Een samenvatting van alle literatuur voor het vak 'Rechtspsychologie' in de minor Forensische criminologie, jaar 3. Het bevat alle voorgeschreven hoofdstukken en artikelen voor de werkgroepen.
Bevat de hoofdstukken 1,2,3,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20,21,23,24,25,26,27,28,29,30,31,32,33,34,35,36,37...
Samenvatting rechtspsychologie
Literatuur
College 1 (Inleiding)
Routes van het recht – Hoofdstuk 1, 2, 3, 11, 12, 13, 18, 19, 20, 21, 23, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47
College 2 (Waarneming en geheugen)
Routes van het recht – Hoofdstuk 24
College 3 (Herkenningen)
Routes van het recht – Hoofdstuk 15, 16, 17
College 4 en 5 (Verklaringen van getuigen I & II)
Routes van het recht – Hoofdstuk 25, 26, 27, 28, 14
Detecting the true nature of allegations of rape – De Zutter, Horselenberg en van Koppen, 2017 (WG)
Filling false vice reports: distinguishing true from false allegations of rape – De Zutter, Horselenberg
en Van Koppen, 2017 (WG)
College 6 en 7 (Verklaringen van verdachten I & II)
Routes van het recht – Hoofdstuk 31, 32, 33, 34, 35, 36
Measuring Line-up fairness – Malpass, Lindsay (1999) (WG)
College 8 (Verklaringen van kinderen)
Routes van het recht – Hoofdstuk 29, 30
College 9: (Leugendetectie)
Routes van het recht – Hoofdstuk 37, 38, 39, 40
,College 1: Inleiding
H1: Over de rechtspsychologie
Er zijn twee taken voor rechtspsychologen: de studie van het recht als gedragstechnologie enerzijds,
en de studie van gedrag dat onder invloed van recht staat of zou moeten staan, anderzijds. Het recht
is een normatief systeem, juristen zijn meer prescriptief. De psychologie is meer beschrijvend; en is
meer descriptief. Er is een belangrijk onderscheid tussen rechtspsychologie en forensische
psychologie. De rechtspsychologie komt voort uit de psychologische functieleer (zoals waarnemen,
herinneren en beslissen), de forensische psychologie uit de klinische psychologie (afwijkend gedrag).
Dat laatste is weinig empirisch, terwijl de rechtspsychologie de empirische studie van algemeen
psychologische verschijnselen in het recht is.
Een kleine geschiedenis
De grondlegger van de rechtspsychologie is William Stern. Hij kwam met het onderzoeksprogramma
Aussagepsychologie, het ging om herinneringsvermogen in relatie tot getuigenverklaringen. Hij
oefende ook Wiklichkeitsvesuche (mock crimes) uit in de collegezaal.
In Nederland
In 1909 begon in NL Simon van der Aa met de discipline. Ook hij deed een experiment; hij liet iemand
de collegezaal binnenkomen om ruzie te maken, en toonde aan hoeveel variëteit er vervolgens was
in getuigenverklaringen. Toen bleef het ’70 jaar stil; totdat de discipline weer op dook. In NL had van
Koppen veel invloed toen hij concludeerde dat er in Schiedammer parkmoord sprake was van
tunnelvisie. De minister van Justitie kwam met een verbeterplan voor het werk van de opsporing; het
Programma Versterking Opsporing en Vervolging (PVOV). Aansluiten startte ook Commissie Evaluatie
Afgedane Strafzaken (CEAS, ookwel Posthumus II, nu Adviescommissie Afgedane Strafzaken).
Rechtspsychologie heeft een enigszins activistisch karakter; om fouten aan de kaak te stellen.
