100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide Introductie Communicatiewetenschap samenvatting van alle colleges incl. plaatjes $8.14   Add to cart

Summary

Uitgebreide Introductie Communicatiewetenschap samenvatting van alle colleges incl. plaatjes

 32 views  3 purchases
  • Module
  • Institution

Uitgebreide samenvatting van Introductie Communicatiewetenschap van alle stof uit de colleges inclusief plaatjes uit de slides. Daarnaast ook 2 verkorte samenvattingen met de belangrijkste elementen voor het tentamen, eentje van periode 1 en de andere over de gehele stof. Er waren namelijk 2 tentam...

[Show more]

Preview 8 out of 105  pages

  • September 9, 2024
  • 105
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Introductie Communicatiewetenschap
HC 1 – wat is communicatiewetenschap?
05-09-2023
Communicatiewetenschap
Bestudeert de:
 Productie  hoe gemaakt
 Distributie  hoe verspreidt
 Inhoud  waar gaat het over
 Receptie  de ontvangst, hoe komt het bij mensen aan/binnen
van communicatieboodschappen
Theorie en onderzoek naar:
 Zender (wie vertelt het)  productie + distributie
 Boodschap zelf  inhoud
 Ontvanger (wie leest/hoort het)  receptie/gebruik/interpretatie/effecten
CW bestudeert massacommunicatie (niet 1 op 1 gesprekken):
 Op grote schaal
o Hoeft niet altijd, zoals algoritmes (Spotify lijsten/YouTube)
o Niet iedereen hoeft er naar te kijken, influencer met 5 volgers ook massacommunicatie
(ook kleinere schaal is dus relevant)
 Eenrichtingsverkeer
o Maar kan ook op gereageerd worden
 Gericht op één publiek
o Niet altijd, iedereen kijkt op bepaald moment naar anderen dingen
 Voor iedereen tegelijk en gelijk
o Je kan ook uitzending gemist tegenwoordig kijken
 Tijdelijk
o Ook geschreven dingen heb je, nog een keer doorlezen, blijft staan
 Onbekende ontvanger
o Hoe onbekend is dat
o Algoritmes (aanbevelingen geven wat je interessant vindt, ‘kent je’




Gemedieerde communicatie: op en neer praten via de media
Interpersoonlijk= 1 op 1 (in het echt)
 loopt door tot massacommunicatie
Maar is een continuüm: zoals whatsapp zit in het midden, niet voor iedereen bedoeld (niet altijd het één of
het ander
Revolutie in de manier hoe de info verspreid wordt:

,  Meer informatieverspreiding en -vergaring
 Meer macht bij gebruiker: over productie en selectie
 Minder kosten voor gebruiker (internet i.p.v. krant)
 Meer verantwoordelijkheid van de gebruiker
Belangrijk  communicatiewetenschap is enkelvoud en media is meervoud (zijn, doen willen etc.)


De vloek van de communicatiewetenschap:
 Iedereen denkt er wat over te weten, over de invloed van de media, mening over
 Gaat namelijk vaak over maatschappelijke relevante en vaak prikkelende onderwerpen
 Taak van communicatiewetenschapper: breng de onderbouwing en nuance (ook: myth busting)



 Interpretatieve theorie
o Subjectieve interpretatie van de betekenis van woorden/symbolen en hun context
o Gecombineerd met het eigen begrip van de geleerde van vergelijkbare en verschillende
teksten en contexten
 Kritische theorie
o Analyse die het doel heeft mediasystemen te hervormen die deel uitmaken van de macht
tot stand brengen en ondersteunen van de status quo door stem te geven aan en de invloed
te bevorderen van een dominante klasse
 Normatieve theorie
o Poging om niet te beschrijven hoe de dingen zijn, maar hoe ze zouden moeten zijn volgens
een of andere ideale maatstaf van sociale waarden
 Cultivatietheorie
o Herhaalde, langdurige blootstelling aan media die bijv. geweld verheerlijken, kan van
invloed zijn op hoe mensen over gewelddadige handelingen denken en zelfs hun gedrag
kan beïnvloeden

