Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht DR25
Deze samenvatting van het boek Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht (25ste druk) bevat de volgende nummers*:
• 1 t/m 11
• 15 t/m 28
• 32
• 34 t/m 76
• 101 t/m 208
• 220 t/m 222
• 227 t/m 298
*Volgens de verplicht voorgeschreven literatuur aan de Universiteit van Tilburg ...
Samenvatting burgerlijk procesrecht en geschiloplossing
Deze samenvatting bevat de volgende nummers:
1 t/m 11
15 t/m 28
32
34 t/m 76
101 t/m 208
220 t/m 222
227 t/m 298
Hoofdstuk I Inleiding
5. Hoofdbeginselen
Als hoofdbeginselen van zo fundamentele aard, dat bij het ontbreken daarvan een behoorlijk civiel proces niet
kan worden gevoerd of in gevaar wordt gebracht en de procedure niet ten volle aan zijn doel kan
beantwoorden, kunnen de volgende worden aangemerkt:
1. Hoor en wederhoor;
Dit in art. 6 EVRM en art. 19 Rv gewaarborgde recht omvat het recht van partijen om kennis te nemen
van, en zich te kunnen uitlaten over, alle gegevens en bescheiden die in het geding zijn gebracht en
waarop de rechter zich baseert bij het doen van zijn uitspraak. Dit brengt mee dat aan beide partijen
in gelijke mate het recht toekomt om door de rechter te worden gehoord (mondeling of schriftelijk),
zich op feiten en rechten te beroepen en bewijs te leveren.
De plaatsing van dit fundamentele beginsel in art. 19 Rv brengt mee dat het geldt voor alle civiele
procedures. Het houdt ook verband met het in art. 1 Gw algemeen geformuleerde gelijkheidsbeginsel.
In art. 6 EVRM pleegt men het te begrijpen onder ‘een eerlijke behandeling van zijn zaak’.
Het beginsel kan uitzondering lijden, met name als een partij afstand doet van de daarin gelegen
bescherming.
2. Onpartijdigheid van de rechter;
Een rechter dient zonder vooringenomenheid en niet beïnvloed door druk van welke zijde ook de
behandeling van de zaak te leiden en daarin een beslissing te geven. Ook de schijn van partijdigheid
moet worden vermeden. Zodra in een bepaald geval feiten of omstandigheden bestaan waardoor de
onpartijdigheid van een rechter in gevaar zou kunnen komen, kan die rechter door een partij worden
gewraakt en kan de rechter zelf verzoeken zich te mogen verschonen (art. 36-41 Rv).
Een voorwaarde voor rechterlijke onpartijdigheid is rechterlijke onafhankelijkheid; de rechter dient
onafhankelijk te staan t.o.v. degene die hem heeft benoemd, t.o.v. partijen en t.o.v. derden.
Dit recht is vastgelegd in art. 6 EVRM.
3. Openbaarheid van behandeling en uitspraak;
Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats
en geschiedt de uitspraak van vonnissen in het openbaar (Art. 121 Gw, 4 en 5 Wet RO, 27 en 28 lid 1
Rv).
Het beginsel van openbaarheid is neergelegd in art. 6 EVRM, waarin tevens voor bepaalde daarin
genoemde gevallen de mogelijkheid is gegeven uitzonderingen daarop te maken. Deze uitzonderingen
zijn overgenomen in art. 27 Rv. Een wettelijke uitzondering vindt men in de art. 803 en 818 lid 6 Rv. In
andere zaken kan de rechter sluiting van de deuren om gewichtige redenen bevelen (art. 4 RO).
Een belangrijk element van de openbare behandeling van een zaak is dat partijen in beginsel het recht
hebben op mondelinge behandeling van hun zaak (art. 134 Rv).
4. Motivering van de beslissing;
De eis dat vonnissen de gronden waarop zij rusten moeten inhouden vindt men niet in art. 6 EVRM,
maar wel in onze Grondwet, thans in art. 121 Rv. Deze eis is ook neergelegd in art. 5 lid 1 RO.
