Dit document bevat een complete en uitgebreide samenvatting van de hoofdstukken 3, 6, 7, 9 en 11. Met deze samenvatting kun je een goed cijfer halen voor de kennisbasis toets Nederlands/taal, die plaatsvindt in het 1e jaar van de Ipabo/Pabo. De belangrijke begrippen zijn gemarkeerd, voor een extra ...
Samenvatting basiskennis taalonderwijs, hoofdstuk 3, 6, 7, 9 en 11
Hoofdstuk 3 Mondelinge taalvaardigheid
3.1 Taalverwerving
3.1.1 Theorieën over taalverwerving
In de loop der jaren zijn er verschillende theorieën geweest over hoe kinderen hun taal verwerven. Hieronder
behandelen wij er drie:
→ Behaviorisme
→ Creatieve constructietheorie
→ Interactionele benadering
Behaviorisme
Het behaviorisme is een stroming binnen de psychologie die ervan uitgaat dat kinderen hun taal leren door
imitatie. De meeste frequente woorden worden als eerst geleerd en de goedkeuring van ouders speelt hierbij
een rol. Uit de praktijk blijkt dat het leren van een taal niet alleen komt door imitatie. Kinderen kunnen ook
zinnen vormen die zij nog nooit hebben gehoord. Wel is het zo dat het voorbeeld van de ouders wel belangrijk
is.
Creatieve constructietheorie
Binnen de creatieve construstietheorie die ook wel mentalisme wordt genoemd gaat men ervan uit dat kinderen
niet imiteren, maar zelf over een aangeboren taalleervermogen beschikken waarmee ze op een creatieve
manier zinnen kunnen maken. Een aanwijzing hiervoor ligt in het feit dat een kind elke willekeurige taal kan
leren. Met het aangeboren taalleervermogen is het kind in staat om zelf structuur te ontdekken in de taal en kan
het ook zinnen vormen die het nog nooit heeft gehoord.
Interactionele benadering
Binnen de interactionele benadering onderschrijft men het belang van het aangeboren taalleervermogen, maar
men benadrukt dat het taalaanbod van de omgeving en de interactie tussen kind en moedertaalsprekers
belangrijk is bij het leren van een taal. Het taalaanbod moet wel afgestemd zijn op de mogelijkheden van een
kind. Ouders passen dit vaak onbewust aan door te praten op een andere toonhoogte, duidelijker te articuleren
enzo.
3.1.2 Eerste taalverwerving
Een kind ontwikkelt zich op verschillende niveaus van taal:
✱ Begint met de ontwikkeling van het Fonologische niveau met het vormen van spraakklanken. Een baby van
een paar maanden maakt losse spraakklanken als ‘ah, ah’ of ‘Buh, buh’. Het is de eerste stap in de
taalontwikkeling.
✱ Ontwikkeld ook op Morfologisch niveau waarbij het gaat om de manier waarop woorden gevormd worden.
Kinderen maken zich geleidelijk aan de regels voor de opbouw van Nederlandse woorden eigen. In het begin
maken zij hier nog fouten mee.
✱ Ontwikkeld ook op Semantisch niveau waarbij het gaat om de betekenis van woorden. Ze leren niet in 1
keer de exacte betekenis van een woord. In het begin zal een kind bijvoorbeeld bij het woord paard denken aan
alle dieren.
✱ Ontwikkeld ook op syntactisch niveau waarbij de kinderen de regels die er zijn voor het combineren van
woorden leren. Een kind krijgt langzamerhand inzicht in de regels. Eerst produceren zij zinnen als: ‘waar bal’
daarna zinnen als: ‘Waar is de bal’.
✱ Ontwikkeld ook op pragmatisch niveau waarbij de kinderen de regels eigen maakt voor gebruik van de taal
en de communicatie tussen mensen. Een kind leert bijvoorbeeld dat het tactischer is om te zeggen: ‘Wil je even
aan de kant gaan’ in plaats van: ‘Aan de kant jij!’.
Zodra het kind begint met het spreken van eerste losse woorden, ontwikkelt het zich op alle niveaus tegelijk.
In het taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we de volgende twee periode:
→ De prelinguale periode (van 0 tot 1 jaar)
→ De linguale periode (van 1 tot 9 jaar)
→ Vroeglinguale periode (van 1 tot 2 ½ jaar)
→ Differentiatiefase (van 2 ½ tot 5 jaar)
→ Voltooiingsfase (van 5 tot 9 jaar)
1
,Prelinguale periode (0 tot 1 jaar)
De prelinguale periode is de periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt. Het wordt ook wel eens de
voortalige periode genoemd. Je spreekt niet van taal omdat een kind nog geen systeem van symbolen en
regels hanteert waarmee het een bepaalde boodschap overbrengt. Wel kan het geluiden produceren.
