100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Literatuurbundel & 'Jeugdrecht in de Praktijk' - Jeugdrecht I (2019/2020) $4.77
Add to cart

Summary

Samenvatting Literatuurbundel & 'Jeugdrecht in de Praktijk' - Jeugdrecht I (2019/2020)

 108 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting omvat alle artikelen uit de literatuurbundel en boekhoofdstukken (uit het boek 'Jeugdrecht in de Praktijk van Weijers) voor Jeugdrecht I (Minor Kinderrechten en Forensische Jeugdzorg). De samenvatting is geschreven in studiejaar 2019/2020.

Last document update: 5 year ago

Preview 4 out of 43  pages

  • No
  • Inleiding, h2, h3, h4
  • November 25, 2019
  • December 10, 2019
  • 43
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
College 1
Jeugdrecht in de praktijk – Inleiding
Jeugdrecht betreft de vier gebieden: het familierecht (denk aan
afstemming, minderjarigheid en ouderlijk gezag), de vrijwillige jeugdhulp,
de kinderbescherming en het jeugdstrafrecht. Er is geen algemene wet die
al deze gebieden omvat maar er zijn verschillende wetten en wetboeken.
Bij het Nederlandse jeugdrecht zijn twee internationale ontwikkelingen
belangrijk:
1. Het gelijktijdig ontstaan van een systeem van kinderbescherming en
een apart jeugdrechtsysteem rond 1900 tegen de achtergrond van
de ‘sociale kwestie’. Vanwege industrialisatie en urbanisatie kwam
er meer aandacht voor de leefomstandigheden van gezinnen,
waaruit vervolgens meer aandacht kwam voor de bescherming van
kinderen. Dit leidde tot de Kinderwetten van 1901, waarmee
vernieuwingen werden doorgevoerd op het gebied van
kinderbescherming en jeugdstrafrecht.
2. De tweede ontwikkeling was een halve eeuw later met de aanname
van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in 1950, maar kwam
pas echt op gang toen het Europees hof voor de rechten van de
mens (EHRM) invloed kreeg. Deze ontwikkeling werd weer versterkt
door de aanname van het IVRK in 1989, waarbij vier algemene
principes te onderscheiden zijn:
 Alle kinderen hebben recht op alle rechten en vrijheden uit
het verdrag, zonder discriminatie (artikel 2).
 De belangen van het kind vormen de eerste overweging bij
alle maatregelen die het kind betreffen (artikel 3).
 Alle kinderen hebben recht op leven, overleven en
ontwikkeling (artikel 6).
 Alle kinderen hebben recht hun mening te geven en te
participeren in beslissingen die hen betreffen, in
overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid (artikel 12).
Deze ontwikkeling heeft tot grote veranderingen in wetgeving geleid, ook
omdat het comité toezicht houdt op de implementatie van het IVRK.

Voornamelijk de laatste decennia hebben er enorm veel veranderingen,
regels en wetten plaatsgevonden. Deze veranderingen in wetgeving
hebben onder andere te maken met de overgang van een
verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij, waardoor de
gemeenten meer plichten krijgen en burgers in de eerste plaats zelf
verantwoordelijk zijn.

,De betekenis van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van
het Kind voor het Nederlandse jeugdstrafrecht - Mijnarends
In dit artikel wordt onderzocht welke implicaties het IVRK heeft voor het
jeugdstrafrecht en welke verantwoordelijkheid dit voor de specifieke
betekenisgroepen betekent.

Het IVRK werd op 20 november 1989 aanvaard en trad op 2 september
1990 in werking. Het IVRK kent geen individuele klachtenprocedure om
schending van verdragsrechten van jeugdigen aan een onafhankelijke
rechterlijke instantie voor te leggen. Wel heeft het IVRK een comité, die
elke vijf jaar de uitvoering van het verdrag beoordeelt.

