deze samenvatting bevat alle tentamenstof voor biologische grondslagen: evolutie. Dat houdt in:
1. alle hoofdstukken van het boek Evolutionary Psychology: an introduction door Workman & Reader (4e editie) met uitzondering van hoofdstuk 10, wat geen tentamenstof is
2. alle informatie uit het onlin...
BIOLOGISCHE GRONDSLAGEN: EVOLUTIE
Samenvatting van het boek Evolutionary Psychology door Workman & Reader en informatie
uit het online werkboek
INTRODUCTIE / PERSPECTIEF
Iets verklaren betekent in de wetenschap vaak het identificeren van een oorzaak. Welke
kanttekening kun je hierbij plaatsen?
Het is belangrijk te onthouden dat in de regel niet één maar meerdere oorzaken genoemd
kunnen worden, zeker bij het begrijpen van menselijk gedrag. Er kunnen bijv zeer
verschillende oorzaken voor depressie genoemd worden, afhankelijk van vanuit welke
psychologische tak dit wordt benaderd. In biologie en psychologie heerst een pluriforme
aanpak, het aanwijzen van oorzaken / opstellen van verklaringen is mogelijk vanuit
verschillende perspectieven en leveren samen begrip op van menselijk gedrag.
Wat zijn de vier vragen van Tinbergen?
Tinbergen stelde dat als wij bepaald diergedrag willen begrijpen, we vier vragen moeten
beantwoorden:
1. adaptatie: wat is het nut of adaptieve voordeel van bepaald gedrag?
maw op welke wijze heeft dit gedrag een evolutionair voordeel opgeleverd voor
deze soort?
2. ontogenese: hoe ontwikkelt zich bepaald gedrag in het leven van een organisme?
3. fylogenese: hoe is bepaald gedrag ontstaan en heeft het zich evolutionair
ontwikkeld?
dus niet zozeer een vraag naar adaptieve functie maar over evolutionaire
ontstaansgeschiedenis
4. causatie: wat zijn de onmiddellijke oorzaken van een kenmerk?
Dit is een vraag naar de werking van het proces in het hier en nu.
Vier vragen van Tinbergen schematisch
,HOOFDSTUK 1: INTRODUCTION TO EVOLUTIONARY PSYCHOLOGY
Wat is de basisaanname van evolutionaire psychologie?
De menselijke geest moet gezien worden als een orgaan dat, net als alle lichamelijke
organen, door natuurlijke selectie is ontworpen om het individu te helpen in het overleven,
voortplanten en het nemen van beslissingen. Dit houdt niet in dat alles aangeboren of
instinct is, maar dat de menselijke geest ook ontworpen is om te leren.
De oorsprong van evolutionaire psychologie
Wat is het verschil tussen ultimate en proximate vragen?
Ultimate (of distale) vragen gaan over waarom bijv bepaald gedrag überhaupt bestaat, wat
de evolutionaire functie ervan is. (verklaringen in termen van evolutionaire context)
Proximate vragen gaan over hoe bepaald gedrag zich ontwikkelt. Proximate vragen worden
meer gesteld door de traditionele (niet-evolutionaire) psychologie. (verklaringen in termen
van directe aanleidingen)
Wat is een beperking van proximate vragen?
Dat wanneer we het individu in het centrum van bepaald gedrag plaatsen, we het complete
plaatje van de natuurlijke selectie ten behoud van genen uit het oog kunnen verliezen.
Een geschiedenis van evolutionair denken
Thales: Griekse filosoof die stelde dat het leven geëvolueerd is vanuit eenvoudigere
elementen (met water als meest basale element).
Empedocles: Griekse filosoof die stelde dat in het begin de wereld bestond uit
lichaamsorganen die af en toe samenkwamen gedreven door de kracht van Liefde. Dit
resulteerde meestal in wangedrochten die uitstierven, maar een klein deel was succesvol en
bleef zich voortplanten waardoor ‘kopies’ van hen ontstonden.
