pedagogische systemen in kindertijd en adolescentie
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
More summaries for
Test Item File- Practice Test - Social Development,Clarke-Stewart,2e
Ace Your Exams with the [Social Development,Clarke-Stewart,2e] 2023-2024 Test Bank
Social Development, Clarke-Stewart - Exam Preparation Test Bank (Downloadable Doc)
All for this textbook (7)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Pedagogische Wetenschappen
Pedagogische systemen in kindertijd en adolescentie
All documents for this subject (24)
1
review
By: johannevanweeghel • 3 year ago
Translated by Google
Super chill for first-year students pedagogical sciences in Utrecht, exactly all exam dust!
Seller
Follow
zoehalder
Reviews received
Content preview
Samenvatting pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie
Hoorcolleges week 1
HC1: Introductie
Socialisatie: proces waarin kinderen door middel van vaardigheden en gedragingen leren meedraaien
in de maatschappij.
Theorieën:
Freud: psychodynamische benadering. Een kind wordt geboren met een Id, wat het primitieve
ongeorganiseerde deel van de persoonlijkheid is.
Doel van de opvoeding: het kind moet zijn driften leren beheersen zodat er gewenst gedrag
ontstaat. Primitieve driften (genot) passen namelijk niet in de omgeving, dus de ouders gaan
deze extern controleren waardoor deze later zorgen voor interne controle, ofwel zelfregulatie.
Ego: rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid. Buffer tussen id en echte wereld,
opereert vanuit het realiteitsprincipe, reguleert impulsen
Superego: geweten, maakt onderscheid tussen goed en kwaad.
Block & Block: jaren 70, zelfregulatie.
Doel van de opvoeding: Ego controle: expressie impulsen/inhibitie en ego resilency: mate van
impulscontrole (dynamisch). Je leert wanneer je iets wel en niet kan doen.
Rothbart: jaren 80, zelfregulatie.
Doel van de opvoeding: effortfull control: aandacht verdelen en focussen op een specifiek
deel, inhibitie, waarnemend sensitief, je past je aan aan de groep. Echter geeft dit weinig
plezier.
Langevelt: je moet het kind tijdens het eerste levensjaar met rust laten, anders wordt het
verwend. Door middel van morele ondersteuning zorgen ouders tijdens de opvoeding dat het
kind mondig (bekwaam, moreel, meedoen aan de maatschappij) wordt.
Doel van de opvoeding: de persoonlijke vrijheid en de opvoeding tot personen die achter hun
morele oordelen kunnen staan Zelfverantwoordelijke zelfbepaling.
Spock: het kind is een individu, je moet genegenheid en affectie tonen. Het gaat om
sensitiviteit. Dit is in alle culturen hetzelfde.
Doel van de opvoeding: liefde en affectie.
Experiment Liltle Elbort: dieren op matras, niet bang, bel bij dier, wel bang. Bewijs dat je
gedrag kan beïnvloeden door stimulus.
Pavlov reactie: aangeleerde onbewuste reactie.
Whatson: je kan een kind vormen zoals jij dat wil. Heel nurture gericht. Je moet kinderen niet
te veel knuffelen want dan worden ze afhankelijk.
Behaviorisme: hoe je je gedraagt is te beïnvloeden door middel van externe controle.
Klassieke conditionering: het leren van voorwaardelijke reflexen.
Skinner: onderzocht de relatie tussen stimulus en response. Ofwel, het belonen van positief
gedrag en het straffen van negatief gedrag en hierdoor gedrag aanpassen: Operante
conditionering. Ouder kan het kind dus vormen.
, Voorbeeld van een ongeconditioneerde stimulus die geconditioneerd is: hond -> eten ->
kwijlen.
Patterson:
Coercive cycle: neerwaartse spiraal waarbij inconsequent gedrag van de ouders samen met het
sterke temperament van het kind zorgen voor een wederzijdse negatieve aanpak.