De directe werking van de jeugdstrafrechtbepalingen in het IVRK
Artikelen 37, 39 en 40 zijn de drie verdragsbepalingen op het gebied van
jeugdstrafrecht.
- Artikel 37: waarborgt rechten omtrent vrijheidsbeneming van
jongeren.
- Artikel 39: overheidsverplichtingen voor re-integratie en herstel van
jongeren.
- Artikel 40: garantie dat jeugdstrafrechtspleging overeenstemt met
het verdrag.
Naast deze bovenstaande rechten moeten ook klassieke kinderrechten
worden geïmplementeerd en de sociale, economische en culturele rechten
een algemene plek in het jeugdstrafrechtspleging krijgen.

Voor de toekenning van het predikaat directe werking (dat Europese
richtlijnen direct moeten worden omgezet in nationale wetgeving), dient
aan twee voorwaarden te zijn voldaan:
1. De verdragsnorm is zodanig geformuleerd dat aanpassing via
wetgeving achterwege kan blijven.
2. Het nationale recht moet de mogelijkheid bieden dat deze
internationale norm direct in de rechtsorde kan doorwerken.
Er lijken maar weinig IVRK-bepalingen met directe werking. Zo zijn de
meeste bepalingen geformuleerd als verplichting van de staten en richten
zij zich niet/nauwelijks tot jeugdigen zelf. Ook is het IVRK soms niet
duidelijk geformuleerd. Toch kunnen er vier opmerkingen gemaakt worden
omtrent de directe werking van het jeugdstrafrecht:
1. Het feit dat het IVRK een verdrag is en geen verklaring, kan gezien
worden als bewijs voor de behoefte aan directe werking.
2. Uit artikel 37 en 40 kan geconcludeerd worden dat de bedoeling van
het IVRK het garanderen van bindende bescherming is voor
jongeren.
3. Een groot deel van de jeugdstrafrechtnormen is terug te vinden in
het BUPO-Verdrag en het EVRM, beiden kennen directe werking.
4. Vanwege de onhoudbare strikte scheiding tussen ‘klassieke en niet-
klassieke’ kinderrechten moet de toekenning van directe werking

, niet alleen afhankelijk zijn van de formulering van de
verdragsbepaling.

Opvallende verdragsrechten op het gebied van jeugdstrafrecht
1. De aanwezigheid van een speciaal systeem van
jeugdstrafrechtpleging (art. 40 lid 1 jo. art. lid 3 aanhef)
2. Definitie van het begrip jeugdige in combinatie met de
minimumleeftijd voor strafrechtelijke aansprakelijkheid (art. 40 lid 1
jo. art. 1 jo. art. 40 lid 3 sub a)
3. Het moment waarop een jeugdige op zijn verdragsrechten
aanspraak kan maken (art. 40 lid 2 sub b aanhef)
4. De buitengerechtelijke afdoening in alle fasen van het strafproces
(art. 40 lid 3 sub b jo. art. 37b)
5. De rol van de ouders zowel tijdens de voorfase als op de zitting (art.
40 lid 2 sub b ii jo. sub b iii)
6. Het verbod van vertraging (art. 40 lid 2 sub b iii)
7. De inrichting van de terechtzitting (art. 40 lid 1 jo. sub b iiii)