,Introductie Communicatiewetenschap|
HC 2 - Media Literacy
07-09-2023
Belang van media literacy:
 Heel menselijk: wij willen ‘in control’ zijn; beheersing hebben over onszelf
o Qua veiligheid
o Qua waarheid
o Qua financiën
o Qua tijd
 Je leert wat je kunt doen met de media en wat de media met jou kunnen doen
 Beter begrip van wat je ziet of hoort
 Grotere waardering
 Je overstijgt de letterlijke boodschap (bekijkt media van een afstandje)
 Bredere smaak/beter onderbouwde smaak
 Beter verweer tegen ‘slechte’ boodschappen
Information overload:
 Hét modewoord van de 21e eeuw
o Zoveel verschillende platformen waar je info binnen krijgt
o Maar je ziet er niet alles van (eerste wat je leest ben je na de hoeveelheid erna weer kwijt;
ook niet allemaal even interessant)
 We krijgen zoveel binnen dat onze hersenen het niet meer aankunnen
 Maar hoe werken onze hersenen?
o Hoe ze werken heeft te maken met of er een overload een informatie is
o Het brein is geprogrammeerd om bepaalde functies te vervullen
o Dat is ‘het verstand’ zelf bezig zijn met dingen aansturen
o Sommige dingen worden genetisch geregeld door het brein
 Hartslag
 Werking van de ingewanden
 Ademhaling (deels  hartslag niet zelf stopzetten, maar ademhaling bijv. wel)
o Andere dingen worden vroeger of later aangeleerd
o De aangeleerde automatismen
 Sinds de oertijd:
 Schrikken of wegduiken (fight or flight)
 Stereotypering (je ziet een groot beest en daar schrik je dan van)
 Je verstand die plaatst dat in een bepaald hokje
 Aangeboren
 Dus we kiezen wat bekend is
 Als je iets van nieuws wilt weten ga je automatisch naar NOS
 Of als je serie wil kijken, dan ga je naar Netflix
 Sensatie= passief proces (ontvangen van licht, geluid, smaak etc.)
 Perceptie= actief proces (informatie organiseren, betekenisvol maken, (on)belangrijk maken)
o Te maken met verleden, cultuur en biologische factoren)
 Ook onze selectiviteit is automatisch
o Blootstelling
o Waarneming
o Verwerking

,  We zoeken het bekende
 We zoeken het vertrouwde
 Maar je weet nooit wat je gemist hebt
o Top-down vs. bottom-up
 Bottom up
 Data-driven
 Perceptie directs cognitie
 Hogere cognitieve functies
 Je ziet iets en dan ga je daarover nadenken/dat organiseren
 Sensatie  perceptie
 Top down
 Gedrag is beïnvloedt bij conceptual data
 Dus je hebt verwachtingen en vanuit daar handel je
 Je loopt door donker en ziet dan kamer voor je= verwachting in je hoofd
 Perceptie constructed bij cognitie
 Perceptie  sensatie
 Automatismen zijn vanzelfsprekendheden
o Door blootstelling aan media
o Lukt het de media ons te conditioneren
o Deze automatismen om te ‘moeten’ kijken op de media zijn:
 Positief:
 Door het journaal weten we wat er gebeurt in de wereld
 Even kijken op Netflix geeft ons een positieve tijdsbesteding
 Door op Snap te kijken weten we wat onze vrienden doen (FOMO)
 Negatief:
 Je hoofd zit volgestouwd met reclame
 Je koopt dingen die je niet perse nodig hebt
 Je hebt weer een avond filmpjes gekeken en niks gezien
 Je hebt veel gemist, maar je weet niet wat
Media Literacy/Media wijsheid:
 = verwijst naar het vermogen om media-inhoud kritisch te begrijpen, te evalueren en er
verantwoord mee om te gaan. Het draait niet alleen om technologische vaardigheden, maar ook
om het begrijpen van de impact van media op onze samenleving en cultuur
 Houdt in:
o Kritische analyse (kritisch kijken naar wat je ziet, hoe het de samenleving beïnvloedt)
o Weerstand tegen desinformatie (nepnieuws herkennen bijv.)
o Professionele groei (effectiever communiceren, ethisch handelen)
o Cultureel bewustzijn (invloed op vooroordelen en stereotypering)
 Hoe kan je mediawijsheid ontwikkelen?
o Kritisch denken
o Bronnen evalueren
o Digitale geletterdheid
o Blijf op de hoogte
 Dus word bewust van je automatismen en word jezelf bewust van beïnvloeding
o Achtergronden
o Waarom
o Tegen de vanzelfsprekendheid
 Want

