Samenvatting Beleidsvorming hoofdstukken en colleges
21 views 2 purchases
Course
Beleidsvorming
Institution
Haagse Hogeschool (HHS)
Alles wat je nodig hebt om het tentamen te halen. Ik hoop dat het je scheelt in het leerwerk!! Samenvatting H1, 3, 10, 4, 11, 7, 8, 9 en toevoeging van de collegestof. (Zie ook mijn andere upload: leerdoelen, uitgewerkte leerdoelen beschreven)
Hoofdstuk 1
1.1 Beleid en beleidswetenschap
Beleid = gedragslijn voor verwezenlijking bepaalde doelstellingen = overleg = bedachtzaamheid =
omzichtigheid = behandelen of de wijze van behandelen van een zaak.
Streven naar bereiken van bepaalde middelen in een bepaalde tijdsvolgorde.
Beleidswetenschap bestudeert inhoud, processen en effecten van beleid in hun
politieke/maatschappelijke omgeving; analyse vooral gericht op beleid van overheden.
Overheidsbeleid staat in wisselwerking met beleid van bedrijven, particuliere organisaties en
individuele burgers. Elk beleid kan in veel opzichten op dezelfde manier worden geanalyseerd.
Empirisch-analytisch benadering: met de bedoeling een systematisch inzicht in de werkelijkheid van
het beleid te krijgen. Met verschillende theoretische invalshoeken:
Microbenadering: individuen en kleine groepen staan centraal.
Mesobenadering: gericht op beleid van grote groepen en organisaties.
Macrobenadering: beleid van de overheid voor een samenleving als geheel in een tot het
politieke stelsel beschouwt.
1.2 De beleidsinhoud
Beleid is een streven (doelgericht handelen) en daartoe behoren activiteiten (handelen) en
denkbeelden over wat haalbaar en wenselijk is.
Doeleinden en middelen vormen de grondstructuur van een beleid.
Beleidsdenken is denken in doeleinden en middelen.
Rationeel is wat redelijk is / op houdbare argumenten berust. Doelrationeel: doelgericht,
doeltreffend en doelmatig. Een beleid is niet altijd (doel)rationeel.
Tijdskeuzes zijn van belang omdat de formulering van doeleinden en middelen veelal
impliciet/expliciet naar een bepaald tijdstip, periode of tijdsvolgorde verwijzen.
Beleid heeft twee gezichten: samenstel van doeleinden, middelen en tijdskeuzes - een antwoord op
een probleem. Het is een poging om een probleem op een bepaalde manier(doelgericht) op te
lossen/verminderen/voorkomen.
Probleem: verschil tussen een maatstaf(norm) en een voorstelling van een bestaande/verwachte
situatie. Probleemdefinitie: de manier waarop een probleem wordt omschreven.
Beleidsveld: de relatie tussen ‘t beleid en het deel van de maatschappij waarop ’t beleid zich richt.
Beleid wil een probleem bestrijden, dus is kennis van dat deel van de maatschappij onmisbaar.
De keuze van beleidsinstrumenten berust op veronderstelling (kenmerken en oorzaken van het
probleem waarop het beleid zich richt).
Beleidstheorie uit de beleidspraktijk: veronderstelling waarop een bepaald beleid berust; drie
verschillende relaties: 1. Tussen doeleinden en middelen (finale). 2. Tussen oorzaken en
gevolgen(causale). 3. Tussen waarden en normen(normatieve).
1.3 Het beleidsproces
Beleid is een resultaat van allerlei maatschappelijke krachten en brengt zelf maatschappelijke
krachten op gang. Tot de krachten behoren blijvende en gestabiliseerde verhoudingen (structuren)
en tijdelijke en beweeglijke verhouding (processen).
Proces: een ontwikkelingsgang of verloop. Beleidsproces: verloop van de gebeurtenissen rond een
beleid; een dynamisch verloop van handelingen/argumenten/interacties m.b.t. beleid.
Dynamiek en beweging; omvat reeks van onderling samenhangende handelingen. Aandacht
vooral gericht op activiteiten en gebeurtenissen; doeleinden en machtsuitoefening =
institutionele benadering.
