Samenvatting ak de geo hoofdstuk 6 landschap in je eigen omgeving 3 havo
8 views 2 purchases
Course
Aardrijkskunde
Level
HAVO
Volledige uitwerking van het hele hoofdstuk voor de kennis voor het proefwerk, met als onderwerpen.
landschap, landschappen in Nederland, ondergrond, duinen en nog veel meer! Verder is dit document ook gebaseerd op de leerdoelen, waardoor de vragen op het proefwerk makkelijk te beantwoorden zijn.
Samenvatting ak de geo hoofdstuk 6 landschap in je eigen omgeving
§1
► Op de foto van zie je een geweldige ijsmassa in Argentinië. Het is er zo
koud, dat er niets wil groeien. Sterke natuurkrachten (ijs en water) vormen
het landschap. Er was toen een afwisseling van koude perioden
(ijstijden of glacialen) en perioden met een warmer klimaat. Zo’n
tussenijstijd of interglaciaal (inter = tussen) is vergelijkbaar met ons huidige
klimaat.
● In een ijstijd was het steenkoud. In de winter vroor het hard en alleen in de zomer kwam de temperatuur boven
nul. Het was zo koud dat de meeste neerslag viel als sneeuw. Die sneeuw dooide niet, maar hoopte zich op en werd
samengedrukt tot ijs. Doordat er zoveel water als landijs werd vastgehouden, kwam er minder water in zee. De
zeespiegel daalde flink, waardoor een groot deel van de Noordzee droogviel. In Scandinavië groeiden
de gletsjers aan en breidden zich langzaam in zuidelijke richting uit. Het ijs deed er minstens duizend jaar over om
Nederland te bereiken. En in al die jaren groeide de ijskap op Scandinavië tot een dikte van 2.500 tot 3.000 m,
vergelijkbaar met het huidige landijs op Groenland.
► Tijdens het Pleistoceen waren er meer dan twintig
ijstijden. Meestal bleef ons land ‘ijsvrij’, maar het landijs
kwam soms dicht in de buurt. In Nederland heerste dan
een koud klimaat, waarin bijna niets kon groeien, hooguit
wat lage struiken en grassen, zoals nu op de toendra in het
noorden van Europa.
● In zo’n koude periode speelden rivieren een hoofdrol. De
voorlopers van de Rijn en de Maas stroomden naar het
noordwesten, richting het huidige Waddengebied. De
rivieren zagen er heel anders uit dan nu. In de zomer
waren ze breed, want dan voerden ze veel smeltwater af
uit de Europese middelgebergten. In het vlakke land
raakten de beddingen verstopt, en het snelstromende water zocht steeds een nieuwe uitweg in vele ondiepe
waterlopen. Van bovenaf leek de rivier wel een vlechtwerk van draden en touwen, vandaar de naam vlechtende
rivier. Die rivier nam een groot gebied in beslag, en overal liet het water zand en grind achter, waardoor een brede
puinwaaier ontstond. In de winter vielen de rivieren bijna droog: alles was bevroren. Er waren dus grote
schommelingen in de waterafvoer regiem.
► In de voorlaatste ijstijd, de Saale-ijstijd, bereikte het Scandinavische landijs Nederland. De noordelijke helft van
ons land raakte bedekt met een dikke laag ijs. Dat ging in twee fasen.
● In de eerste fase rukte het ijs vanuit het noordoosten op tot de lijn Texel-Coevorden. Het landijs nam onderweg
zand, klei en stenen mee, zelfs uit Scandinavië. Onder het gewicht van het bewegende ijs werden de stenen
verpulverd en vermengd met grind, zand en leem. Het ijs heeft dat keleim in grote delen van Noord- en Oost-
Nederland achtergelaten. Op een aantal plekken is het keileem door het enorme gewicht van het ijs opgeperst tot
heuvels die wel 10 tot 15 m hoog werden, zoals op Texel en in Gaasterland. Ze worden keleimkoppen genoemd.
● In de tweede fase kwam het ijs tot halverwege Nederland, ongeveer tot de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. De
rand van het ijs was geen rechte lijn, maar bestond uit ‘tongen’ die de aanwezige rivierdalen volgden en ze breder en
dieper maakten, de tongbekkens. Het ijs drukte het rivierzand en -grind als een enorme bulldozer opzij en omhoog
tot stuwvallen. De natuurkrachten waren enorm, want het diepste punt van de tongbekkens ligt op 125 m onder
NAP en de hoogste stuwwallen zijn ongeveer 100 m hoog.
, ► In de laatste ijstijd werd het wel koud, maar bereikte het ijs
Nederland niet meer. Tijdens dat postglaciaal (post = na) viel de
Noordzee droog en veranderde Nederland in een poolwoestijn of
-steppe. Er was nauwelijks begroeiing, waardoor westenwinden
vat kregen op de kale zandbodem. De wind blies het zand
tientallen kilometers ver weg. Waar het weer neerkwam,
bedekte het de Pleistocene ondergrond. Dit zand heet dan ook
dekzand. De fijnere stofdeeltjes, de löss, kwamen verder
landinwaarts terecht, vooral in de Limburgse heuvels en over de
grens in België en Duitsland.
Wat moet je kennen en kunnen?
Theorie:
Dat er een afwisseling is van koude en warme perioden in het Pleistoceen
Waarom er vlechtende rivieren zijn in de periode vóór de Saale-ijstijd
Hoe verschillende landschapsvormen zijn gevormd in de Saale-ijstijd
Welke afzettingen (sedimenten) in de periode na de Saale-ijstijd zijn gevormd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MHM015. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.80. You're not tied to anything after your purchase.