, o Media literacy maakt vanzelfsprekendheden bewuster (en dus minder vanzelfsprekend)
o Media literacy maakt vanzelfsprekendheden rationeler (en onderbouwt ze)
 Bestaat uit 3 onderdelen:
o Skills/vaardigheden
o Knowledge structures/kennisstructuren
o Personal locus/eigen betrokkenheid (bestaat uit doelen en drijfveren)
 Intro CW gaat voor groot deel over het verwerven van kennis over media
o Media-industrie
o Media-inhoud
o Media-effecten
 Daardoor moet je media begrijpen/omgaan met de inhoud (Skills)
 En wie weet, raak je op die manier enthousiast/betrokken (Locus)
Definitie:
 A set of perspectives that we actively use to expose ourselves to the mass media in order to
process and interpret the meaning of the messages we encounter
Knowledge-structures:
 Kennis hebben
o Feiten kennen
 Harde feiten
 Sociale feiten = inferenties maken
7 skills:
 Analysis
o Uiteenrafelen
o Wat staat er allemaal in een bepaald nieuwsbericht waar gaat het over
 Evaluation
o Vergelijken met de standaard
o Twee nieuwsberichten vergelijken met elkaar over zelfde onderwerp (wat staat er in het
ene artikel en wat in de ander?  wat vind je beter?)
 Grouping/groeperen
o Indelen op kenmerken
o Alle mediauitingen groeperen (bijv. indeling reclame, informatie, amusement)
 Induction
o Individuele case bekijken en dan uitspraken doen op hoger niveau (algemene uitspraak)
o Case  theorie
 Deduction
o Een case afleiden vanuit een algemene regel (toepassen ervan)
o Theorie  case
 Synthesis
o Twee elementen samenbrengen tot een nieuw element
o Bij een bepaalde film komt stoere man naar voren en dat wordt bij een reclame dan ook
gebruikt waardoor je daar uit kunt afleiden dat ze beide de stoere man naar voren wilde
laten komen (om bijv. kijkers aan te trekken)
 Abstracting
o Samenvatting geven
o Van bijv. een film (kern van boodschap in het kort weergeven)

,Introductie Communicatiewetenschap
HC 3 – media economie en beleid
12-09-2023
Media industrie:
 Winstgedreven
o Kapitalistisch systeem
o Gericht op omzet, vooral op winst
 Het wordt steeds groter en groter (google is bijv. niet het grootste)
Tussen vrije markt en monopolie:
 Vrije markt
o Ideaaltype
o Een oneindig groot aantal gelijke aanbieder
o Concurrentie om prijs, strijd (vooral in VS)
o Met veel man gaan produceren en beste kwaliteit tegen lage prijs die wint
o Rationele keuze kun je maken voor het beste voor de laagste prijs
 Bestaat niet (je kunt niet tussen iedereen kiezen)
 Je hebt al eerder dat de concurrentie ergens wordt ingeperkt, dat je alsnog beperkte
keuze hebt
 Monopolie
o Eén aanbieder
o Zonder concurrentie
o Kan prijs en kwaliteit bepalen
o Komt ook niet vaak voor  altijd wel een concurrent
o Bijv. viaplay voor F1 of google (zijn wel andere, maar eigenlijk is google bijna
monopolist)
 Oligopolie
o Klein aantal aanbieders
o Weinig concurrentie
o Ongeveer allemaal zelfde prijs
o Net als op oliemarkt zijn er een aantal die oliemarkt in handen hebben
o Onze nationale kranten zitten onder twee grote bedrijven uit België (DPG/Mediahuis)
 Tussenvorm: monopolistische concurrentie
o Meest voorkomend
o Voor een specifiek product is er een ‘monopolist’, maar
 Relatief gemakkelijke toegang tot de markt
 Verschil met andere producten (en aanbieders) is klein
o Bedrijven proberen concurrentie te ontlopen
 Zoeken ander niche (=kleine ruimte vinden in een groter geheel)
o Zoals viaplay, netflix, videoland of kfc, mc, burger kind  proberen zich net te
onderscheiden en daarmee te ontlopen
 We lijken wel op elkaar, maar wij hebben dit en dit in vergelijking met de ander
o Bedrijven zijn steeds op zoek naar hun optimale verdienmodel
o Net ander aanbodsysteem
 In Nederland proberen we het vaak allemaal te reguleren, geen vrije markt of monopolie (niet 1
iemand de macht geven)