Ontwikkeling op basis van de leeftijd
Vrij snel na de geboorte: De voortalige periode is belangrijk in de ontwikkeling. Het gaat dan niet om de lossen
klanken maar om het huilen. Dit wordt ook gebruikt om te communiceren.
Na een week of 6: baby’s beginnen zich actief met taal bezig te houden. Ze luisteren naar stemgeluiden en
beginnen ook zelf klanken te produceren. In het begin zijn dit nog klinkers of vocalen en deze fase wordt dan
ook wel het vocaliseren genoemd. Een kind ontdekt de klank van de taal en oefent zijn spraakmechanisme en
dat is weer een nieuwe stap op weg naar het gesproken woord.
Na ongeveer 4 maanden: een kind begint steeds meer te experimenteren met het voortbrengen van geluiden.
De klanken worden gevarieerder en verschillen in toonhoogte, luidheid en duur. Het kind begint nu ook met het
produceren van medeklinkers en zelfs klanken die wij in het Nederlands niet kennen.
Na ongeveer 6 maanden: begint de fase van het brabbelen. Het kind herhaalt klankgroepen (mamama,
bababa). Als een kind mamama brabbelt kun je niet zeggen dat deze al taal produceert. Het kind produceert
klankgroepen zonder betekenis. Eenmaal begonnen met brabbelen zorgt voor een toename van klankgroepen.
De klankgroepen die niet passen bij de moedertaal worden achterwege gelaten. Een kind oefent in de
prelinguale periode dus met verschillende aspecten van taal: de articulatie, de klankenstructuur van de taal, de
zinsmelodie maar ook de communicatie met andere.
Linguale periode (1 tot 9 jaar)
De Linguale periode is de periode waarin een kind woorden en zinnen als communicatiemiddel gaat gebruiken.
Deze valt uit in drie periode:
De vroeglinguale periode (van 1 tot 2 ½ jaar)
In de vroeglinguale periode gaat het brabbelen van de baby langzamerhand over naar betekenisvol taalgebruik.
Er vindt vooral ontwikkeling plaats op het fonologische, semantisch en syntactisch niveau.
Periode van Eenwoordzin
Vanaf de eerste periode is er sprake van de periode van de eenwoordzin. Eerst zijn woorden nog sterk
gebonden aan een specifieke context (Het woord bal wordt alleen gebruikt bij het zien van een bal). De
eerste woorden worden vaak niet helemaal correct uitgesproken omdat een kind een klank weg laat
(poes → poe). Dit komt omdat het spraakmechanisme van het kind nog niet zover is ontwikkeld dat het
alle klankencombinaties kan uitspreken.
Dan ontdekt een kind dat je met woorden ook kunt verwijzen naar concrete voorwerpen uit de
werkelijkheid. Het kind gebruikt dat het woord bal ook als hij of zij niet een bal ziet. Met behulp van een
los woordje doet een kind een mededeling of stelt het een vraag. Het woord poes zou kunnen
betekenen ‘kijk daar zit een poes’ of ‘is dat een poes’. Als het kind een woord zegt en dan heftig ‘nee’
schudt dan maakt een kind een ontkennende eenwoordzin. Deze fase begint gemiddeld genomen rond
het 1ste levensjaar.
Periode van Tweewoordzin
Op de leeftijd van 1 ½ jaar beginnen kinderen woorden te combineren en dan spreken we van de
periode van de tweewoordzin. De kinderen maken een enorme sprong vooruit in hun taalvaardigheid.
De volgorde van woorden spelen een rol en de grammatica gaat van start. Omdat een kind in deze fase
nog in een soort telegramzinnen spreekt, wordt deze periode ook wel de telegramstijlfase genoemd
(Voorbeelden: ‘die hier’ en ‘mama zitten’). Ook in deze fase is het klanksysteem van de taal niet correct
en wordt deze nog eigen gemaakt. Twee medeklinkers achter elkaar is nog moeilijk (‘stoel’ wordt snel
vereenvoudigd tot ‘toe’).
Periode van Meerwoordzin
De periode van de tweewoordzin wordt snel opgevolgd door de periode van de meerwoordzin. Een kind
kan nu zinnen van meer dan twee woorden maken.
2
, Kinderen verschillen: het ene kind gaat van de periode van de eenwoordzin over naar de periode van de
meerwoordzin. Een ander kind doet het stap voor stap.
