100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Organisme tot weefsel (DB1-OW) $3.44   Add to cart

Summary

Samenvatting - Organisme tot weefsel (DB1-OW)

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document is een samenvoeging van alle informatie uit de hoorcolleges, werkcolleges en practica van het eerstejaars diergeneeskunde vak "organisme tot weefsel"

Preview 10 out of 101  pages

  • September 3, 2024
  • 101
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Van Organisme tot Weefsel
Diergeneeskunde jaar 1, semester 1, door Elise van Gool

Embryologie & Anatomie
Thema 1: Algemeen bouwplan I
Hoorcollege 1 – Introductie – anatomie (6-9-2023)
Introductie van het vak:
Centrale vraag = hoe zit een gewerveld dier in elkaar?
- Gemeenschappelijk bouwplan buitenkant
o Kop → hals → thorax → abdomen → extremiteiten
- Gemeenschappelijk bouwplan binnenkant
o Organisme → orgaanstelsel → organen → weefsels → cellen

Opbouw van het vak:
1. Bouwplan → anatomie
a. Anatomische structuren kunnen aanwijzen en kunnen benoemen
2. Bouwstenen → histologie
a. Weefsels kunnen herkennen en benoemen door de microscoop
3. Ontwikkeling → embryologie
a. Beschrijven hoe uit een bevruchte cel een individu groeit en welke mechanismen van
belang zijn

Anatomie:
Algemeen bouwplan zoogdier:
- Kop
- Hals
- Thorax (borstholte)
- Abdomen (buikholte)
- Bekkenholte
- Extremiteiten (ledenmaten)
Algemeen bouwplan vogel:
- Kop
- Hals
- Lichaamsholte (geen thorax, abdomen en bekkenholte)
- Extremiteiten
o Vogels hebben geen middenrif, dus geen losse abdomen en thorax → hierdoor ademen
ze op een andere manier → ze hebben luchtzakken (een benauwde kip heeft dus last
van iets anders dan een benauwde kat)

Specifieke verschillen tussen vogels en zoogdieren:
vogel zoogdier

Luchtzakken voor efficiëntere ademhaling Geen luchtzakken dus minder efficiënt

Groot sternum t.o.v. lichaam voor vliegen Klein sternum t.o.v. lichaam

Vleugels Voorpoten/armen



Pagina 1 van 101

, Cloaca voor poep, urine en eieren Vagina, anus en urineweg gesplitst.

Geen baarmoeder Baarmoeder

Geen accessoire geslachtsorganen Accessoire geslachtsorganen (toevoegingen)

Geen blaas Blaas

Nomenclatuur:
Latijnse naamgeving → wordt internationaal gebruikt

Topografische anatomie:
Medianus
- gelegen in het middenvlak (tussen
linker- en rechterlichaamshelft)
Medialis
- gericht naar het mediane vlak
Lateralis
- gericht van het mediane vlak af
(dus naar links of rechts)
Medius
- middelste
Cranialis
- (aan de kant van) de kop(zijde)
Caudalis
- (aan de kant van) de staart(zijde)
Dorsalis
- de rugzijde (posterior bij de mens)
Ventralis
- de buikzijde (anterior bij de mens) Bijvoorbeeld dorsoventraal =
Internus van de rug naar de buik
- gericht naar de binnenkant van
het lichaam
Externus
- gericht naar de buitenkant van het
lichaam
Dexter
- rechterzijde van het dier
Sinister
- linkerzijde van het dier
Superficialis
- oppervlakkig gelegen
Profundus
- diep gelegen
Distaal
- ver weg van de romp
Proximaal
- dichtbij de romp
Plantair
- gericht naar de voetzool
Rostraal
- aan de kant van de neus


Pagina 2 van 101

,Dissectie big anatomie Latijnse woorden op een rij:
1. Arteriae - Slagaders
2. Vena - Ader
3. Urachus - Allantoïssteel
4. Preputium - Voorhuid
5. Scrotum - Balzak
6. Testes - Testikels
7. Epididymis - Bijbal
8. Vulva - Vulva
9. Labia - Schaamlippen
10. Carpus - Polsgewricht
11. Tarsus - Hakgewricht
12. Sternum - Borstbeen
13. Pericardium - Hartzakje
14. Aorta - lichaamsslagader
15. Truncus pulmonalis - Longstam = de longslagader voor de splitsing naar de linker en rechter
long
16. Ductus arteriosus – bloedvat dat de aorta verbindt met de longslagader
17. Vena cava cranialis - Bovenste holle ader
18. Vena cava caudalis - Onderste holle ader
19. Duodenum - Twaalfvingerige darm (duodenum)
20. Jejunum - Jejunum
21. Ileum - Ileum
22. Cecum - Blinde darm
23. Colon - Dikke darm
24. Rectum - Endeldarm
25. Ureter – urineleider (2x)
26. Urethra - urinebuis (1x)
27. Testis - Zaadbal
28. Epidydimis - Bijbal
29. Ovaria - Eierstokken
30. Tubae uterinae - Eileiders
31. Uterus - Baarmoeder
32. Cervix - Baarmoederhals
33. Hymen - Maagdenvlies




Pagina 3 van 101

,Thema 2: Embryonale ontwikkeling
Hoorcollege 4 – Vroegontwikkeling – embryologie (19-9-2023)



Hiernaast is het verloop van
de embryonale
ontwikkeling te zien vanaf
het moment dat de
bevruchting plaats heeft
gevonden.




