Dit is de volledige verplichte tentamenstof van het vak Correlationele Onderzoeksmethoden (MTO-D). Dit is een samenvatting van mijn aantekeningen bij alle hoorcolleges (1 t/m 12), aangevuld met extra relevante informatie die ik heb opgestoken tijdens de werkcolleges en het oefenen met de stof. Met ...
, Binaire logistische regressie deel 2....................................................................................................................27
Significantietoetsen bij logistische regressie......................................................................................................28
Hoorcollege 1 (27-8)
Inleiding en opfrissen statistiek
- Bij dit vak ga je variabelen zoeken die met de variabele waarin je geïnteresseerd bent
samenhangen -> voorbeeld: welke factoren zorgen ervoor dat je het tentamen haalt?
- Bij dit vak worden vaak de onderzoeksopzet en de gegevens uit de steekproef
gegeven, en vervolgens is het de bedoeling dat je hieruit een conclusie trekt
- Je neemt je steekproef uit een bepaalde populatie (groep mensen waar je iets over
wil weten) -> dit doe je omdat de hele populatie onderzoeken eigenlijk niet te doen is
o Simple random sampling: elk element in de populatie heeft dezelfde kans om
in de steekproef terecht te komen -> dit is de beste manier van sampling,
maar het is in de praktijk lastig (geen lijst van alle leden van de populatie?)
o Stratified sampling: de populatie wordt opgedeeld in strata (geslacht, leeftijd)
+ binnen elk stratum wordt een volledig aselecte steekproef getrokken
Dit gebeurt bijvoorbeeld als minderheden (kleinere groepen mensen)
uit de populatie ook moeten worden meegenomen -> generaliseren
o Convenience sampling: een steekproef van mensen die voorhanden zijn; dit
gebeurt vaak bij bijvoorbeeld studenten -> maar: is dit te generaliseren?
Er zijn nog vele andere vormen, maar in principe gaan we
tijdens dit vak uit van simple random sampling -> beste manier
- Kleinere steekproeven zijn lang niet altijd representatief voor de populatie
o Als hier wel vanuit wordt gegaan heet dit Belief in the Law of Small Numbers
o Je merkt vaak dat meerdere kleine steekproeven uit dezelfde populatie sterk
van elkaar verschillen, dus grotere steekproeven zijn beter (er is meer kans
dat de steekproef lijkt op de populatie + grotere power) -> meer dan N = 25
- De data in de steekproef kunnen op verschillende manieren worden beschreven:
o Centrummaten: gemiddelde (alle scores bij elkaar optellen, delen door het
aantal scores), mediaan (middelste antwoord) en modus (hoogste frequentie)
o Spreidingsmaten: variantie en standaarddeviatie (de wortel van de variantie)
Deze descriptive statistics worden vaak in SPSS gegeven (tabel)
Beschrijvende statistieken gaan dus over de steekproef
- Wanneer we resultaten willen generaliseren van steekproef naar populatie, zijn
beschrijvende statistieken niet genoeg -> inferentiële statistiek is nodig
o Null hypothesis significance testing (NHST)
Stap 1: het formuleren van H0 (geen effect) en H1 (wel een effect)
Stap 2: een beslisregel bedenken -> wat is je significantielevel ()?
Hierbij is vaak 0.05 -> als p kleiner is wordt H0 verworpen
Stap 3: de t-waarde, Z-waarde of p-waarde uit je data halen
Deze waardes zijn afhankelijk van je steekproef (het
gemiddelde, de standaarddeviatie en de grootte van N)
Stap 4: het wel of niet verwerpen van H0 + het trekken van conclusies
Je kan hierbij een 1-zijdige of een 2-zijdige test uitvoeren
o Bij een 2-zijdige test gebruik je de p-waarde die er
staat, bij een 1-zijdige test check je eerst of het
, gemiddelde klopt met de voorspelling, en als dit zo is,
kijk je vervolgens naar de p-waarde gedeeld door 2
o Betrouwbaarheidsinterval schatting (vaak een 95% interval -> bij = 0.05)
Wanneer we een experiment eindeloos vaak herhalen, bevat het 95%
betrouwbaarheidsinterval in 95% van de gevallen de echte waarde
Op basis van de gevonden data is dit dus de meest
waarschijnlijke range waarbinnen de echte waarde zal liggen
o Met 95% zekerheid kan je zeggen dat in het CI ligt
Betrouwbaarheidsintervallen geven onzekerheid rondom
puntschatters (het gemiddelde of de correlatie) weer
Bij een grotere N kan je preciezer meten -> CI wordt smaller
- Je hebt verschillende meetniveaus binnen de statistiek -> klassieke indeling:
o Nominaal en ordinaal (beide categorische variabelen) -> je valt in 1 categorie
o Interval en ratio (beide kwantitatieve variabelen) -> je kan elke score hebben
De verschillen tussen categorische en kwantitatieve variabelen zijn in
dit vak belangrijker dan de verschillen in nominaal, ordinaal, interval
en ratio -> dit zijn vaak namelijk minder duidelijke verschillen
- Je hebt ook verschillende vormen van onderzoeksdesign binnen de psychologie:
o Hierbij houdt probability sampling in: simple random sampling, stratified
sampling etc. -> elke vorm van sampling die niet convenience sampling is
Waarbij mensen dus een gelijke kans hebben om in de steekproef te
komen -> er is sprake van een vorm van willekeurige keuze
Probability Random “Actieve”
sampling* toewijzing aan Manipulatie
condities
Experiment JA JA JA
Quasi- JA NEE JA
Experiment
Correlationeel JA NEE NEE
- Pearson’s (poulatie) of r (steekproef) is een maat voor lineaire samenhang
o Het is een getal tussen -1 (perfecte negatieve samenhang) en +1 (perfecte
positieve samenhang) + het kan geen niet-lineaire samenhang laten zien
Daarom moet je eerst altijd de scatterplots bekijken voor je correlaties
gaat interpreteren -> het moet een lineair verband zijn voor conclusies
Bepaalde outliers (extreme scores) kunnen een correlationeel verband
versterken of verminderen -> ook hierom moet je scatterplots checken
o De correlatiecoëfficiënt kan worden getoetst met inferentiële statistiek
N −2
H0: = 0 tegen H1: ≠ 0
√
-> t-toets: t = r
1−r 2
SPSS geeft standaard de p-waarde van deze toets
met df = N – 2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkevanleth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.86. You're not tied to anything after your purchase.