Nederlandse samenvatting van Organisatie en strategie gebaseerd op aantekeningen die tijdens het hoorcollege zijn gemaakt, maar ook op het boek en de powerpoints van de docenten.
Complete Summary Business for Lawyers - Notes on all Chapters/Readings + Lectures + Tutorials
Summary lectures/chapters Foundations of international strategy
Summary + lecture notes Introduction to Economics and Business
All for this textbook (11)
Written for
Tilburg University (UVT)
Bedrijfseconomie
Organisatie & Strategie
All documents for this subject (32)
1
review
By: tobiasdelange1 • 5 year ago
Seller
Follow
iljadejong
Reviews received
Content preview
Samenvatting Organisatie en Strategie 13-12-2019
Hoofdstuk 8 Agentschapstheorie
8.1 Inleiding
Agentschapstheorie betreft situaties waarin een persoon of organisatie de bevoegdheid heeft beslissingen te
nemen namens een andere persoon of organisatie. Volgens principaal-agenttheorie kan deze situatie zorgen
voor inefficiëntie, omdat de agent (opdrachtnemer) snel de neiging zal hebben om niet alleen de belangen van
de opdrachtgever na te streven bij het uitvoeren van taken voor die opdrachtgever, maar ook om in
eigenbelang op te treden.
Binnen de positieve theorie van agentschap wordt een onderneming gezien als een netwerk van contracten.
Deze theorie probeert antwoord te geven op de vraag: waarom zijn organisatorische structuren zoals ze zijn?
Binnen de theorie van de principaal (P, opdrachtgever) en de agent (A, opdrachtnemer) draait het om de
optimale beloningsstructuur. De centrale vraag is dan ook: hoe moet de opdrachtgever de beloningsstructuur
van de agent invullen?
8.2 Scheiding van eigenaarschap en controle
De situatie kan gekarakteriseerd worden als:
> het grootste deel van de dividenden gaat naar de externe belanghebbenden;
> alle belangrijke beslissingen worden genomen door de bedrijfsfunctionarissen;
> de externe aandeelhouders kunnen de bedrijfsfunctionarissen niet controleren.
Berle en Means (1932) waren daardoor van mening dat managers streven naar prestige, macht en geld en
aandeelhouders willen alleen winst. Managers kunnen hierin doorslaan en kunnen doen aan ‘consumption on
the job’.
Er zijn grenzen aan consumptie door de managers. Dit kan worden opgesplitst in vijf markten:
1. Concurrentie op de markt of corporate control (markt voor bedrijfscontrole) leidt er toe dat managers
meer druk ervaren om goed te presteren. Tevens zal de waarde van aandelen dalen, waardoor het
minder interessant is om het bedrijf eventueel over te nemen.
2. Markt voor producten: des te hoger de concurrentie, hoe minder kans er is voor managers om hun
eigen interesses na te streven. Als ze dat wel zouden doen, zal de onderneming hogere kosten hebben
en dus minder winst maken > verlies marktaandeel
3. Markt voor manager skills: managers moeten zich druk maken om hun reputatie als ze hogerop in het
bedrijf willen komen
4. Beloningsstructuur: vast salaris of bonusregeling gebaseerd op jaarlijkse winsten. De winst zal dalen
als een manager veel gebruik maakt van ‘consumption on the job’.
5. Publieke opinie: de omgeving van een onderneming heeft invloed op het handelen van een managers
8.3 Managementgedrag en eigendomsstructuur
Jensen en Meckling (1976): Een dergelijke manager zou eerst het volgende berekenen voordat hij een dure
investering aangaat:
a. de waarde van de tijdsbesparing die het kopen van een privéjet oplevert
b. de waarde van het kopen van normale tickets voor een vlucht met KLM
c. de waarde van de uitgaande geldstromen van het kopen en exploiteren van een privéjet
De manager zal de investering alleen voltrekken als: c – a < b
D = c – a – b, waarbij D de waarde is van consumption on the job
1
,Samenvatting Organisatie en Strategie 13-12-2019
Verticale as = waarde van het bedrijf
Horizontale as = waarde van ‘on the job consumption’
Lineaire lijn = budgetlijn van helling met – 1
Manager zal streven naar het hoogst haalbare nut.
Stel dat de manager 30% van de aandelen verkoopt:
1. De hellingshoek wordt dan -α, dus de budgetlijn wordt vlakker
2. Naïve investeerder kijkt naar waarde bij volledig eigenaarschap
4. Bij een naïeve investeerder is een hogere nutscurve haalbaar
voor de manager
In het geval van een niet naïeve investeerder houdt de budgetlijn
een hoek van -α, maar zakt de budgetlijn. Er ontstaat dus een
nieuw snijpunt tussen de nutscurve, de budgetlijn en de waarde
van de organisatie, waarbij U3 lager ligt dan U1.