Cellen kunnen signalen naar elkaar versturen via verschillende manieren:
- Paracriene signalering
- Contact dependent signalering
- Autocriene signalering
- Synaptische signalering
- Endocriene signalering




Een organisme wordt gevormd vanuit een enkele totipotente (zygote) cel
- Vanuit deze cel worden veel verschillende celtypen gevormd, dit gaat
m.b.v.:
o Differentiatie
▪ Formatie van verschillende soorten cellen
o Patroon formatie
▪ Formatie van structuren op de juiste positie
o Morfogenese
▪ Formatie van weefsels en organen
o Groei
▪ Cellen moeten op sommige plekken groeien maar ook op het juiste moment
stoppen met delen
o Regeneratie
▪ Reparatie na beschadiging
o Reproductie
▪ Germ cellen (ei en sperma cellen) moeten gevormd worden en het vermogen
hebben om te kunnen fuseren


Pagina 4 van 101

,Embryonale ontwikkeling tijdlijn:

Nadat bevruchting plaats vindt spreken we van een zygote, daarna van een embryo en op een gegeven
moment over een foetus
Alles voor de geboorte is prenataal
Tijdens de prenatale periode spreken we van
embryogenese
Deze is op te delen in de embryonale periode
(bij alle dieren ongeveer gelijk) en de foetale
periode (grote verschillen tussen diersoorten,
dieren die meteen na de geboorte moeten
kunnen vluchten hebben een langere foetale
periode dan dieren die dit niet hoeven)
In de vroege embryonale periode vinden de
klievingsdelingen en gastrulatie plaats en later de
organogenese



Dit hoorcollege gaat over het proces tussen bevruchting en de gastrulatie:
- Amfibieën
o Het hele proces vindt plaats buiten het lichaam → het
embryo/foetus is afhankelijk van alle nutriënten in het ei
o Het proces gaat heel snel (vergeleken met zoogdieren), binnen een
dag is de neurale buis al gevormd
- Vogels
o Bevruchting vindt plaats in het lichaam
o De eerste deling vindt wel plaats in het lichaam
o Het ei wordt gelegd en dan vindt ~gastrulatie plaats
o Het proces duurt langer dan dat van amfibieën maar is sneller dan die van
de meeste zoogdieren
- Placentale zoogdieren
o Het hele proces vindt plaats in het lichaam
o Het embryo moet zich implanteren in de placenta
o Een navelstreng wordt gevormd
o Het hele proces duurt een aantal weken tot maanden



Volgorde van stappen in de embryonale periode:
1. Bevruchting
2. Klievingsdelingen
3. Blastocystvorming
4. Gastrulatie
5. Somietontwikkeling
6. Neurulatie




Pagina 5 van 101

,Embryonale periode:
Klievingsdelingen:
- De eicel wordt bevrucht = zygote
- De eerste delingen vinden plaats = klievingsdelingen (de grootte blijft gelijk, aantal cellen
neemt toe)
o Amfibieën:
▪ meso(media)lecithaal = er is een gemiddelde hoeveelheid dooier aanwezig
(want embryo/foetus is hiervan afhankelijk voor nutriënten)
▪ holoblastische klieving = deling over de gehele cel (1 cel worden 2 cellen)
▪ inequale celdeling = de deling is niet gelijk (uiteindelijk ontstaan er grotere
en kleinere cellen) → dit komt doordat de dooier aanwezig is aan de
onderkant van het embryo
o vogel:
▪ poly(mega)lecithaal = heel veel dooier aanwezig (want embryo/foetus is
hiervan afhankelijk)
▪ meroblastosche klieving = de deling is niet geheel (gedeeltelijke celklieving
want dooier zit in de weg)
▪ discoïdale deling = schijfvormige klieving, in een enkel stuk gaan cellen delen




o zoogdier:
▪ oligo(mio)lecithaal = heel weinig/geen dooier aanwezig (embryo/foetus krijgt
via de navelstreng nutriënten)
▪ holoblastische klieving = gehele deling
▪ equaal = gelijke deling
▪ zona pellucida = een zone om het embryo heen = beschermend omhulsel