Wederzijdse beïnvloeding of wisselwerking(interactie) tussen de factoren die tot het proces
behoren(technische kennis en actoren). De actoren in een beleidsproces als overheidsbeleid
1
,Beleidsvorming / TTW2
zijn o.a. ministers/Kamerleden/ambtenaren. In beleidsproces bijna altijd multi-actor-proces
i.p.v. één-actor-proces.
Proces verloopt via opeenvolging van gebeurtenissen; samenhangende reeks van
handelingen en gebeurtenissen tussen twee tijdstippen.
Kenbaar verloop.
Indeling in deelprocessen is een hulpmiddel voor het analyseren van beleid; helpt werkelijkheid waar
te nemen, te ontleden en in samenhang te plaatsen. Volgorde kan veranderen. Kenmerken van de
actoren kunnen het verloop van deelprocessen sterk beïnvloeden: doelgerichtheid, informatie,
macht en taakverdeling en coördinatie van actoren(willen, weten, kunnen en mogen/moeten van de
spelers). Inzicht hierin kan bijdrage leveren tot verklaren inhoud/processen/effecten van het beleid.
Een beleidsproces m.b.t. een overheidsbeleid maakt deel uit van de politieke kringloop, speelt zich
af tussen het politieke systeem en zijn maatschappelijke omgeving ((inter)nationale samenleving en
natuur).
Politieke systeem: geheel van opvattingen/gedragingen/posities met als doel de
inhouden/processen en effecten van overheidsbeleid te beïnvloeden.
Politieke invloeden die vanuit de (inter)nationale samenleving op het politieke systeem inwerken,
resulteren in aanvoer(input); eisen en steun, voor het politieke systeem. Politieke eis: claim dat door
aanpassing/voortzetting van het beleid beter resultaat kan worden geboekt en komen voort uit
behoeften van het politieke systeem(media/pol. Partijen/Kamerleden). Politieke steun: kan zich
richten op diverse onderdelen van het politieke systeem. De eisen en steun die aanvoer vormen
kunnen binnen het systeem worden omgezet in overheidsbeleid. Het proces van het omzetten van
eisen en steun in een overheidsbeleid is het beleidsproces.
Beleidsprestaties(output); de genomen beleidsmaatregelen.
1.4 De beleidseffecten
Overheidsbeleid is veelal een poging om het beleid van actoren in een beleidsveld in een bepaalde
richtingen te duwen/trekken. De overheid tracht dan de doeleinden, informatie of macht van burgers
en hun organisaties te beïnvloeden. Vragen naar effecten/gevolgen van beleid:
Doelbereiking: worden de doeleinden van het beleid bereikt?
Doeltreffendheid/effectiviteit: mate waarin het toepassen van een middel bijdraagt aan het
bereiken van een doel.
Bijwerkingen: welke zijn de niet-beoogde effecten – neveneffecten – van het beleid?
Doelmatigheid/efficiëntie: hoe is de verhouding tussen kosten van ingezette middelen en
baten van bereikte doelen?
Relatieve profijt: hoe (on)gelijk verdelen de kosten en baten van het beleid zich over
bepaalde groeperingen van de bevolking en diverse overheidsinstanties?
Het particulier initiatief: de niet op winst gerichte privaatrechtelijke instellingen die zich richten op
voortbrengen of verlenen van een maatschappelijke gewenste dienst (onderwijsinstellingen).
1.5 Het beheer van de beleidsorganisatie
Extern/naar buitengericht overheidsbeleid: overheidsbeleid gericht op burgers/organisaties in het
eigen land of op een andere overheid. De doeleinden betreffen bepaalde terreinen van de
maatschappij(onderwijs, milieu).
Interngericht beleid: beheer of management met als zorg het functioneren van de eigen organisatie.
Verwant met onderscheid tussen extern en intern beleid is onderscheid tussen primaire(essentiële
taken, rechtstreeks bijdragen aan centrale doeleinden) en secundaire(zorg voor personele/financiële
en ander middelen die een organisatie nodig heeft om te kunnen functioneren) processen.