Implicaties van deze verdragsrechten voor het Nederlandse
jeugdstraf(proces)recht
1. Een speciaal systeem voor jeugdstrafrechtspleging. In Nederland zijn
er via art. 77 Sr en art. 486 e.v. Sv speciale bepalingen m.b.t. het
kinderstraf(proces)recht. Dit betekent bijvoorbeeld voor autoriteiten
dat er speciale jeugdrechtbanken moeten zijn met getrainde
kinderrechters en jeugdofficieren van justitie. Ook de politie en
advocaten moeten voldoende kennis hebben over de inhoud van het
jeugdstraf(proces)recht. Voor wetten en procedures betekent dit dat
het jeugdstrafrecht op materieel en formeel gebied zich moet
onderscheiden van het volwassenenstrafrecht.
2. Definitie van het begrip jeugdige. Een jeugdige is strafrechtelijk
aansprakelijk vanaf 12 jaar (art. 77a Sr) en vanaf 18 jaar wordt er
volgens volwassenenstrafrecht berecht. Belangrijk is de volgende
uitzondering in art. 77b Sr: een jeugdige tussen 16-18 jaar kan
volgens het volwassenenstrafrecht worden berecht als het feit
ernstig is of de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden
hiertoe aanleiding geven. Dit is in principe in strijd met het IVRK,
waarin een grens is gesteld van 18 jaar.
3. Het moment waarop een jeugdige op zijn verdragsrechten
aanspraak kan maken. Zowel art. 6 EVRM als art. 14 BUPO-Verdrag
kennen als moment waarop een jeugdige een beroep kan doen op
zijn verdragsrechten, de aanwezigheid van de ‘criminal charge’ (het
moment waarop een officiële kennisgeving van een bevoegde
autoriteit aan een betrokkene wordt uitgereikt dat hij wordt verdacht
van een strafbaar feit). Volgens het IVRK kan elke jongere aanspraak
doen op zijn verdragsrechten vanaf het moment dat hij/zij een
verdachte is.

, 4. Buitengerechtelijke afdoening in alle fasen van het strafproces. Om
te voorkomen dat jonge verdachten onnodig worden
gestigmatiseerd, te lang van hun vrijheid worden beroofd en ter
bevordering van re-integratie in de maatschappij, moet diversie voor
zoveel mogelijk delicten gestimuleerd worden in alle fasen van het
strafproces.
5. De rol van de ouders tijdens het strafproces. Volgens het IVRK
moeten de ouders op de hoogte worden gebracht van de arrestatie
en strafvervolging van hun kind en moeten zij tijdens het hele
strafproces een rol kunnen spelen, tenzij het belang van het kind
zich daartegen verzet (idem art. 7 jo. art. 10 jo. art. 15 lid 1 Beijing
Rules). Vaak is de rol van deze ouders echter niet groot, denk aan:
gezinsproblematiek, wantrouwen van politie/justitie en hulpverlening
etc.
6. Het verbod van vertraging. In tegenstelling tot art. 6 EVRM en art. 14
BUPO-Verdrag, moet volgens het IVRK elke strafrecht van jeugdigen
zonder vertraging plaatsvinden. Dit betekent dat de termijn in
kinderzaken korter moet zijn dan die in volwassenzaken. De politie
en het Openbaar Ministerie hebben als taak hiernaar te handelen en
de rechtbank en raadsman moeten het beginsel bewaken.
7. De inrichting van de zitting. Volgens internationale voorschriften
moeten er gespecialiseerde kinderrechters, officieren van justitie en
raadslieden zijn. De privacy van de jeugdige moet worden
gewaarborgd tijdens het strafproces en de beslotenheid van
jeugdzittingen moet een uitgangspunt zijn. Er moet naar de
specifieke kenmerken van de zaak in kwestie gekeken worden.

Conclusie
Alle beroepsgroepen binnen de jeugdstrafrechtspleging hebben eigen
verantwoordelijkheid voor de implementatie van het IVRK. Het is
belangrijk dat het IVRK niet gezien wordt als instrument om jonge
verdachten af te schermen van hun verantwoordelijkheden.

College 2
Geschiedenis der Kinderrechtspraak – Hudig
Vijftig jaar geleden: introductie kinderrechter.
5 juli 1921 (S. 834): ondertoezichtstelling (ontzetting en ontheffing van
ouderlijke macht).
Kinderwetten 1901 (S. 62 & 63): bestrijding jeugdverwaarlozing en
jeugdwangedrag (met idee: hulp bieden aan jongeren in nood i.p.v. hen op
laten groeien tot misdadigers en dan straffen).
 Maar wat houdt hulp in? Hier is geen overeenstemming over.

Totstandkoming kinderwetten
Eind 20e eeuw ontstond er onrust over de toename in jeugdcriminaliteit en
onvrede met de manier van berechting van delinquente jongeren, die

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lexaa. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.77. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

58716 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$4.77  3x  sold
  • (0)
Add to cart
Added