- na de eerste klievingsdelingen ontstaat de morula (D) (2-4 dagen na bevruchting)
o de cellen gaan hier voor het eerst differentiëren → binnenste cellen zijn anders dan de
buitenste




Pagina 6 van 101

,Blastocyst vorming:
Houdt in dat er een holte gevuld met vloeistof ontstaat in het embryo, genaamd de blastocyst
- blastulatie zoogdier:
o buitenste = trophectoderm (hier ontstaat een deel van de navelstreng)
o binnenste = inner cell mass (ICM) (pluripotent → vormt uiteindelijk het
embryo)
▪ de ICM zal twee soorten lagen vormen = de bilaminaire schijf
• epiblast (rood bolletje rechts) → dorsale zijde
• hypoblast (geel) = primitief endoderm → ventrale zijde
o vormt uiteindelijk een dooierzak, dit is een
overblijfsel van de evolutie, we hebben hem niet
nodig dus hij wordt weer afgebroken.
o vloeistof gevulde holte = blastocoel
▪ nu heet het een blastocyst
▪ embryo breekt uit de zona pellucida
▪ het trophectoderm kan binden met de baarmoeder en zo innestelen
- blastulatie vogel:
o area pellucida → embryo
o area opaca → vruchtvliezen




Gastrulatie:
Na de vorming van de bilaminaire schijf, zal de gastrulatie plaatsvinden. Dit proces zal zorgen voor het
ontstaan van een trilaminaire schijf.
- Gastrulatie van zoogdieren en vogels:
o Gastrulatie begint door een signaal vanuit de hypoblast → zorgt voor het ontstaan van
de primitiefstreep in de epiblast
o Tijdens de gastrulatie wordt ook de eerste lichaamsas gevormd. Het inrollen begint aan
de caudale kant en gaat dan naar craniaal toe. De meest craniale kant van de
primitiefstreep ontstaat de primitiefknop (bij zoogdieren)/ knop van Hensen (bij vogels)
o de primitiefknop geeft het startsignaal voor het
inrollen
▪ Nu is de craniaal-caudale lichaamsas
ontstaan
o Vanuit het epiblast rollen de cellen de hypoblast in
o Hierdoor ontstaan de drie lagen
▪ Ectoderm (gevormd van het epiblast)
▪ Mesoderm (gevormd door inrollende cellen)
▪ Endoderm (gevormd door inrollende cellen
en hypoblast)
o Vanuit de primitiefknop wordt de chorda/notochord
gevormd (= een mesodermale structuur)




(De primitiefknop verplaatst naar caudaal toe en de chorda wordt gevormd richting craniaal)

Pagina 7 van 101

,De inner cell mass (bestaande uit epiblast en hypoblast) moet alle soorten weefsels vormen:
- ectoderm
o zenuwcellen
o huidcellen
- mesoderm
o skelet spiercellen
o bloedcellen
- endoderm
o orgaanweefsel cellen
- kiemcellen
o ei of sperma cellen



Eindproduct van gastrulatie:
- Ectoderm (buitenste) = huid
- Mesoderm (middelste) =
o Axiaal → notochord (boven de notochord zal de neurale buis gevormd worden tijdens
neurulatie)
o Paraxiaal (net naast het midden) → somieten
o Intermediair → urogenitaal
o Lateraal → orgaanvliezen en bloedvaten
- Endoderm (binnenste) = binnenbekleding darm en derivaten (bv. lever)


Gastrulatie amfibie:
- Bij een amfibie wordt er een dorsale lip gevormd in plaats van een primitiefstreep, en wordt een
holte genaamd archenteron gevormd die later de darmen zal vormen.



Somietontwikkeling:
Somieten = oersegmenten (mesoderm
blokken) → differentiëren tot:
- Dermatoom (huid)
- Myotoom (spieren)
- Sklerotoom (botten/kraakbeen wervels)

Na de gastrulatie vindt neurulatie plaats (HC 6)