,4 media-systemen:
 Libertarian model  VS
o Een systeem van vrije markt, zonder overheidsregulering
o Iedereen kan media-uiting gaan maken, vrijheid van meningsuiting/pers
o Overheid bemoeit niet
 Social responsibility model  Europa
o Systeem van vrijheid, maar met de gedachte dat er verantwoordelijkheid moet zijn,
meestal afgedwongen door overheid
o Bepaalde randvoorwaarden in tact blijven
o Overheid reguleert (stelt regels aan media,
media moet zich sociaal verantwoord gedragen,
ook vrijheid van meningsuiting wel; alleen
eventueel wel straffen vanuit overheid, maar geen
voorafgaande censuur op inhoud)
 Autoritair systeem
o Politieke partijen hebben een veel grotere rol
o Bevolking geen controle over de leiders
o Vaak nog tegengehouden door macht van sociale instellingen
 Totalitair systeem
o Regering bepaalt alles
o Strakke regels, geen vrijheid, strakke controle


Nederland:
 Rol overheid, 4 dingen in de gaten houden
o Marktfalen tegengaan: anti-kartelwetgeving
 Geen monopolie laten ontstaan, dan is de controle kwijt
 Overheid heeft daar middelen tegen
o Schaarste reguleren, bijv. radiofrequentie regelen
 Veiling voor wie een FM-frequentie krijgt en nu viel Slam en Sublime eruit,
aangezien Talpha, Mediahuis alles hebben ‘opgekocht’ waaronder grote
radiostations vallen (beperking dus in die radiofrequenties anders gaat het storen)
o Beschermen tegen ‘dreiging’: minimumleeftijd stellen (Kijkwijzer)
o Toegang tot informatie en cultuur  info krijgen waar je iets mee kan, wat relevant is
 Dat het NOS journaal bestaat bijv.
 Lokale omroepen moeten voldoen aan ICE-norm
 50% van aanbod moet informatief, cultureel en educatief zijn
 Duaal bestel (de grootste)
o 2 kampen
 NPO
 Nederlandse Publieke Omroep
 Taak van de overheid
 Gefinancierd uit:
o Belastinggelden
o Verkoop omroepgids
o Reclamegelden (STER)
 3 televisiezenders

,  5 landelijke radiozenders
 13 regionale radio- en televisiezenders
 Internet/online (NPOStart.nl)
o + activiteiten van oproepverenigingen
 RTL/ Talpa
 Commerciële omroepen
 Gefinancierd uit reclamegelden
 Historisch:
o Verzuiling
 Voor de oorlog verzuild land
 Op veel gebieden drong dat door
 Publieke omroep vindt zijn oorsprong in verzuilde samenleving
 Los van de verzuiling is er de AVRO ontstaan (Algemene Radio Omroep)
 Zo wilden anderen dat ook (NCRV, KRO, VARA etc.)
 Vanaf midden jaren ’60 verdwijnt de verzuiling
 De groepen (Protestanten/Katholieken) komen bij elkaar (CDA)
 Socialisten wel apart, maar meer contact onderling
 Uiteindelijk kwam de TROS
 Waren helemaal anders dan de anderen
 Leuke gezellige muziek bijv. voor iedereen
o Financiën
 Omroep krijgt het geld uit 3 bronnen
 Werd wel steeds minder, wie is er bijv. nog lid van de gids
 De komst van de TROS leidde tot de Ster (=reclame-aanbieder voor publieke
omroep)
o Verandering
 Verengingen en stichtingen werken samen
 Ontstaan NPO uit KRO, VARA, NCRV etc., ook BNN, TROS, MAX
 Iedereen krijgen eigen onderdeel: NOS, NTR
 Maar toch wilden verschillende groepen eigen zendertijd: geloof-afhankelijk 
uiteindelijk weggegaan (werd teveel)
 Toch wilden ze het meer bij elkaar hebben, meer gestructureerd, verdere
samenwerking wordt verplicht
 A-omroepen (meer zendtijd)
o AVRO, TROS bij elkaar gegaan
o VARA en BNN bij elkaar
o NCRV, KRO, Ikon
 B-omroepen
o Max
o Vprc
o EO
 De macht verschuift (van de verenigingen naar de zenders)
 Je had eerst NPO 1, NPO 2, NPO 3
o Zo had je op elke dag een andere vereniging die wat mocht draaien
o Nu zit het allemaal door elkaar, wie bepaalt wat er nu op komt zijn
de netmanagers (niet meer apart VARA, BNN, AVRO etc.)
 Wel blijven concurreren met andere (commerciële) zenders en streamingsdiensten
 NPO probeert mee te draaien in deze markt, maar mag niet altijd van de
regering (strikte regels wat op internet gezet mag worden)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evivuden. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79373 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy revision notes and other study material for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$8.14  3x  sold
  • (0)
  Add to cart