zij
werden gecontroleerd door de missi dominici, die door Karel de Grote zelf was uitgekozen.
In 800 werd Karel de Grote tot keizer uitgeroepen door paus Leo III. Dit kon hij doen doordat hij de
keizerin van het Byzantijnse Rijk, Irene, niet accepteerde aangezien zij een vrouw was. Het pausdom
kreeg hiermee militaire steun en Karel de Grote verkreeg hiermee spirituele macht. Met deze daad was
de breuk tussen Rome en Constantinopel bezegeld.
Harun al-Rashid, kalief van de Abbasiden, feliciteerde Karel de Grote met het cadeau van een olifant.
Waarschijnlijk hoopte hij op een samenwerkingsverband tegen de Byzantijnen.
Onder Karel de Grote werd het Chirstendom verder verspreid onder het zwaard. Zo ook naar Friesland en
de gebieden waar de migrerende Saksen gingen wonen.
Na de dood van Karel de Grote liet hij zijn rijk na aan zijn enige nog levende zoon, Lodewijk I, de Vrome:
Lodewijk I (814 – 840) had moeite het grote rijk bij elkaar te houden. Leden van de adel kwamen in
rebellie tegen de keizer, zichzelf vaak alliërend met een van Lodewijk’s zonen.
In 843, na de dood van Lodewijk I, werd het rijk onder de drie zonen van hem opgedeeld via het Verdrag
van Verdun:
Karel II, de Kale, verkreeg het westelijke deel.
Lodewijk II, de Duitser, het oostelijk deel.
Lotharius I het centrale deel.
Dit was geen lang leven beschonken. Het viel in 855 weer uiteen via het Vedrag van Prüm.
o Het noordelijk deel (waar Nederland onder viel) werd het Koninkrijk Lotharingen
onder Lotharius II.
o Karel de Jonge verkrijgt Provence en Bourgondië.
o Lodewijk II krijgt de keizerstitel en Noord-Italië.
In 870 werd het gebied opgedeeld onder het Oostelijk- en Westelijk Frankische Rijk via het
Verdrag van Meerssen. De grens werd de Maas, alhoewel dat tien jaar later definitief de
Schelde zou worden.
Tussen 895 en 900 kwamen edelen uit Lotharingen in opstand en werd het weer tijdelijk
onafhankelijk. De Duitse koning Hendrik de Vogelaar zou het in 923 weer inlijven.
Nederland zou onderdeel blijven van het Duitse Rijk tot 1648.
Halverwege de negende eeuw kreeg Nederland te maken met Vikingplunderingen:
De Franken konden de Vikingen echter niet wegdrijven nadat zij zich langs de Nederlandse kusten zouden
vestigen. Net zoals de Romeinen het bij hen ooit deden, mochten de Vikingen blijven in Frankisch
territorium op de voorwaarde dat ze het zouden verdedigen. Harald en Rorik kregen omstreeks 840
heerschappij over Dorestad en Walcheren.
Omstreeks 850 zou koning Lotharius I hen gevangennemen. Rorik zou echter ontsnappen en delen van
Midden- en Noord-Nederland veroveren. Lotharius I zou Rorik’s gezag weer moeten erkennen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Geoguy. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.