Pagina 8 van 101

,Thema 3: Hersenen
Hoorcollege 6 – Neurulatie – embryologie (20-9-2023)
Neurulatie
Na de gastrulatie zal een volgend belangrijk proces gaan plaatsvinden: de neurulatie. Tijdens de
neurulatie wordt de eerste aanleg van de hersenen en het centrale zenuwstelsel gecreëerd. De neurulatie
start met de ontwikkeling van de notochord, vanuit mesodermaal weefsel. De cellen in de chorda
migreren naar craniaal. De notochord zal het ectoderm erboven (= neurectoderm) signalen gaan geven
om de vorming van de neurale plaat te stimuleren en de neurale groeve te vormen. De neurale plaat bolt
zich op en verdikt zodat er een neurale wal ontstaat. Deze wal zal zich naar elkaar toe
krommen en fuseren zodat de neurale buis ontstaat.
Op de grens van de neurale buis en het mesoderm komen cellen los te liggen. Dit zijn de
neurale lijst cellen. (komen alleen voor in vertebraten.) Neurale lijst cellen zullen door heel het
lichaam migreren en zijn o.a. belangrijk bij inductie en genexpressie, vorming van
melanocyten, neuronen, gehoorbeentjes, bijnieren etc.
- Bij witte dieren is het dus zo dat de neurale lijst cellen niet goed migreren, waardoor
dus melanocyten ook niet migreren, dit geeft de witte kleur. Verdere gevolgen van
neurale lijst cellen die niet goed migreren zijn neuronen die niet gevormd worden, bijnieren die
niet aangelegd worden en middenoorbeentjes die niet gevormd worden. Witte dieren zijn
daarom vaak doof, hebben verminderde tot geen darmperistaltiek en zijn extreem tam qua
karakter omdat de bijnieren nu geen hormonen produceren
De neurale buis zal plooien gaan vormen (hersenblazen) aan de craniale zijde, waar uiteindelijk de
hersenen zich zullen vormen.

Ontwikkeling zenuwstelsel
Aan de craniale kant worden de hersenen gevormd vanuit de neurale buis. De plooien en bollingen die
zijn gevormd heten hersenblazen.
Er zullen eerst 3 primaire hersenblazen vormen: Prosencephalon, Mesencephalon & Rhombencephalon.
De primaire hersenblazen zullen verder worden ingesnoerd, waardoor er 5 secundaire
hersenblazen ontstaan. (Tel Die Messen Met My)




Pagina 9 van 101

, Primaire hersenblaas Secundaire Eindstadium
hersenblazen
Cerebrum
Bulbus olfactorius
1ste en 2de ventrikel = laterale ventrikels
Telencephalon Thalamus
Prosencephalon
Diencephalon Oogbeker
Hypothalamus
hypofyse
3de ventrikel (foramen van monro)
Mesencephalon Mesencephalon Middenhersenen
Pons
Metencephalon Cerebellum
Rhombencephalon
Myelencephalon Medulla oblongata
de
4 ventrikel (badkuip)

Lumen neurale buis:
Het caudale deel van de neurale buis, wat niet tot hersenen is gevormd, zal het ruggenmerg gaan vormen.
Het lumen van de neurale buis zal het canalis centralis van het ruggenmerg vormen. Het lumen in de
hersenblazen zal het ventrikelsysteem vormen. Het ventrikelsysteem en de canalis centralis zijn met
elkaar verbonden en zijn gevuld met hersenvloeistof, wat als schokdemping en voeding functioneert.

Ontwikkeling hersenblazen en ventrikelsysteem:
Telencephalon (grijs/lichtblauw)
Uit deze hersenblaas ontstaat het grootste deel van de hersenen: het cerebrum.
Deze is opgedeeld in twee helften, de hemisferen. Deze zijn met elkaar
verbonden via het corpus collosum (de iets fellere blauwe structuur in het
midden). Aan het corpus collosum grenzen de laterale ventrikels (1ste en 2de ).

Diencephalon (groen)
Hieruit ontstaan de thalamus, hypothalamus, hypofyse en de oogbeker. De
thalamus is een belangrijk schakelsysteem waar veel informatie wordt verwerkt
en de oogbeker is de plek waar uiteindelijk de ogen zullen ontstaan. Ook het 3de
ventrikel ontstaat hier: de rotonde (foramen van Monro) → heet zo omdat het
om de thalamus heen ligt.

Mesencephalon (geel)
Alles vanaf het Mesencephalon vormt de hersenstam. Het Mesencephalon is het eerste deel van de
hersenstam: de middenhersenen. Hier ontstaat ook de aquaductus mesencephalicus (verbinding
tussen derde en vierde ventrikel). Dit beheert de toe- en afvoer van hersenvloeistof naar de ventrikels. Als
dit niet goed gaat ontstaat er een waterhoofd.

Metencephalon (oranje)
Hier vormt het tweede deel van de hersenstam. Hieronder vallen de pons en de kleine hersenen: het
cerebellum. De kleine hersenen bestaan ook uit twee hemisferen en zijn erg belangrijk voor de
coördinatie. Het begrensd ook de bovenzijde van het vierde ventrikel.

Myelencephalon (roze)
Vormt het laatste deel van de hersenstam: het verlengde merg (medulla oblongata). Dit is het
schakelstuk tissen de ruggenmerg en de rest van de hersenstam. Onder het cerebellum ligt het 4 de
ventrikel: de badkuip. Een holte gevuld met vocht, deels gevormd door het Metencephalon (begrensd
bovenzijde) en deels door het Myelencephalon (begrensd onderzijde).



Pagina 10 van 101

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisevangool. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.44
  • (0)
  Add to cart