H2: Klassieke experimenten in de rechtspsychologie
Rechtspsychologie is een toegepaste vorm van psychologie; toegepast op gedrag en functioneren van
alle rechtssubjecten, en op professionals die werkzaam zijn in de strafrechtsketen. Er wordt veel
gebruik gemaakt van experimenten. Bij een klassiek experimenteel ontwerp is er sprake van een
voormeting en een nameting met daartussenin bij de experimentele groep een manipulatie
(interventie); bij de andere groep, de controlegroep, blijft die interventie achterwege. De
proefpersonen worden aselect gekozen. Elk verschil tussen beide groepen bij de nameting, dat nog
niet zichtbaar was tijdens de voormeting, kan dan toegeschreven worden aan de manipulatie. De
interne validiteit is vaak hoog; invloeden van buiten worden afgeweerd, maar de externe validiteit is
laag; het is niet goed generaliseerbaar. Vooral onderzoeken in een laboratorium zijn ver verwijderd
van de werkelijkheid. In dit hoofdstuk worden acht belangrijke rechtspsychologische experimenten
uitgelegd.
1. Suggestie en de invloed van post-hoc informatie: het experiment Loftus met botsende auto’s
Er waren in totaal drie experimenten. In de eerste twee werden zeven korte filmpjes getoond aan 45
studenten. De filmpjes lieten aanrijdingen zien van 2 auto’s. Aan de helft van participanten werd
gevraagd; about how fast were the cars going when they contacted each other?. Bij de andere helft
werd het woord contacted vervangen door hit, bumped, smashed of collided. Vervolgens werd
gevraagd de snelheid in te schatten; deze werd hoger geschat als het woord smashed gebruikt was.
In het volgende experiment werd hetzelfde filmpje laten zien. De vaag was hetzelfde, maar dan werd
contacted vervangen door smashed. Vervolgens werd er gevraagd of mensen gebroken glas hadden
gezien; ook hier rapporteerden mensen die het woord smashed hadden gezien (t.o.v. mensen die
geen vraag was gesteld) vaker gebroken glas, terwijl dat niet het geval was. De experimenten lieten
zien dat het geheugen van getuigen kan veranderen door achteraf, na de gebeurtenis die zij zich
herinneren, misleidende informatie te geven. Dat is relevant voor de praktijk; want getuigen staan
onder veel invloeden (praten met andere getuigen, krant lezen, misleidende vragen door de politie).
,Het bleek dat het lukt om getuigen met suggestie zich dingen te laten herinneren die er niet waren.
Dus door informatie achteraf gegeven of door informatie verscholen in een vraagstelling, kan het
geheugen worden aangetast.
2. Veranderingsblindheid: de deurstudie
In dit experiment vroeg iemand de weg aan een voorbijganger. Vervolgens stoten twee mannen met
een deur tegen de voorbijganger aan, en wisselen ze snel om. Meer dan de helft van de
voorbijgangers had de verandering van mensen aan wie ze de weg vertelden niet opgemerkt (change
blindness). Hetzelfde experiment werd herhaald met een baliebeambte die ineens wisselde. Ook hier
merkte de helft het niet op. Dit terwijl de mensen duidelijk een verschillend uiterlijk hadden.
Veranderingsblindheid kan ook optreden bij ooggetuigen van een delict. Het komt vooral voor als
mensen informatie op oppervlakkige wijze encoderen.
3. Valse bekentenissen: het Alt-toets-experiment van Kassin en Kiechel
Bij rechtelijke dwalingen blijkt best vaak een valse bekentenis te zijn afgelegd. Het Alt-toets-
experiment laat in een laboratorium-setting zien onder welke omstandigheden mensen overgaan tot
het bekennen van iets dat zij niet hebben gedaan. Er werd gekeken of en in welke mate mensen een
valse bekentenis afleggen o.b.v. vals bewijs. Ook werd gekeken in welke mate zij dit internaliseren; ze
daadwerkelijk geloven dat zij iets gedaan hebben. Het experiment ging als volgt; proefpersonen
moesten in koppels een reactietijdentest uitvoeren, waarbij 1 lid van de koppels een medewerker
van het onderzoek was (considerate). Ze moesten dan toetsen indrukken. Bij de helft van de koppels
lag het voorleestempo laag, bij de andere helft hoog. Er werd gezegd dat de alt-toets niet aangeraakt
moest worden; dan zou het systeem crashen.
