ARTIKELEN - JUDGMENT AND DECISION MAKING IN ACCOUNTING
KAHNEMAN (2003) – A PERSPECTIVE ON JUD GMENT AND CHOICE
Het idee dat mensen besluiten nemen, dat er twee systemen parallel aan het werk zijn in je hoofd.
Dat idee ‘Dual process theory’ bestaat al lang, maar is vooral populair gemaakt door Kahneman. De
dual process theory zegt: er zijn eigenlijk altijd twee verschillende processen aan de gang op het
moment dat je wakker bent:
- Systeem 1: dierlijke brein: intuitief, snel, automatisch, moeiteloos. Dit systeem gebruiken
we altijd. Bij het horen van de woorden die iemand zegt of visuele informatie zien of lopen.
Het grootste deel van je tijd zit je gewoon in je systeem 1: dan ben je niet bewust bezig
met keuzes maken.
- Systeem 2: langzamer, kost moeite, bewust van het feit dat je aan het nadenken bent. Dit
systeem gebruiken we alleen op het moment dat het echt niet anders kan.
Systeem 2 staat dus een beetje aan op de achtergrond: het wordt niet echt gebruikt.
Systeem 1 zorgt continu voor input in de vorm van input via je zintuigen of herinneringen die zijn
opgeslagen in je hoofd waar je plotseling mee geconfronteerd wordt: hier heb je niet zo heel veel
invloed op.
Alleen op het moment dat systeem 1 niet zo goed meer weet wat er moet gebeuren, dan wordt
systeem ingeschakeld en ga je echt nadenken. Deze arbeidsverdeling is heel efficiënt → we zijn zo
geëvalueerd dat het systeem 2 zo min mogelijk gebruikt wordt.
Dat is meteen het probleem wat ten grondslag ligt in heel veel begrippen welke besproken worden
in dit vak. Systeem 1 is niet geschikt voor complexe besluitvorming en neigt er naar om heel snel
keuzes te maken, die goed lijken te zijn, maar dat bij nader inzien toch niet zijn. Systeem 2 zou
eigenlijk in heel veel gevallen een beter besluitvormen, maar daarbij komt wel het feit dat systeem
nog altijd afhankelijk is van systeem 1 voor z’n zintuigelijke input, dus we kunnen wel willen keuzes
maken met systeem 1 maar we blijven mens en gebruikmaken van systeem 1.
Als we proberen om rationeel te zijn, gaat het in de meeste gevallen niet lukken. Maar omdat we
allemaal mensen zijn, is het wel zo dat de manier waarop we afwijken van normatieve modellen
voor iedereen soortgelijk is (systematisch). Er zijn natuurlijk verschillen tussen individuen, maar ook
heel veel overeenkomsten.
Een belangrijk bij het verschil tussen systeem 1 en tussen systeem 2 is accessibility: hoe makkelijk
is het voor jou bewustzijn om toegang te krijgen tot bepaalde informatie, dat kan zomaar
zintuigelijke informatie zijn, maar ook informatie zijn welke je je uit je geheugen moet ophalen.
Sommige dingen komen makkelijker naar boven / kun je makkelijker bedenken dan andere dingen.
En wat we vaak zien is dat dingen die makkelijker naar boven komen ook meer gewicht krijgen in
onze oordeels en besluitvorming dan dat ze zouden moeten krijgen. De toegankelijkheid van dingen
in je geheugen en in je visuele systeem zorgen ervoor dat je dingen op een verkeerde manier
interpreteert.
Wat we ook zien is dat ons brein snel tevreden is en niet zoekt naar optimale antwoorden, maar
naar antwoorden die goed genoeg lijken en is op die manier ook geneigd om snel tot conclusies te
komen en je dingen voor te schotelen die niet juist zijn maar goed genoeg lijken te zijn. Dingen die
zeer toegankelijk zijn: intuities, indrukken, dingen uit je geheugen, spelen een grotere rol in je
besluitvorming dan dingen die minder toegankelijk zijn. Het voelt ook prettig als je weinig
onzekerheid hebt en dingen gemakkelijk zijn.