Bandura:
Sociaal cognitieve conditioneringstheorie: leren door observeren en later imiteren (modelling).
Of je iemand observeert heeft te maken met wat het resultaat voor jou is, of de persoon een
belangrijk persoon voor je is en of meerdere mensen die persoon nadoen.
Self efficiacy als je denkt iets niet goed te kunnen laat je het ook niet zien. Leren is een proces
van informatie op doen en dit laten zien.
Opvoedingsdoel: een goed model zijn voor het kind
Lewin Lippit en White: autoritaire stijl, democratische stijl en laissez faire.
Baldwin:
Scientific democratie: afstand tussen ouder en kind zodat het kind zelfstandiger is.
Warm democratie: sensitief
Baumrind: opvoedingsstijlen. Warm vs controle.
Doel van ouders: ingaan op behoefte voor warmte en steun.
Wel responsief/acceptatie Niet responsief/acceptatie
Veel controle Autoritatief Autoritair
Democratisch Ouder-centered
Weinig controle Permissief Verwaarlozend
Kind centered Niet betrokken
Lorenz: kritische en sensitieve periode (eendjes)
Doel ouders: kind iets aanleren in deze periode.
Harlow: hechtingsexperiment met aapjes. Liefde is belangrijker dan voeding.
1. Persoonlijkheid -> opvoeding: kind kenmerken beïnvloeden de omgeving (evocatieve
invloeden: gen omgeving interacties).
Transactioneel model: kinderen en ouders veranderen elkaar over tijd.
2. Opvoeding -> persoonlijkheid: bijvoorbeeld een autoritaire opvoedstijl zorgt voor frustratie in
het kind.
3. Opvoeding en persoonlijkheid -> ontwikkeling:
Additief model: iets is niet afhankelijk van elkaar maar heeft wel effect (roken en
zwangerschap).
4. Opvoeding x persoonlijkheid -> ontwikkeling:
Moderator effect: er is een verband, dit verband verandert door drie variabelen: angst versterkt
de band tussen discipline en agressief gedrag.
5. Persoonlijkheid via opvoeding -> ontwikkeling:
Direct en indirect effect:
,Diathese-stressmodel: een stoornis, of het traject ervan, te verklaren als het resultaat van een interactie
tussen een aanleg en een stress veroorzaakt door levenservaringen. De term diathese is afgeleid van de
Griekse term voor een aanleg of gevoeligheid.
Dual risk model: kwetsbaarheid model.
Literatuur week 1
Clark H7: familie: vroege en blijvende invloeden
Socialisatie: familieleden controleren impulsen van kinderen naar sociaal geaccepteerde standaarden
en leren hun kinderen de vaardigheden en regels die ze nodig hebben om goed te kunnen functioneren
in de maatschappij.
1. Familie systemen:
Bestaat uit een aantal subsystemen waaronder moeder en vader, moeder en kind, vader en kind en
eventuele broers en zussen. Familieleden beïnvloeden elkaar zowel direct als indirect.
- Directe invloeden: zijn duidelijk zichtbaar, kritiek en complimenten.
- Indirecte invloeden: tweedelig proces waarin bijvoorbeeld de relatie van de ouders het kind
indirect beïnvloedt.
Adaptatie is de sleutel tot succes in het gezinssysteem.
Couple system: de emotionele band die ouders hebben beïnvloed het kind. Als de ouders een
sterke band hebben heeft het kind een grotere kans op een veilige hechting. Ouders die veel
ruzie maken hebben een negatieve invloed op het kind.
Verklaringen voor de invloed van de ouderrelatie op de kinderen is:
- Sociale leertheorie: gedrag van kinderen wordt aangeleerd. Als zij vaak in een omgeving met
ruzie zijn leren ze dus agressieve interactie strategieën.
- Hechtingstheorie: veel ruzie kan zorgen voor emotionele onzekerheid wat kan leiden tot
latere problemen in interacties.
