Hoofdstuk 2
De psychologische betekenis van macht en onmacht:
Als niet- psychologen het over macht hebben, bedoelen ze meestal het vermogen om invloed
uit te oefenen op het gedrag van anderen. Als ze nadenken over wat macht hebben of
missen met mensen doet, beperken ze zich dan ook tot de gevolgen van macht over of
machteloosheid tegenover anderen (= sociale macht).
- Hebben alle of sommige mensen een diepgewortelde behoefte aan sociale macht?
- Als niet iedereen die behoefte heeft, wie dan wel en waarom?
- Wat doet de ervaring van sociale macht of onmacht met mensen?
- Word je gelukkig van macht en gedraagt een machtig iemand zich prettiger of
onprettiger dan een machteloos iemand?
Betekenis van macht over het eigen gedrag of de eigen situatie = autosociale macht (in
praktijk vaan in de vorm van keuzevrijheid).
De hierboven vermelde vragen kunnen zo geformuleerd worden dat ze ook over autosociale
macht of keuzevrijheid gaan. De vraag kan dan bijvoorbeeld zijn hoe belangrijk keuzevrijheid
is voor iemand welbevinden, en wat er met iemand gebeurt die plotseling niet meer zelf kan
beslissen over zaken die hij of zij tot dan toe altijd zelf in de hand had.
Als je het begrip macht verbreedt met autosociale macht:
- Verschillen sociale en autosociale macht intrinsiek van elkaar?
- Is het mogelijk dat de meeste of misschien wel alle mensen autosociale macht willen
en dus zelf willen kiezen wat ze doen, hoe ze dat doen, met wie, waar en of wanneer,
maar dat lang niet iedereen sociale macht aanlokkelijk vindt?
- Leidt de ervaring van sociale macht ertoe dat iemand ook meer autosociale macht
verwacht?
- … Deze vragen staan centraal in dit hoofdstuk
Sociale en autosociale macht en onmacht zijn in de omgang met anderen vaak verweven.
Een onderzoeker kan soms onmogelijk achterhalen of een verschijnsel het gevolg is van de
ervaring van autosociale of sociale (on)macht of zelfs van het gevoel in meerdere of mindere
mate voorwerp te zijn van de sociale macht van anderen
- Wie in aula een plaats kiest, oefent autosociale en sociale macht uit: andere mensen
kunnen die plek niet meer kiezen.
- De frustratie die iemand heeft als zijn favoriete plek niet vrij is en de student die er zit
niet wil opschuiven kan te maken hebben met autosociale onmacht: ik kan niet zitten
op de plek die ik leuk vind, maar ook sociale onmacht want ik kan mijn medestudent
niet laten doen wat ik van hem wil.
- Wie een onbehandelbare ziekte heeft, kan de onmacht tegenover die aandoening
ervaren als autosociale onmacht: door ongelukkige speling van de natuur heb ik deze
aandoening gekregen, en dat kon ik niet vermijden MAAR ook sociale onmacht:
doordat beleidsmakers en wetenschappers investeren in onderzoek over andere
aandoeningen en niet in onderzoek over die van mij is er over mijn ziekte weinig
bekend en kan ik niet worden geholpen.
,Het fijne van macht:
Een aangeboren voorkeur voor macht?
Al op jonge leeftijd verkiezen mensen situaties waarin ze macht hebben boven situaties
waarin dingen buiten hun macht om gebeuren.
Singh (1970, Studie 4) Toonde aan dat 5-6-jarigen liever werken voor een beloning dan
xxxxxxxxxxxxxxxxx die beloning gewoon te krijgen.
Singh plaatste kinderen voor een apparaat dat aan 2 kanten knikkers verschafte.
- Ene kant: een knikker kwam als het kind 10 x op een hendel drukte (Macht).
- Andere kant: af en toe rolde er een knikker (onmacht).
Onderzoek: In de onmachtsituatie was het tempo waarin de machine knikkers afleverde
afgestemd op het tempo waarmee het kind in een oefensessie knikkers had verkregen met
op de hendel te drukken. Het maakt dus niet uit welke kant het kind koos, want het kreeg
altijd evenveel knikkers. Het kind mocht zelf kiezen aan welke kant die ging zitten en mocht
zo vaak veranderen.
Gedurende 2 sessies van 5 minuten werd gemeten hoeveel knikkers de kinderen aan beide
kanten verwierven. De eerste dag kregen ze gemiddeld 63 procent van hun knikkers in de
machtssituatie, op de 2de dag bijna 70 procent.
Conclusie: als de kinderen geen voorkeur hadden en dus evenveel tijd hadden doorgebracht
aan beide kanten zouden ze aan elke kant van de machine telkens de helft van hun totale
aantal knikkers verwerven. Ze brachten meer tijd door in en vertoonden dus een voorkeur
voor de machtssituatie, ook al moesten ze werken voor iets wat in de andere situatie gratis
was.
Singh (1970, studie 3) Voorkeur voor macht boven onmacht is niet alleen voor mensen.