Cognitieve dissonantie: op het moment dat er informatie binnenkomt die niet overeenkomt met hoe
jouw wereldbeeld op dat moment is of wat er past in het verhaal wat je jezelf vertelt, dan ontstaat
er een soort van kortsluiting in je hersens en die zijn er echt op uit om dat zo snel mogelijk op te
lossen door die een plaats te geven zodanig vaak dat je niet je bestaande beeld hoeft aan te passen
maar dat je iets kunt vinden om voor jezelf het verhaal aan te passen om te vertellen dat die
informatie waarschijnlijk niet klopt. Dan kun je weer terug naar je rustige standaardsituatie waar je
daarvoor was.
,Dingen die makkelijk toegankelijk zijn, zijn: als het heel duidelijk zichtbaar is, als het opvallend is,
als iets verrassend is, als het binnen je beeld past, als het samenhangt met emoties/herinneren,
wanneer dingen samenhangen met verlies of dingen meer in lijn zijn met hoe je op dat moment
denkt. Deze dingen krijgen dus meer gewicht dan ze zouden moeten krijgen.
Gerelateerd staan bovenstaande dingen in verband met heuristics: een truc die je hersenen
gebruiken op het moment dat je geconfronteerd wordt met een lastige vraag (en je eigenlijk
systeem 2 zou moeten gebruiken), maar je systeem nooit echt wordt ingeschakeld en in plaats
daarvan ga je een eenvoudigere versie van de vraag beantwoorden met behulp van systeem 1. Als
we oordelen moeten vormen over kwantitatieve hoeveelheden dan zouden we systeem 2 moeten
gebruiken maar in plaats daarvan vereenvoudigen we de vraag en vinden hier sneller en intuïtiever
een antwoord.
Heuristics zijn dus relatief eenvoudige procedures die ons helpen om adequate, maar imperfecte
antwoorden te vinden op lastige vragen. Bazerman & Moore onderscheiden 4 belangrijke heuristics:
Availability heuristic: dingen die makkelijker in je gedachten naar voren komen worden
waarschijnlijker (grotere kans) en vaker voorkomend geschat.
Representativeness: dingen die typisch zijn voor hun categorie dat je die ook inschat als zijnde
grotere kans erop en vaker voorkomen.
Confirmation heuristic: hoe oordelen beïnvloedt worden door wat we al dan niet verwachten. Hoe
we nieuwe informatie gebruiken in onze oordeelsvorming hangt af van wat we al weten ook
wanneer het eigenlijk niet zo zou moeten zij.
Affect heuristic: oordeelsvorming wordt beïnvloedt door onze emoties en door onze stemming.
, BARON 2004 – NORMATIVE MODELS OF JUDGMENT AND DECISIO N MAKING
Normatieve modellen gaan over hoe we beslissingen zouden moeten nemen: niet over hoe we ze
nou eigenlijk nemen.
Maar hoe moeten we beslissingen nemen? Wat het onderscheid tussen een juiste of onjuiste
beslissing? Als we deze filosofische vraag niet willen beantwoorden moeten we ergens anders
beginnen: We beginnen maar bij het idee dat op de eén of andere manier sommige keuzes beter
zijn dan andere: sommige werelden beter zijn dan andere werelden.