Aristoteles: Griekse filosoof die het evolutionair denken ondermijnde door te stellen dat
elke soort een plek innam in een hiërarchische structuur genaamd de scala naturae of ‘het
Grote Keten van Zijn’. Dit idee werd overgenomen door de christelijke religie met een
hiërarchie met God aan de top. Ieder bleef op de eigen plek van de hiërarchie, elke vorm van
verandering zou resulteren in chaos.
Erasmus Darwin: grootvader van Charles Darwin, die stelde dat het mogelijk is dat alle
levende wezens afstammen van een gemeenschappelijke voorvader, met competitie als
mogelijke drijvende kracht achter evolutie.
Lamarck: tijdsgenoot van Darwin sr, die stelde dat veranderingen in de omgeving
veranderingen in het gedrag van dieren in de hand kan werken, wat op zijn beurt ervoor kan
zorgen dat bepaalde organen meer of minder worden gebruikt. Vervolgens stelde hij dat
deze veranderingen overerfbaar zijn. Deze theorie heet tegenwoordig ‘de overerving van
verworven kenmerken’ en wordt door de meeste evolutionaire biologen ontkend, met één
uitzondering: epigenetica. Dit houdt in dat levenservaringen van een individu kunnen
beïnvloeden welke genen tot uitdrukking komen in hun kinderen.
,Van welke twee componenten is natuurlijke selectie afhankelijk?
1. erfelijke variatie (van nature voorkomende variatie binnen een soort die overgeërfd
wordt)
2. differentieel reproductief succes (door deze variatie heeft het ene individu beter
overlevende nakomelingen dan het andere individu)
genetische mutatie: de reden voor variaties binnen een soort, ontstaan door ‘kopiefouten’
in de kiemcellen / voortplantingscellen. Dit komt oa. door straling.
Mendel: Oostenrijkse monnik die een aantal kweekexperimenten deed op hybride
erwtenplanten. Met deze experimenten demonstreerde hij dat het blend-model van Darwin
(kenmerken van een individu zijn een blend van de kenmerken van vader en moeder, zoals
gemixte kleuren verf) niet klopte. Wanneer hij twee erwtenplanten kruiste, 1 met witte en
de andere met rode bloemen, hadden de nakomelingen geen roze bloemen maar of witte of
rode bloemen. De reden dat sommige kenmerken, zoals lengte of huidskleur wel een blend
zijn, is omdat hierbij meerdere genen betrokken zijn. Als het een mix van een enkel gen
betreft, dan vindt er geen blending plaats, maar is overerving ‘particulate’ (vanuit deeltjes)
Van evolutie tot evolutionaire psychologie
Materialisme: benadering die de geest ziet als reduceerbaar tot hersenactiviteit. ‘the mind
is the information processing activity of the brain’. Als dit zo is, dan is het brein als fysiek
orgaan (en daaruit voortvloeiend dus ook de geest en het gedrag) ook onderhevig aan de
druk van natuurlijke selectie.
The Expressions of the Emotions in Man and Animal een boek dat Darwin schreef over de
evolutionaire oorspong van emoties en hun expressies.
Galton: neef van Darwin, die stelde dat karakter en intelligentie erfelijke kenmerken zijn.
Drie redenen waarom hij belangrijk is voor de psychologie:
1. Hij kan de vader van psychometrie genoemd worden omdat hij een aantal van de
eerste intelligentietesten ontwikkelde.