Tijdens de test liep het systeem vast en kwam de onderzoeksleider binnen. Hij beschuldigde de
proefpersoon ervan dat hij de alt-toets zou hebben aangeraakt. Alle proefpersonen reageerden in
eerste instantie ontkennend. De considerate werd dan gevraagd wat er gebeurd was; in de helft van
gevallen zei hij te hebben gezien dat de alt-toets was aangeraakt (het valse bewijs). Indien men
toegaf de alt-toets te hebben aangeraakt, moesten zij een verklaring ondertekenen. Na afloop
werden de proefpersonen door een andere considerate gevraagd wat er gebeurd was. 69%
ondertekende de verklaring; 28% geloofde daadwerkelijk de toets te hebben aangeraakt; 9% kon er
zelfs details over vertellen. In de variant met het langzame typen bekende 35% zonder vals bewijs,
89% bekende na de confrontatie met vals bewijs. In de snelle versie bekende 65% zonder vals bewijs
en 100% mét. In de langzame variant internaliseerde 44% na vals bewijs het gebeurde. In de snelle
variant 65% (en zelfs 12% internaliseerde zonder confrontatie met vals bewijs). 35% van de mensen
in de snelle variant die geconfronteerd werden met vals bewijs, konden allerlei details vertellen over
hoe het gebeurde. In rechtssystemen waar het geoorloofd is om een bekentenis uit de verdachte te
persen met verregaande verhoortechnieken is dit van groot belang. Het alt-experiment benadrukt
het feit dat het doel tijdens een verhoor niet een bekentenis moet zijn, maar het achterhalen van de
waarheid. Op het alt-experiment is wel kritiek m.b.t. generaliseerbaarheid. Ook is het makkelijker om
het aanraken van een alt-toets te bekennen t.o.v. een misdrijf.
4. Commissies in het geheugen: crashing memories en het probleem van source monitoring
Hierin wilden Crombag, Wagenaar en van Koppen weten of getuigen hun geheugen dusdanig aan
kunnen passen dat ze informatie die ze niet uit eigen waarneming kunnen hebben, toch tot
authentieke herinnering zullen bombarderen. Ze gebruikten de Bijlmerramp en vroegen mensen of
ze opnames daarvan hadden gezien, terwijl die helemaal niet bestonden. 55% stelde dat te hebben
gezien; bij meer gedetailleerde vragen werd dat zelfs 68%. Dergelijke voorbeelden werden vaker
herhaald, en telkens beweerden mensen beelden te hebben gezien, welke dus helemaal niet
bestonden. Ze vullen het verhaal ook aan met details. Dat betekent niet alleen dat mensen op basis
van ideeën en kennis over iets denken iets gezien te hebben, ze denken ook nog dat dat
inferentieproces een externe bron van kennis is (source monitoring error).
, 5. Simpele pseudo-herinneringen: het Deese-Roedige-McDermott-paradigma (ookwel Dream
Paradigma)
Dit experiment behelst dat je proefpersonen een lijst met woorden laat lezen, welke sterk
geassocieerd zijn met één woord, de critical lure (het lokwoord). Als je mensen vraagt naar welke
woorden van de lijst ze zich nog kunnen herinneren, benoemen ze vaak het lokwoord; welke
helemaal niet op de lijst stond. Ook als ze een hele lijst met woorden krijgen en gevraagd wordt welk
woord nieuw is en welke oud, benoemen ze het lokwoord vaak als oud. Dit kan op twee manieren
worden verklaard. De activation/monitoring-theorie; door de sterke associatie van de woordenlijsten
is ook het lokwoord geactiveerd. Er is ook een source monitoring error; men denkt dat het lokwoord
uit externe bron komt. De tweede verklaring is de fuzzy trace-theorie; van ervaringen blijven twee
geheugensporen achter. Een verbatim-herinnering; het letterlijke spoor van alle kenmerken van de
ervaring (met details, bijv. popcorn in de pauze), en een gist; meer algemeen spoor (naar de
bioscoop gaan). Het accepteren van het lokwoord komt doordat lokwoorden overeenkomen met de
gist van de woordenlijst, het letterlijke geheugenspoor is verdwenen.