Het artikel van Baron is eigenlijk een hoofdstuk uit een boek wat als achtergrond literatuur op de
planning van het vak stond. Baron is een psycholoog en hij heeft het in dit hoofdstuk over
normatieve modellen van besluitvorming. Baron zegt: op het moment dat je een normatief model
ontwikkelt van besluitvorming of oordeelsvorming dan kan het niet anders dan dat je een aanname
doet dat sommige dingen beter zijn dan anderen. Hoe je tot de aanname komt, dat hangt van het
individu of de situatie af → er wordt niet geclaimd dat iets absoluut juist is, maar we zeggen: als
dit is wat je wilt/geloofd/wilt maximaliseren dan zou je dat op die manier moeten aanpakken. Je
plaatst een analytisch schema van hoe je een oordeelsvorming zou inrichten op een vraagstuk
waarbij je als aanname hebt dat sommige uitkomsten beter zijn dan anderen. Zonder een dergelijke
aanname kun je niet spreken over wat een goed besluit is. Twee belangrijke normatieve modellen
welke terugkomen in het artikel zijn:
- Expected utility theory → een normatief model als het gaat om het maken van keuzes
- Bayes’s theorem → een normatief model als het gaat om het vormen van oordelen
(specifiek oordelen over de kans dat bepaalde zaken zullen gebeuren (probabilities)) Met opmerkingen [i1]: Hoe groot is de kans dat dingen in
Dit zijn de twee belangrijkste normatieve modellen in het vak waar we telkens weer op de toekomst zullen plaatsvinden.
terugkomen, zodra we kijken hoe wij in het dagelijks leven afwijken van wat die modellen ons
voorschrijven.
EUT: het kernidee dat als je wilt weten wat mensen doen, dat je moet kijken wat ze willen
maximaliseren, omdat iedereen iets anders maximaliseert moet er op de eén of andere manier een
algemene eenheid zijn waarmee je hetgeen dat iedereen maximaliseert kunt uitdrukken en dit is
dan ook wel ‘utility’, ofwel nut. Als je een idee hebt wat je wilt maximaliseren, zou je de EUT
kunnen toepassen om de best mogelijke keuzes te maken.
Utility is dus een kernbegrip in het vakgebied economie. Sommige dingen hebben een positief effect
op je nut en andere dingen hebben een negatief effect op je nut. De Agency theorie is een
economische theorie, die verondersteld dat mensen negatief nut ontlenen aan werken en positief
nut aan geld, dus afhankelijk van hoe erg je werken haat en hoe gek je bent op geld, zal ervoor
zorgen dat je op een andere manier een incentive contract insteekt, om het nut van mensen te
maximaliseren.
Comparing utility
Op het moment dat je moet kiezen tussen twee opties, dan probeer je je nut te maximaliseren. Dat
is alleen mogelijk wanneer er aan twee voorwaarden voldaan is. Die twee voorwaarden zijn:
transitivity en connectedness. Transitiviteit wil zeggen dat:
Als A > B en B > C dan is automatisch A > C. Met opmerkingen [i2]: Je hebt drie opties: a,b en c. en je
Naast transitivity is connectedness belangrijk op het moment dat je wilt kijken of je de EUT kan hebt liever a dan b en je hebt liever b dan c dan ontleen je
toepassen op je situatie. Connectedness wil niets anders zeggen dan dat je opties met elkaar kunt automatisch meer nut uit a dan c. Als er aan de eis van
vergelijken. Ofwel: optie A > B of dat A < B of dat A = B → je kunt het met elkaar vergelijken. transitiviteit voldaan is.
Het idee van de EUT is dat je altijd het alternatief kiest wat naar verwachting het hoogste nut met Liever hebben: ontleent meer nut.
zich meebrengt. Dit is makkelijk zodra je weet wat het nut is van de opties en wat de kans is van Gaat niet op bij steen, papier, schaar.
het nut, maar als er onzekerheid bij is dan wordt het al snel een beetje lastiger. Zodra er
Met opmerkingen [i3]: Stel je werkt voor de overheid en
onzekerheid in het spel is, dan moet je berekenen welke optie het hoogste nut met zich mee zal
je moet een afweging maken tussen de kosten die gemaakt
brengen. De verwachte nut = de nut van de uitkomst * de kans van de uitkomst.
gaan worden voor een beleid en het aantal mensen die
gered worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isadekker27. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.16. You're not tied to anything after your purchase.