In de periode van de twee en meer woordzinnen groeit de woordenschat van een kind sterk. Opvallend is dat de
actieve woordenschat van een kind vooral bestaat uit inhoudswoorden (woorden met een duidelijke betekenis).
Functiewoorden (woorden die een relatie aangeven zoals want of wie) ontbreken vrijwel.
De differentatiefase (van 2 ½ tot 5 jaar)
In de differentatiefase wordt de taalontwikkeling veel gedifferentieerder. Op alle niveaus van de taal ontwikkelt
een kind zich. Kinderen leren dat woorden van vorm kunnen veranderen en dat die vormverandering ook iets
betekend. Ze kunnen nu ook de taal gebruiken los van een concrete context en spreken over zaken die niet in
hun directe omgeving voorkomen.
Er vindt ook ontwikkeling plaats op het morfologisch en pragmatische aspect van de taal.
Kleuterleeftijd: De differentiatiefase valt voor een groot gedeelte samen met de kleuterleeftijd en dat is
de leeftijd dat veel gebieden sterk ontwikkelen. Een kind krijgt in deze periode ook tijdsbesef. Door het
tijdbesef ontdekt het kind dat je de verleden tijd kunt vormen door -te achter een werkwoord te zetten.
Veel ontwikkelingsgebieden hebben dus een verband met elkaar. De leefwereld van een kind bereidt
zich ook uit. Dat betekent dat het taalaanbod dat kinderen krijgen ook sterk uitgebreid wordt.
Derde levensjaar: de actieve woordenschat van het kind neemt toe (1000 woorden). Dit heeft voor een
gedeelte te maken met het uitbreiden van de leefwereld van een kind, maar ook met de
taalontwikkeling. Kinderen leren rond deze leeftijd de functiewoorden te gebruiken. Ze ontdekken nu
nieuwe woordsoorten zoals: bijwoorden, lidwoorden en voegwoorden. Hierdoor verdwijnen ook de
zinnen in telegramstijl.
In de differentiatie fase ontdekken kinderen ook dat de vorm van een woord belangrijke informatie
bevat. Ze leren allerlei morfologische principes als het meervoud van woorden, het vormen van
verkleinwoorden of het vervoegen van werkwoorden.
Een kind ontdekt zelf de regelmatigheden in de taal. Dit blijkt bijvoorbeeld uit overgeneralisaties waarbij
kinderen de taalregels ten onrechte toepassen. Dat een kind actief bezig is met het morfologisch
principe blijkt ook uit de vele neologismen. Dit zijn niet bestaande woorden die de kinderen zelf
bedenken.
De voltooiingsfase (van 5 tot 9 jaar)
In de voltooiingsfase leert een kind er niet zo spectaculair veel nieuwe dingen bij. Alle processen die in de
vorige fase zijn begonnen, worden nu verder uitgebouwd. Je kunt zeggen dat aan het einde van deze periode
een kind de taal op dezelfde manier beheerst als een volwassenen. Het verschil wat de kinderen nog hebben
met de volwassenen zit hem vooral in de grootte van de woordenschat.
Morfologisch niveau
Op het gebied van de morfologie moet een kind nog heel wat leren. Lastig voor kinderen zijn de
onregelmatige vormen en de verleden tijd van de sterke werkwoorden.
Syntactisch niveau
Op het syntactisch gebied is het voor een kind nog lastig om langere zinnen te vormen. Ook het vormen
en begrijpen van passieve zinnen blijft moeilijk.
Pragmatisch niveau
Op het pragmatische gebied zien we dat een kind als volwaardig gesprekspartner gaat functioneren.
Het kind is zich op deze leeftijd in staat om zich in te leven in een ander
In de voltooiingsfase gaat de taalontwikkeling niet meer spelenderwijs. De school gaat zich bemoeien met de
taalontwikkeling van de kinderen met behulp van taal- en leesmethodes.
3.1.3 tweedetaalverwerving
Voor veel kinderen is Nederlands niet hun moedertaal, maar de tweede taal die zij leren. Het proces van het
leren van een tweede taal is anders dan dat van het leren van de eerste taal. Het kan voorkomen dat iemand
twee talen min of meer gelijktijdig leert. Dan spreken wij van een simultane tweetaligheid. Als kinderen voor hun
derde levensjaar beginnen met het leren van een tweede taal, dan rekenen we dat nog tot de simultane
taalverwerving. Wat veel vaker voorkomt is successieve tweetaligheid. Kinderen leren dan een tweede taal
nadat zij een eerste taal hebben geleerd. Hier wordt ook de grens van het derde levensjaar getrokken.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkelutter01. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.52. You're not tied to anything after your purchase.