100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Beknopte samenvatting rechtssociologie $7.62   Add to cart

Summary

Beknopte samenvatting rechtssociologie

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een beknopte samenvatting van het onderdeel rechtssociologie van het vak "sociologie en rechtssociologie". Ik was hiermee in eerste zit geslaagd.

Preview 4 out of 33  pages

  • September 8, 2024
  • 33
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Rechtssociologie
Hoofdstuk 1. Wat is rechtssociologie?
1.1. Inleiding
 Rechtssociologie is gebaseerd op de sociologie van het recht.
- Recht voor zover dat recht in relatie treedt met de samenleving.
 Het rechtssociologische perspectief verschilt op 2 belangrijke punten van de zienswijze op
het recht die leidend is voor de rechtenstudie: juridisch onderzoek en juridische professies.
1. Empirische methode vs. doctrinaire methode.
- Doctrinaire methode: wetten, verdragen, jurisprudentie, … gaan over normen die
voorschrijven hoe men zich moet gedragen.
 Geldigheid van voorschriften vloeit voort uit de interne systematiek van het recht.
 The law of the books.
 Subsumptie: zoeken naar regels die je op feiten kan plaatsen.
1° Er bestaan vage regels over die we moeten interpreteren.
2° Er bestaan geen regels over, omdat dit probleem vroeger niet voorkwam.
3° Er moeten afwegingen gebeuren, aangezien er meerdere regels over bestaan.
 Genital mutilation/cutting in Senegal.
- Empirisch: legt zich toe op wat is, belang van wettenschappelijke gegevensverzameling.
 The law in action.
 Kennis vloeit voort uit empirisch onderzoek van het recht in de samenleving.
2. Extern perspectief vs. intern perspectief.
- Intern: juristen gaan impliciet en expliciet uit van het bewaken van de coherentie van het
recht.
 Interne samenhang van de juridische doctrine is zo belangrijk voor het functioneren
van de rechtsorde dat eventuele inconsistenties leiden tot reactie: Urgenda-zaak.
- Extern: geen zorg over coherentie -> bredere opvatting over wat recht is.
 Ook sociale normen, informele geschilbeslechtingsprocedure.
 Laat toe om bijv. de feitelijke ongelijkheid van procespartijen te confronteren met
het juridische gelijkheidsbeginsel.
 Conflicten tussen overheidsregels en informele groepsnormen in kaart brengen.




1

,  Het extern perspectief vervangt het interne niet, het is slechts een aanvulling=;
 Doctrinaire methoden blijven noodzakelijk als jurist.
 Begin jaren: rechtssociologie = niche binnen rechtsleer/sociologie.
 Vanaf jaren ’50: relatief autonome wetenschap.

1.2. Het belang van de sociologie voor de beoefening van het recht
1.2.1. De pleinvrees van juristen
 Waar ligt de grens tussen loyauteit en medeplichtigheid aan corruptie? Tussen moed en
overmoed? Tussen verraad en burgerzin? Mogen ambtenaren/magistraten aan de alarmbel
trekken en naar de pers stappen wanneer zij redelijke vermoedens hebben dat een
onderzoek wordt gesmoord? May they blow the whistle?
 Luc Huyse: individuele/collectieve pleinvrees.
- Blijven we van het publieke debat.
- Oefenen waakhondfunctie over rechtstaat te weinig uit.
 Juristen met diploma in de rechten zouden:
- Een missie moeten hebben.
- Verantwoordelijkheid moeten opnemen.
 Juristen bekijken het rechts als instrument.
- Het rechts als middel om iets te bekomen. Hierbij verliest het recht zijn intrinsieke
waarde.

1.2.2. Sire, il n’y plus d’intellectuels
 Rechtsinstrumentalisme: verschijnsel beperkt zich niet tot de juristen.
- Juristen: geen helden die vechten voor de rechtstaat.
- Hoogleraren/professoren: te druk met verzamelen van kredieten.
- Studenten: rendementsdenken: zo weinig mogelijk studeren en zo snel mogelijk een
diploma halen/veel geld op korte termijn verdienen.
 Alles lijkt te draaien om het recht als instrument en persoonlijke verrijking.
 Niemand staat op om te vechten voor de rechtstaat.
 Waar valt kritische onafhankelijkheid nog te vinden? Wordt die binnenkort nog slechts
vertolkt door gepensioneerde hoogleraren, magistraten en journalisten?
 Meeste juristen beschouwen zichzelf niet als intellectueel in de klassieke betekenis van het
woord.
 Universiteiten: vrij onderzoek en vrij woord.
- Deze universiteiten zijn door de
uitvoerende macht gekoloniseerd.
 Men moet zich minstens in de idee van
recht/de idee van gerechtigheid kunnen
herkennen om aan het recht een zekere
identiteit toe te schrijven die men ook de
zijne kan maken.

1.2.3. Rechtenstudenten zijn niet allen
studenten in het recht
 Dahrendorf over de karakteristieken van de rechtenstudent in 1964:
1. Uit hogere klassen.
2. Keuze voor rechten door minst specifiek wetenschappelijke imago.
3. Weinig vrouwelijke studenten.


2

, 4. Beter gekleed, actieve studentenclubs met dure galabals die het elitaire status
bevestigen.
5. Meer interesse in partijpolitiek en in selecte feestjes dan in kunst en hard werken.
6. Geen wetenschappelijk-theoretische belangstelling voor het recht: het recht interesseert
hen niet.
7. Meer interesse in wat ze met het diploma kunnen doen, dan in kennis.
 Doorheen de jaren is er wel wat democratisering van het profiel gekomen.
 Is het vandaag nog van toepassing?
1. Nee: minstens evenveel vrouwelijke studenten.

