Economie Arbeid
Hoofdstuk 1
Scholieren verrichten in Nederland vaak ongeschoold werk. Bedrijven willen graag
scholieren want die zijn goedkoop, waardoor ze goedkoper uitzijn. Na hun schooltijd
vinden scholieren vaak een baan via een uitzendbureau. Dit is tijdelijk werk.
De Arbeidsmarkt: geheel van vraag en aanbod.
De markt bestaat uit een abstracte en concrete markt.
Abstracte markt = theorie achter de markt, bijvoorbeeld hoe komt de prijs tot stand
Concrete markt = plek waar vragers en aanbieders samenkomen.
Vraag op de arbeidsmarkt werkgevers
Aanbod op de arbeidsmarkt werknemers
De vraag is vaak de betalende partij.
Arbeid = alle mogelijke prestaties die een bijdrage leveren aan het voorbrengen van
producten. Op de arbeidsmarkt gaat het overigens alleen over betaald werk.
Werknemers zonder een vast contract, hebben een flexibel contract. Het loon is de prijs
die tot stand komt op de arbeidsmarkt
Vraag op de arbeidsmarkt = werknemers + (openstaande) vacatures + zelfstandigen
Aanbod arbeidsmarkt = de beroepsbevolking = participanten
Beroepsbevolking:
- iedereen tussen de 14 en 74 die kan en wil werken
- berekening: werknemers + werklozen + zelfstandigen
werkgelegenheid = arbeidsvolume
- het aantal bezette banen
- Berekening: werknemers + zelfstandigen
- Vacatures horen er niet bij
Werkgelegenheid in personen = aantal personen dat
werkzaam is.
Waarde = in geld
Volume = in arbeidsjaren
Arbeidsvolume = werkgelegenheid in arbeidsjaren
- 1 arbeidsjaar = 1 fulltime of voltijd baan
- werkgelegenheid omgerekend in arbeidsjaren.
Tip beredeneer vanuit de werkgever
Ruime arbeidsmarkt:
- het aanbod is groter dan de vraag
- veel werkeloosheid
,Krappe arbeidsmarkt:
- werkgevers kunnen moeilijk vacatures invullen
- weinig werkeloosheid
- als de vragers het aanbod niet goed genoeg vinden gaan ze proberen mensen bij
andere bedrijven weg te kapen
periodes van algehele krapte en veel werkeloosheid wisselen elkaar af. Gedurende een
crisis daalt de werkgelegenheid.
de arbeidmarkt bestaat uit veel deelmarkten
- op soort; metaal, onderwijs
- geografie; Nederland, Europa
- functies: 3 groepen
- functies aan de onderkant
- functies in het middensegment
- functies aan de bovenkant
, Hoofdstuk 2
Door de loonstijgingen, stijgen de opofferingskosten van vrije tijd. Maar doordat het
uurloon hoger is, hoef je minder uren te werken om een bepaakd inkomen te verdienen.
Je hebt dan een sterkere voorkeur voor vrije tijd.
Als de economie verbetert, nemen de bestedingen toe en hebben bedrijven veel
personeel nodig om alle goederen en diensten te produceren die worden gevraagd.
Het aanzuigeffect = de toename van het arbeidsaanbod als gevolg van de grotere kans op
werk en hoger loon.
Bij een neergaande economie ontstaat een ontmoedigingseffect.
Een ontmoedigingseffect = doordat de productie afneemt hebben bedrijven minder
personeel nodig, dus afname van het arbeidsaanbod als gevolg van een loondaling en de
kleinere kans op het vinden van een baan. Jongeren die net opleiding af hebben gerond,
kunnen besluiten voorlopig niet aan te bieden en verder te studeren om hun positie te
verbeteren. Ouderen besluiten om zich eerder terug te trekken van de arbeidsmarkt.
Iemand met een deeltijdbaan werkt een gedeelte van een voltijdsbaan
Deeltijdfactor
- het aantal uren dat iemand werkt uitgedrukt in het aantal uren van een
voltijdbaan
arbeidsjaren
- deeltijdsfactor = werkgelegenheid∈ personen
- als iemand een factor van 0,6 heeft betekent dit dat hij 60% van een voltijdbaan
werkt.
Een voltijdbaan gedurende een heel jaar = arbeidsjaar. Als er in deeltijd wordt gewerkt
is het aantal personen groter dan het aantal arbeidsjaar.
P/A-ratio
- geeft aan hoeveel mensen nodig zijn om 1 arbeidsjaar te vullen
werkgelegenheid ∈personen( P)
- p/a−ratio= werkgelegenheid ∈arbeidsjaren( A )
- is de p/a-ratio bijvoorbeeld 1,3 dan wilt dat zeggen dat 130 personen samen 100
arbeidsjaren werken
potentiële beroepsbevolking = alle mensen die, gekeken naar hun leeftijd, in aanmerking
komen om te werken. Er wordt niet gekeken naar of ze kunnen, willen of mogen werken.
In nederland is dat iedereen tussen de 15 en de Aow leeftijd.
De niet-beroepsbevolking = bevolking dat zich niet aanbiedt om te werken en ook niet
opzoek zijn naar actief werk.
Bruto participatiegraad
- geeft aan hoeveel procent van de potentiële beroepsbevolking tot de
beroepsbevolking behoort
beroepsbevolking
- Bruto participatiegraad= potentiële beroepsbevolking X 100 %
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fleurvandeyckk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.