- Cognitieve processen: de impact van conflicten wordt bepaald door het begrip dat de
kinderen hebben voor het conflict. Als er weinig begrip is kan er angst en onzekerheid
ontstaan. Bij veel begrip is het vertrouwen dat conflicten opgelost kunnen worden groter.
- Mentale gezondheid Als deze slecht is bij de ouders heeft dit invloed op het kind.
- Invloed van conflict van ouders op het kind is genetisch bepaald.
Het effect van conflicten tussen ouders op kinderen zijn wederkerig en transactioneel (hoe factoren
elkaar over en weer beïnvloeden).
Om ruzie binnen het gezin te verminderen bestaan interventies. Deze veranderen conflicten van
destructief naar constructief. Hierdoor kunnen kinderen zich beter ontwikkelen.
Ouder-kind systemen: ouders hebben een bepaald beeld van hoe ze willen dat kun kind later
wordt.
- Ouder kind socialisatie: socialisatie begint vanaf de geboorte maar wordt complexer
zodra het kind mobiliteit heeft en bijvoorbeeld leert spreken. Ze gebruiken
bekrachtiging om standaarden en gewenst gedrag aan te leren en straffen/belonen hun
kind als ze zich al dan niet aan deze regels houden. Ze gebruiken modeling om
, gewenst gedrag voor te doen. Tot slot is er ook onbewuste modeling waarbij het kind
de volwassene nadoet zonder dat dit de bedoeling was. Als ouders warm en liefdevol
zijn heeft de socialisatie meer effect.
- Verschillen in socialisatie: Diana Baumrind associeert opvoedstijlen met kind
uitkomsten.
Opvoedstijl Karaktereigenschappen van het kind
Autoritatief Energiek vriendschappelijk kind
- warm, betrokken, responsief - vrolijk maar met zelfcontrole
- duidelijke regels maar democratisch - geïnteresseerd en nieuwsgierig
- zijn redelijk en straffen/belonen zo nodig - is goed met peers en volwassenen
- houdt rekening met de wensen van het kind - kan goed omgaan met stress
Autoritair Tweestrijdig prikkelbaar kind
- weinig warmte of positiviteit - chagrijnig, niet gelukkig, hopeloos.
- geen rekening met wens van het kind - passief, makkelijk geïrriteerd
- strenge regels maar ligt deze niet toe. - erg gevoelig voor stress.
- reageert vaak boos en geeft heftige straffen.
Permissief Impulsief agressief kind
- matig warm - agressief, dominant
- verheerlijkt vrije expressie van impulsen en - snel boos maar ook weer snel vrolijk
verlangens. - weinig zelfcontrole, impulsief
- is niet duidelijk in regels. - hulpeloos, niet doelgericht.
- negeert slecht gedrag
- niet responsief, zo min mogelijk tijd en - chagrijnig, onveilig gehecht, agressief,
moeite in het kind onverantwoordelijk, weinig zelfvertrouwen en
- houdt het kind niet in de gaten onvolwassen
- kan depressief, bang of emotioneel - Vaak vervreemd van familie, sociaal niet sterk
afhankelijk zijn en vaak problemen.
- Verschillen in opvoedstijlen: zijn afhankelijk van een aantal factoren.
1. kwaliteit van relatie van ouders. Ouders die een goed huwelijk hebben zijn meer geneigd
een autoritatieve opvoedstijl te hebben
2. persoonlijkheid van de ouders. Ouders met een slecht op elkaar aansluitende
persoonlijkheid hebben een grotere kans een autoritaire opvoedstijl te hanteren.
3. gezondheid van de ouders; emotionele toestand van de ouders wordt weerspiegeld in de
opvoeding.
4. educatie van de ouders; ouders met een lager opleidingsniveau zijn geneigd een strengere
autoritaire opvoeding te hanteren.
5. achtergrond van de familie; ouders voeden hun kind vaak vergelijkbaar op zij zelf zijn
opgevoed.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoehalder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.26. You're not tied to anything after your purchase.