Conclusie: bij het verkopen van aandelen,
waardoor de budgetlijn vlakker wordt, ligt de nutscurve lager en wordt er dus een lager nut gerealiseerd.
Daarom zal een manager niet snel zijn aandelen verkopen. Maar waarom zou hij dat in sommige gevallen toch
wel doen?
1. Liquiditeitsvoordeel – voordeel van geld, je kan het direct uitgeven bij het doen van een
investering
2. Bedrijfsafhankelijk risico verminderen – rentabiliteit verhogen
3. Investeeropties en te weinig eigen vermogen
Bonding betekent dat de manager het initiatief neemt om zichzelf te binden en te laten monitoren door
externen. Monitoring betekent dat de externen het initiatief nemen om de financiën etc. van de onderneming
in de gaten te houden. Managers passen bonding en monitoring toe om een geloofwaardige belofte te kunnen
doen van minder consumptie.
S is de nieuwe lijn van de waarde van de
organisatie. MB zijn de vrijwillige
controlekosten van monitoring en bonding
8.4 Ondernemingsorganisatie en teamproductie
Een ondernemingsorganisatie wordt gedefinieerd als een onderneming waarbij de eigenaar en de manager
dezelfde persoon is. Die persoon coördineert en monitort het werk van de anderen (werknemers) en krijgt daar
de winst van het bedrijf voor terug. Binnen deze vorm van organisatie is er meestal sprake van direct
supervision, maar het kan ook zijn dat er sprake is van mutual adjustment.
2
, Samenvatting Organisatie en Strategie 13-12-2019
Alchain an Demsetz (1972) hebben bepaald dat teamproductie leidt tot verzuim (shirking).
Voorbeeld over dozen verhuizen:
- 5 spelers, als iedereen 100% energie geeft totale opbrengt = 20 (pp 4)
- 5 spelers, realistische opbrengst = 10 (pp 2)
- 5 spelers plus controleur geeft opbrengst = 20
- 5 spelers ieder 3 en controleur krijgt rest
- Spelers ieder 3 en controleur heeft 5
Controles moeten uitgevoerd worden door specialisten, waarbij de controleur recht heeft op alle beslissingen
en de eindwaarde.
8.5 Het bedrijf als een combinatie van contracten
Fama en Jensen (1983) zien organisaties als een combinatie van contracten, zowel geschreven als
ongeschreven, tussen eigenaren en afnemers.
Desicion management maakt gebruik van initiatie (= bedenken van ideeën) en implementatie (= uitvoeren van
het idee). Desicion control gebruikt ratificatie (= kiezen van het beste idee) en monitoren (= toezicht houden)
Fama en Jensen stellen nu twee complementaire hypothesen vast over de relaties tussen risicodragende en
beslissingsprocessen van organisaties:
1. Binnen een simpele organisatie vallen decision management en decision control samen. De
agenten krijgen dus de restwaarde
2. Binnen een complexe organisatie krijgt het decision management niet de restwaarde. Er is
dus een scheiding tussen decision control en decision management
8.6 Agent-principaaltheorie Principaal is de baas of opdrachtgever (risiconeutraal)
Er worden drie situaties behandeld in het boek: Agent is werknemer (risicomijdend)
1. Acties van de agent zijn observeerbaar
2. Geen informatie over de acties van de agent beschikbaar
3. Acties van de agent zijn niet direct observeerbaar, maar er is wel een signaal
Ad. 1 Acties van de agent zijn observeerbaar
De agent houdt niet van inspanning. Hij is alleen bereid meer moeite te doen als zijn vergoeding ook hoger is.
M = pay-off lijn
l = een nutscurve van de agent
N = een optimale beloningsstructuur
De agent kan nergens een contract krijgen dat hem een positief
inkomen oplevert als zijn inspanningen nul zijn. Hij hoeft geen contract
te accepteren dat hem een lager nutsniveau geeft, omdat hij vrij is om
niet te werken. Dus hij kan altijd het punt kiezen in de oorsprong,
waardoor hij zich op het nutsniveau bevindt dat wordt gegeven door I
De agent zou W0 moeten krijgen en de principaal krijgt het verschil (R0) tussen Ey0 en W0
>> Ey0 – W0 = R0
Een forcing contract is een contractvorm dat het best bij deze situatie past. Hierbij geldt dat de agent een
afgesproken bedrag krijgt voor het afgesproken werk.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iljadejong. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.