2. hij benadrukte het belang van grote aantallen individuen in het verkrijgen van data
(experimentele psychologie)
3. hij noemde ook kenmerken die in voorouderlijke (jager-verzamelaar) tijden nuttig
waren maar dat tegenwoordig niet meer zijn (zoals gedijen in groepen tegenover
meer zelfredzaam zijn)
Eugenetica en Galton: controversieel was zijn suggestie selectief ‘fokken’ toe te passen ten
behoeve van de samenleving: de intelligente, innovatieve mensen stimuleren zich voort te
planten (positieve eugenetica) en de minder intelligente mensen ontmoedigen of zelfs
verbieden (negatieve eugenetica) dit te doen. Een heel naar gevolg hiervan is dat in het
eerste deel van de twintigste eeuw honderdduizenden mensen wereldwijd gesteriliseerd
zijn omdat ze psychologisch ongeschikt werden bevonden. In de US maar ook in Nazi
Duitsland. Tegenwoordig wordt deze manier van denken grotendeels afgekeurd, maar toch
vindt er nog een soort vorm van eugenetica plaats wanneer foetussen worden gescreend op
defecten en het binnenkort mogelijk is gentherapie toe te passen om deze defecten te
, ‘herstellen’. Het gevaar hierbij is dat er een dunne lijn is tussen wat als medisch
ontoereikend en wat als ongewenst wordt gezien.
Freud: twee redenen waarom hij belangrijk is om te noemen in dit hoofdstuk:
1. anders dan vele na hem komende psychologen was hij geïnteresseerd in ultimate
vragen (waarom mensen zich gedragen zoals ze doen, niet slechts hoe ze zich
gedragen)
2. sommige van zijn ideeën zijn in lijn met recente Darwiniaanse psychologie (zoals het
id, een set van aangeboren verlangens zoals het seksuele imperatief en zijn idee dat
ons bewuste zelf niet helemaal bewust is van onze ‘echte’ motieven). Wij zijn slechts
voertuigen van genen die ons gedrag bepalen ten behoeve van voortplanting
(Dawkins)
William James: maakte het onderscheid tussen korte- en langetermijngeheugen,
bestudeerde aandacht en perceptie, was diep geïnteresseerd in de aard van het bewustzijn
en in het toepassen van Darwin’s ideeën op de psychologie.
Schetste instincten zoals angst, liefde en nieuwsgierigheid als drijfkrachten van menselijk
gedrag. Om dit laatste is hij minder bekend.
Wat zijn drie redenen waarom het concept ‘instinct’ verdween uit twintigste eeuwse
terminologie van de sociale wetenschappen?
1. De term ‘instinct’ is te vaag om wetenschappelijk betekenisvol te zijn
2. veel instincten kunnen veranderen door ervaringen en daarom is het lastig een lijn te
trekken tussen waar instinct eindigt en leren begint.
3. een nieuwe benadering van sociale wetenschappen ontkende het bestaan ervan en
zag cultuur ipv biologie als belangrijke bepaler van menselijk gedrag
vijf claims van het cultureel relativisme (oa Bandura)
1. mensen worden als onbeschreven blad geboren. Kennis, persoonlijkheid en culturele
waarden worden verkregen vanuit de culturele omgeving
2. menselijk gedrag is oneindig vormbaar: er zijn geen biologische beperkingen wie
iemand wordt
3. cultuur is een autonome kracht en bestaat onafhankelijk van mensen
4. menselijk gedrag wordt bepaald door een proces van leren, socialisatie en
indoctrinatie
5. leerprocessen zijn algemeen in die zin dat ze kunnen worden toegepast op
uiteenlopende fenomenen. Liggen bijv ten grondslag aan partnerselectie maar ook
voedselselectie.
Waarom is de notie ‘meer of minder geëvolueerd’ niet Darwinistisch?
Mensen stammen niet af van chimpansees zoals zo vaak wordt gedacht. In plaats daarvan
stammen beiden af van gemeenschappelijke voorouder. Het is te simpel gedacht dat een
chimpansee een primitieve versie van een mens is. Eerder moeten we spreken van anders
aangepast aan andere omgevingen.
Wie was de grondlegger van cultureel relativisme?
Franz Boas, hij stelde dat als we mensen willen begrijpen we hun cultuur moeten begrijpen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnnaJae. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.26. You're not tied to anything after your purchase.