Deze samenvatting bevat alle belangrijke punten uit het boek, maar ook uit de powerpoints(gekoppeld). Hoofdstukken: 1, 2, 3, 4,5 ,6. Leer dit in combinatie met de colleges, en je hebt het goede te pakken!
College 1
Micro-economie: producten en diensten; keuzehandelingen van afzonderlijke gezinnen en bedrijven;
prijsvorming op markten.
Meso-economie: mens; gedrag en behoeften; economisch proces op niveau van
bedrijfstakken/sectoren; ontwikkeling van de economische structuur.
Macro-economie: drijvende krachten, maatschappijbrede ontwikkelingen; economisch proces o.b.v.
totaal grootheden; ontwikkeling nationaal inkomen.
Belangenconflict: keuzes door de verschillende onderdelen kunnen in conflict met elkaar komen.
Vraag: de behoefte van de consumenten (meerwaarde creëren).
Hoofdstuk 1
1.1 Markt en bedrijfstak
Markt: het geheel van betrekkingen tussen vragers en aanbieders van producten. Via hier lopen de
transacties. Aan de vraag kan alleen voldaan worden als er aanbod is van die producten. Vragers en
aanbieders communiceren met elkaar over de hoeveelheid, kwaliteit, voorwaarden en de prijs. De
belangrijkste functie van markten is de prijsvorming.:
Lokale markt: tegenovergestelde van wereldmarkt.
Nationale markt: markten die zich beperken tot een bepaalde groep landen.
Wereldmarkt: totstandkoming prijzen die voor alle vragers en aanbieders gelden,
Relevante markt(specifiek product): de markt die de ondernemingen bedienen.
Steeds meer internationaal karakter: steeds meer export en import.
Productgroepen: de producten die samen iets vormen
Homogeen product: als een product in de ogen van de consument hetzelfde is.
Heterogeen product: als een product in de ogen van de consument verschillend is.
Bedrijfstak(ruim en eng): ondernemingen die dezelfde soort producten maken m.b.v. dezelfde soort
productieprocessen. Hierdoor gaan bedrijven die tot een bedrijfstak behoren met elkaar concurreren
om te kunnen voorzien in dezelfde behoeften van hun afnemers. In één bedrijfstak: dezelfde soort
producten met zelfde grondstoffen en productieprocessen. Individuele ondernemingen kunnen in
meerdere takken zitten. Een bedrijfstak voorziet meestal in het aanbod op een groep van markten.
1.2 Classificatie van bedrijven
De statistische bureaus van EU-landen hebben als taak de bedrijven in te delen naar economische
activiteit. Bedrijven met dezelfde soort producten en productieprocessen worden gegroepeerd.
NACE: alle productieve activiteiten van bedrijven en overheid in EU ingedeeld in 21 secties met een
letter. Elke bedrijfsonderdeel krijgt een codering; geeft aan wat de hoofdactiviteit is. De
hoofdactiviteit word bepaald a.d.h.v. het zwaartepunt van de toegevoegde waarde. Elke sector
bestaat uit afdelingen(detailhandel) onderverdeeld in groepen(algemeen) onderverdeeld in
klassen(warenhuis).
SBI geeft info over NLse bedrijfstakken. Ondernemingen concurreren met elkaar, echter:
1. Niet alle ondernemingen in NL gevestigd bieden producten aan, maar ook buitenlandse
ondernemingen. Daardoor draagt concurrentie een internationaal karakter.
Importquote: het quotiënt van de import en de binnenlandse marktomvang.
Exportaandeel: export in verhouding tot omzet; zegt iets over de mate waarin
ondernemingen of bedrijfstakken op buitenlandse markten moeten concurreren.
2. SBI geeft info over de geografische afbakening van markten binnen heel NL. industrieën
zetten hun producten in heel NL af, maar niet alle bedrijfstakken doen dat.
1.3 Bedrijfskolom
Binnen de bedrijfstak van oerproducent naar eindconsument. De opeenvolgende bedrijfstakken
daarin wordt een bedrijfskolom genoemd. Na elke bewerking(schakel) stijgt het product in waarde.