2. Ja:
- Sociale afkomst is nog steeds hoog.
- Wetenschappelijke interesse blijft beperkt:
 Weinig studenten willen doctoreren.
 Theoretische-wetenschappelijke opleidingsonderdelen zijn geen prioriteit.
 Studenten willen op een efficiënte wijze diploma halen.

1.2.4. De rechtenstudie als beroepsopleiding.
 Weet de universiteit andere dan praktische kernbelangen voldoende te prikkelen? Wordt
het instrumentele belang niet te zeer versterkt door een opleiding die ook zichzelf steeds
meer in instrumentalistische termen legitimeert?
1. De opleiding instrumentaliseert.
- Het curriculum wordt steeds uitdrukkelijker georiënteerd naar maatschappelijke noden,
zonder men daar veel wetenschappelijke gegevens over heeft.
- Rechtenfaculteiten leiden binnenkort enkel juridische ponssters op.
2. Het onderwijsgebeuren instrumentaliseert.
- Wordt herleid tot voorbereiding op het examen.
- Het lesgebeuren wordt slechts de training in goede antwoorden die vergeten worden
voor leerstof van andere vakken.
- Kwantitatief neemt de leerstof toe.
 De boosdoeners zijn:
- Individueel utilitarisme = het recht, zoals dat in de Westerse wereld is ontstaan, heeft
een heel eigen liberale identiteit gekregen.
 Liberaal = beschermen van de belangen van een kleine bezittende klasse (19 de E).
 Qui dit contractuel, dit juste: contractvrijheid is vandaag wel beperkter.
 Het recht is een middel die op minimale wijze die contractuele vrijheid moet
garanderen.
- Rechtsinstrumentalisme: verklaart waarom juristen zelden een strijdvaardige positie
opnemen.

1.2.5. Juristen en sociologen
 Juristen in de 18de E dachten sociologen te zijn: juristen denken dat het recht voorschrijft wat
de feitelijke verhoudingen in de samenleving zijn.
 Opkomst van de proto-sociologie in de tweede helft van de 19 de E.
- Sociologen contrasteren het recht met maatschappelijke machtsverhoudingen: recht
beschermt belangen van heersende klasse.
- Sociologen geven kritiek op de liberale rechtsorde.
- Vertrekken van hoe de samenleving het recht ervaart.


3

,  Sociologische studie van het recht begint pas echt rond 1900 als een empirische wetenschap,
die beschrijft wat het recht is en doet.
 Probleem: eind 19de E, begin 20ste E heeft sociologische wende bijgedragen tot
instrumentalisering van het recht (legal realism): recht als instrument van sociale
verandering = social engineering.
 Vanaf 1950: rechtssociologie waarschuwt voor rechtsinstrumentalisme.
- De instrumentalistische wetgever veronderstelt foutief dat hij de enige wetgever is en
dat de maatschappij een monistisch veld is dat slaafs de wet naleeft.
- In de realiteit bestaat de samenleving uit ontelbare semi-autonome sociale velden die
regels maken en de effectiviteit van het statelijk recht beïnvloeden.

1.2.6. Sociologisch anti-instrumentalisme
 Inzet van rechtsregels als instrument voor sociale verandering faalt want:
- Rechtsregels hebben niet altijd de gewenste gevolgen.
- Rechtsregels hebben zelden een eenduidig doel want ze zijn het resultaat van een
belangenstrijd: een compromis.
 Rechtssociologie pakt het anders aan door onderzoek:
- Sociologische evaluatie van wetgeving: normatieve, causale en finale veronderstellingen
van wetgever getoetst aan concrete sociale werking.
= policy analysis. <-> intentionalisme.
- Aubert: enkele voorwaarden om regel goed te doen laten werken in samenleving:
1. Doelgroep kent en begrijpt de formele norm.
2. Doelgroep is ervan overtuigd dat de overheid het meent.
3. Doelgroep is in staat om norm na te leven.
4. Doelgroep is ervan overtuigd dat de naleving in het algemeen belang is.
5. Doelgroep kan vaststellen dat de niet-naleving tot sancties leidt.
 Sociologische mobiliseringstheorieën onderzoeken op welke wijze sociale groepen zich
beroepen op rechtsregels om hun belangen vooruit te helpen.
- Grote ongelijkheid in juridisch mobiliseringspotentieel.
- Sociale organisaties spelen een grote rol in vertalen en activeren van recht voor hun
leden en knowledge about law.
 Sociologische handhavingstheorieën onderzoeken types van handhaving van diverse
ordehandhavers.
- Niet iedereen heeft hetzelfde kapitaal en middelen om naleving van de norm te
realiseren.
 Recht is nooit op en uit zichzelf structurerend voor sociale verhoudingen.

1.2.7. Marginaliteit van de rechtssociologie
 Het beleid doet te weinig aan empirisch onderzoek.
 Het pleidooi voor evidence based wetgeving zou gebaseerd moeten zijn op empirisch
wetenschappelijk onderzoek in plaats van op basis van ideologie.
- Disfuncties van het gerecht zijn nooit wetenschappelijk onderzocht.

1.4. Een rechtssociologische analyse van de juridisering van de
samenleving
1.4.1. Omschrijving
 Decennia lang: aantal advocaten in België ongewijzigd.
 Vanaf WOII:
- Toename aantal: afgestudeerde juristen, rechters, advocaten, zaken, wetten, …

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RenkeC. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.62. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.62
  • (0)
  Add to cart