6. Compliance: het experiment van Asch naar groepsconformiteit bij het schatten van lijnlengtes
Asch toonde aan dat mensen geneigd zijn met de groep mee te gaan, ook als het duidelijk is dat hun
standpunt onjuist is. Die neiging noem je compliance. Aan een groep van 8 deelnemers werd
gevraagd de lengte van een getoonde lijn te matchen met één van de drie lijnen met verschillende
lengtes. Van de 8 deelnemers was 1 werkelijk onwetend. De rest moest unaniem het verkeerde
antwoord geven. De onwetende persoon was als laatste aan de beurt. In eenderde van de gevallen
werd geconformeerd aan het foute meerderheidsstandpunt. Het effect zag je al wanneer er drie
groepsleden waren. Maar, niet iedereen conformeert zich; er waren grote verschillen tussen
proefpersonen; er is ook sprake van individuele geneigdheid tot compliance. Gudjónsson heeft een
instrument gemaakt om geneigdheid tot compliance te meten; de Gudjonsson Compliance Scale
(GCS). Meegaandheid wordt in verband gebracht met neiging tot afleggen van valse bekentenissen.
Groepsconformiteit kan ook tunnelvisie versterken. Mensen die in de strafrechtketen werken dienen
zich daarvan bewust te zijn. In NL zien we bijv. dat in de raadskamer de jongste en minst ervaren
rechter als eerst het woord krijgt bij de eerste gedachtewisseling, zodat hij niet kan conformeren.
7. Gehoorzaamheid: het Milgam-experiment met elektrische schokken
De experimentator kreeg twee proefpersonen; een was leraar, de ander leerling. Alleen de leraar
was een echt proefpersoon, de leerling een considerate. De leerling zat vast in een soort elektrische
stoel, zodat hij niet kon ontsnappen. De leerling moest woordparen bijeenbrengen. Als hij fouten
maakt kreeg hij een schok, toe te dienen door de proefpersoon. Bij elke fout werd de schok sterker.
De leraar had zelf ook zo’n schok mogen voelen. De leerling liet bij elke ‘schok’ een dramatische
reactie horen. De leraren werden aangespoord om door te gaan met schokken geven. Pas na 4
aansporingen mochten ze stoppen. 65% ging door met schokken geven, tot aan 450 volt. De theorie
van het conformisme verklaart dit. De andere verklaring is het feit dat iemand doet wat de autoriteit
zegt, hij ziet zich niet meer verantwoordelijk voor zijn eigen acties (obedience). Dit experiment
zorgde voor meer toezicht op onderzoekers.
8. Effect van dossierkennis vooraf op het bewijsoordeel van rechters: het onderzoek van
Schünemann
Als mensen een mening hebben gevormd, zijn zij geneigd die vast te houden, zelfs als hen informatie
bereikt die de grondslag van die mening wegslaat. Dit noem je belief perseverance. Duitse
Schünemann wilde weten of de rechters in zijn land hier gevoelig voor waren. Hij gebruikte een zaak
waarin schuld moeilijk vast te stellen was. Voordat hij inzicht gaf in die zaak aan de rechters die
meededen aan het onderzoek, liet hij hen gemanipuleerde informatie lezen, waaruit duidelijk bleek
dat de verdachte schuldig was. De informatie die de tweede groep kreeg was een stuk minder
gemanipuleerd. In de eerste groep vond 82% van de rechters dat de verdachte schuldig was. In de
tweede groep was slechts 53% overtuigd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannahvu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.19. You're not tied to anything after your purchase.