Onderzoek: Ratten konden kiezen tussen 2 kooien: 1 waarin ze voedselkorrels kregen als ze
op een hendel drukten en 1 waarin ze vanzelf voedsel kregen. Dat gebeurde na een trainings
en gewenningsperiode waarin de ratten vertrouwd raakten met de kooien en met het
ingebouwde voedselvoorzieningsmechanisme.
Testfase: de kooien stonden samen en er was geen tussenschot zodat de dieren vrij van de
ene naar de andere kooi konden lopen. Per tijdseenheid kregen de ratten meer voedsel in de
gratis- eten- kooi (onmacht) dan in de voedsel- voor- werk- kooi (macht).
Conclusie: de ratten hadden een voorkeur voor werken voor voedsel en dus macht over het
eten, boven het vanzelf te krijgen (grafiek pagina 87).
Voss en Homzie (1970) Zelfs bij dieren kan er een voorkeur meetbaar zijn tussen gradaties
n van macht.
Onderzoek: 15 hongerige ratten in een kooi waarin 2 paden naar dezelfde suikeroplossing
leiden. Het ene pad bestond uit 1 weg en het andere pad splitste, maar beide leidden naar
hetzelfde eten. Alle ratten konden dus macht uitoefenen op het krijgen van eten, en dat op
een manier die hen meer of minder keuzevrijheid gaf. Er werd gemeten welke pad de ratten
kozen als ze herhaaldelijk in de kooi geplaatst werden.
, Conclusie: Ratten kozen het meest voor het pad dat splitste en dat hen dus een
keuzemogelijkheid gaf. Deze voorkeur voor keuzevrijheid werd bij 14 van de 15 ratten
vastgesteld.
Machtsgenoegen.
Weten dat mensen en dieren een voorkeur vertonen voor macht boven onmacht, betekent
nog niet dat de ervaring van macht aangenaam is. Een voorkeur weerspiegelt immers een
relatief verschil. De vraag bestaat dus nog altijd of macht in de vorm van bijvoorbeeld
keuzevrijheid op zichzelf een versterker is.
Mensen denken dat mogen kiezen prettig is omdat het hen de gelegenheid biedt een optie te
nemen die het aangenaamst is voor hen. De vraag is of kiezen prettig is op zichzelf, misschien
wel in die mate dat het genot van het kiezen geassocieerd wordt met gebeurtenissen of
objecten die samenhangen met die keuze. Als dat zo is kan een prikkel aangenaam worden
omdat hij een voorwerp was van een keuze i.p.v. dat de keuze uitdrukt hoe aangenaam de
prikkel was. Leotti en Delgado onderzochten dat.
Leotti en Delgado (2011)
Onderzoek: dns zaten voor een computerscherm waarop 2 knoppen verschenen. Bij elke
proefbeurt moesten de dns op een knop klikken, waarna ze te horen kregen of ze 0 punten,
33 of 100 punten gewonnen hadden. De knop die ze drukten hield geen verband met het
aantal punten, maar dat wisten de dns niet.
- Keuzevrijheid conditie: mogen kiezen welke knop je wou aanklikken.
- Geen keuzevrijheid conditie: op de knop drukken die oplichtte.
Op het scherm verscheen aan het begin van elke proefbeurt een symbool. Een bepaald
symbool kondigde een beurt aan uit de keuzevrijheid conditie, dat werd niet gezegd tegen de
dns maar ze konden er zelf achter komen. Over de dns werd gecontrabalanceerd welk
symbool welke conditie voorspelde. Na de taak zagen de dns de symbolen nog eens.
Hun taak was de symbolen te beoordelen op een schaal van 1 (erg lelijk) ttot 5 (erg mooi).
Conclusie: gemiddeld beoordeelden ze het symbool dat een proefbeurt uit de geen
keuzevrijheid conditie aankondigde neutraal, terwijl ze het symbool dat een proefbeurt uit
de keuzevrijheid conditie aankondigde positief beoordeelden. Dit verschil was significant. Het
lijkt dus voldoende dat een prikkel samengaat met de ervaring van keuzevrijheid om die
prikkel aantrekkelijker te maken.
Hoe weten we of de beoordeelde aantrekkelijkheid van de prikkels niet beïnvloed werd door
een sociale norm? Is het denkbaar dat mensen vinden dat je keuzevrijheid (autosociale
macht) aantrekkelijker hoort te vinden dan de afwezigheid ervan en dat je dus ok prikkels die
met keuzevrijheid gepaard gaan gunstiger moet evalueren.
De dns deden de aankliktaak met hun hoofd in een fMRI- scanner. De activiteit werd
gemeten in 3 hersenregio’s die actief zijn als mensen prettige ervaringen beleven: de
orbitofrontale cortex, de middelhersenen en de ventrale striata. In de laatste 2 gebieden was
er significant meer activiteit, en in het eerste niet significant meer activiteit, als de dns naar
het symbool keken dat de keuzevrijheid conditie aankondigde dan als ze naar het symbool
keken dat de geen keuzevrijheid conditie aankondigde. Ook op niveau van fysiologische
activiteit was het meetbaar dat de dns meer genoten van het keuze symbool dan van het niet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shirintorobche. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.