, Economie TT2
Tot een bedrijfskolom behoren grondstofproducenten en/of agrarische bedrijven, verwerkende en
basisindustrieën en de bedrijfstakken die handelsfuncties uitoefenen. Uiteindelijk bereikt het product
de finale afnemer; consument of in geval van kapitaalgoederen de producent.
Primaire sector: bestaat uit de grondstofproducenten
Agrarische bedrijfstakken; landbouw; grote aantallen kleine bedrijven met homogene
producten; seizoensgebonden – afhankelijk van natuurlijke omstandigheden -> grote
verschillen in aanbod -> scherpe prijsfluctuaties.
Secundaire sector: hier worden de grondstoffen verwerkt tot eindproducten
A Vestigingsplaats is afhankelijk v/d vindplaats v/d grondstof(mijnbouwondernemingen);
voornamelijk zeer grote ondernemingen; weinig concurrentie. Alleenrecht op winning.
Basisindustrieën: meestal procesindustrieën die grote kapitaalinstallaties vergen om efficiënt
te produceren; producten naar verhouding homogeen. Transportmogelijkheden afhankelijk
van de ligging; bulkproducten; in afzet afhankelijk van buitenlandse markt door grote
ondernemingsomvang; door veranderende vraag vaak over- en onderbezetting v/d
productiecapaciteit.
B Verwerkende industrie: betrekt halffabricaten v/d basisindustrie of andere verwerkende
industrieën; twee productiemethoden 1. Procesindustrie 2. Assemblerede industrie. Bij deze
industrie gaat het erom grote kapitaalinstallaties met de samenhangende barrières,
schaalvoordelen etc. verschil met basisindustrieën is dat de producten dichter bij de
uiteindelijke afnemers staan, waardoor in het concurrentieproces veel meer van de
productdifferentiatie gebruik wordt gemaakt.
- Assemblage-industrie: stelt producten samen uit verschillende onderdelen;
elektrotechnische, metaalproduct, transportmiddelen en machine industrie. Minder
grote kapitaalinstallaties.
Naarmate industrieën dichter bij eindgebruiker produceren, neemt schaalgrootte af en
neemt productdifferentiatie toe.
Tertiaire sector: omvat de dienstverlenende bedrijfstakken
Levert diensten; sommigen dragen een massaal een homogeen karakter. Onderscheiden zich
van de industrie door het gering beslag op kapitaalgoederen, zodat er weinig
financieringsdrempels zijn. Productie meestal arbeidsintensief. Weinig dure machines.
Hiertoe behoren bank, verzekering, advocaten. Veel toe en uittreders. Beschermende
beroepen: diploma vereisen.
Quartaire sector: de collectieve sector
Produceert niet uit winstoogmerk; overheid bied diensten niet op markten aan –
maatschappelijke zorg, welzijn en cultuur; het publieke belang; betaald door belasting. Baten
voor grootste deel afhankelijk van belastingen en subsidies.
Verwevenheid: loopt door elkaar heen.
Elke bedrijfstak is afhankelijk van de kwaliteit van de toeleverende bedrijven en de productie van een
bepaalde bedrijfstak vormt weer een voorwaarde voor de kwaliteit van de productie van een
volgende bedrijfstak. Waardesysteem: geheel van waardetoevoeging in een bepaalde bedrijfskolom.
1.4 Concurrentie intensiteit en concurrentiepositie
1. Voorzien in behoefte van de klant { anders failliet en werkloos
2. Wedijveren om de gunst van de klanten
Concurrentie: als consumenten de mogelijkheid hebben om hun inkopen bij verschillende
ondernemingen uit een bedrijfstak te halen. Soorten:
Interne: tussen ondernemingen uit dezelfde bedrijfstak. Gericht op het verwerven van een
zo groot mogelijk marktaandeel. Hevigheid afhankelijk van concurrentiebepalende factoren:
het aantal ondernemingen en producten, de grootte van de verschillen, de kostenstructuur,
de technische ontwikkeling, de concurrentie vanuit het buitenland.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ivkhhsduaal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.