Evenwichtig beleid streeft naar vermindering van maatschappelijke problemen op een manier die
doeltreffend, doelmatig en aanvaardbaar is.
1.6 Verandering van beleid op lange termijn
2
, Beleidsvorming / TTW2
Vier mogelijke vormen van ontwikkeling van een beleid:
1. Rationalisering: toeneming rationaliteit, doelgerichtheid, -treffendheid en -matigheid. In
ruimere zin: redelijkheid, houdbaarheid van de argumentatie, empirisch en normatief.
2. Democratisering: toenemende mate van democratie; mogelijkheid voor alle betrokkenen om
het beleid (in)direct te beïnvloeden.
3. Differentiatie: toenemende verscheidenheid van doeleinden en middelen in het beleid en
toenemen taakverdeling en specialisatie in de beleidsorganisatie.
4. Integratie: toenemende afstemming en bundeling van onderdelen van het beleid en van de
organisatie tot een samenhangend geheel.
Zijn te beschouwen als gevolgen van continue pogingen om de vier centrale factoren
(doelgerichtheid, info, macht en taakverdeling) zo te versterken dat de beleidsprocessen in een
veranderende samenleving goed verlopen.
Overige van college 1
Cubacrisis film
Actoren: S-U, Cuba, VS, U2, NAVO, VN, bondgenoten.
Oplossingsrichting: druk, aanvallen, invasie, blokkade Cuba, deal.
Gekozen oplossing: blokkade Cuba.
Modellen van besluitvorming
Doel: alternatieven uitwerken voor het klassieke rationele actormodel van besluitvorming;
Doelbepaling, alternatieven verzamelen, doorrekenen, keuze doelmaximaliserend
alternatief.
1. Rationele actormodel: Besluitvorming: preferentie-maximalisatie door als ‘blokken’ opererende
actoren met duidelijke intenties/voorkeuren/belangen. Besluit; berekend antwoord op
strategisch probleem dat eigen preferenties maximaliseert. Verklaring: aantonen dat
onderzochte het optimale middel is ter bereiking van een vooropgesteld doel.
Kritiek: te gemakkelijk, miskent andere factoren, organisationele routines, macht.
2. Organisatieprocesmodel: besluitvorming: routinematig o.b.v. vaste regels. Besluit:
product(output) van routinematig opererende organisaties. Verklaring: toeschrijven van het
onderzochte besluit aan organisationele repertoire en routines.
3. Bureaupolitieke model: besluitvorming: bureaupolitieke onderhandeling en strijd die zich
afspelen in vaste kanalen tussen hiërarchisch gepositioneerde spelers met elk hun eigen
percepties/motivaties. Besluit: meestal door niemand zo nagestreefde, bedoelde of gewenste
uitkomst(outcome) van meerdere onderhandelingsspelen. Verklaring: laten zien dat onderzochte
het gevolg is van het duw- en trekwerk van actoren met verschillende percepties en prioriteiten.
Lessen van Allison: besluitvormers/overheden zijn niet alleen maar rationele actoren; ze weten niet
altijd wat ze willen, overzien niet altijd de consequenties, niet altijd doelgericht(model 2) en niet
altijd unitair(model 2 en 3). Beleidsbesluitvorming is een kwestie van intenties, procedures en
bureaupolitiek.
AGENDAVORMING
Hoofdstuk 3
3.1 Inleiding
Overheidsbeleid kan worden gezien als antwoord op maatschappelijke problemen. Maar niet elk
probleem wordt overheidsbeleid. Agendavorming.
Waarom bemoeit de overheid zich met sommige problemen wel/niet?: selectieve
overheidsbemoeienis.
3.2 Problemen en agenda’s
Problemen: vervelende, lastige, ongewenste situaties; een discrepantie tussen een maatstaf en een
voorgestelde verwachte/bestaande situatie. Een zekere mate van subjectiviteit kenmerkt de manier
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ivkhhsduaal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.