De motivering geeft partijen inzicht in de door de rechter gevolgde gedachtegang, in de aanvaarding of
verwerping van gronden van eis en verweer, in de vaststelling c.q. bewezenverklaring van feiten en in
de toepassing van rechtsgronden. Zij stelt partijen in staat te beslissen zich bij het vonnis neer te
leggen dan wel een rechtsmiddel daartegen in te stellen.
Een andere functie van de motivering is dat zij dient als een waarborg voor deugdelijke rechtspraak.
Motivering dient niet alleen het belang van partijen, maar ook het algemeen belang: zij dient de
rechtsvorming en de rechtsontwikkeling en maakt deze zichtbaar door beslissingen over rechtsvragen.
5. Partijautonomie;
De partijautonomie heeft vooral betrekking op de inhoud van het geding. Partijen bepalen de grenzen
1
, van de rechtsstrijd, maar binnen dat kader zijn zij verplicht de voor de beslissing van belang zijnde
feiten volledig en naar waarheid aan te voeren (art. 21 Rv).
Men spreek in dit verband wel van de lijdelijkheid van de rechter (art. 23 en 24 Rv).
6. Onderzoek en beslissing in twee instanties;
Een van de belangrijkste elementen van ons stelsel van rechtspleging en rechtsbescherming is de
mogelijkheid voor partijen om de zaak na het proces in eerste instantie voor een hogere rechter te
brengen om deze opnieuw in volle omvang te laten onderzoeken en berechten. Dit beginsel maakt
geen deel uit van art. 6 EVRM.
7. Toezicht op de rechtspraak door het middel van cassatie;
Een hoofdkenmerk van ons burgerlijk procesrecht is dat er een centraal rechtscollege is, dat toezicht
op de rechtspraak uitoefent d.m.v. cassatie. Doel ervan is behalve toezicht op de wijze van
rechtspreken het handhaven van de eenheid in de toepassing van het recht en het bevorderen van de
rechtszekerheid.
8. Verplichte procesvertegenwoordiging.
Voor de meeste gerechten mogen partijen niet zelf in het proces verschijnen, maar moeten zij zich
doen vertegenwoordigen door een daartoe bevoegde functionaris. Voor de rechtbanken en voor de
gerechtshoven kunnen zij alleen vertegenwoordigd door een advocaat verschijnen; in een
cassatieprocedure voor de HR vertegenwoordigd door een advocaat bij de HR.
Op het beginsel van verplichte procesvertegenwoordiging maakt de wet enige uitzonderingen.
Hoofdstuk IV-A De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg (niet-digitaal procederen)
49. Inleiding
-
50. Onderscheid dagvaardings- en verzoekschriftprocedure
De wet maakt onderscheid tussen procedures die bij dagvaarding beginnen en procedures die bij verzoekschrift
beginnen (art. 78 resp. 261 Rv). Van Boek I RV is titel 2 gewijd aan de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
en titel 3 aan de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg. De algemene bepalingen van titel 1 gelden zowel
voor de dagvaardingsprocedure als voor de verzoekschriftprocedure en niet alleen voor de rechtsgang in eerste
aanleg, maar ook voor die na het aanwenden van een rechtsmiddel zoals hoger beroep en cassatie.
Om te weten of de dagvaardingsprocedure of de verzoekschriftprocedure moet worden gevolgd, dient op de
terminologie van het BW te worden gelet. Het woord ‘vordering’ duidt op de procedure bij dagvaarding, het
woord ‘verzoek’ op de procedure die door een verzoekschrift aanvangt.
51. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
De procedure in eerste aanleg die met een dagvaarding begint, is voor alle colleges dezelfde (art. 78-259 Rv). Te
onderscheiden zijn het contradictoire geding, waarin gedaagde op de dagvaarding verschijnt en dat met een
vonnis op tegenspraak eindigt, en het geding bij verstek, waarin gedaagde niet verschijnt en dat met een
verstekvonnis eindigt.
Het geding is aanhangig vanaf de dag van de dagvaarding (art. 125 lid 1 Rv). De aanhangigheid kan op
verschillende manieren eindigen (art. 125 lid 5 Rv).
52. De inhoud van de dagvaarding
Het woord dagvaarding heeft twee betekenissen: 1. De mededeling aan een gedaagde bij deurwaardersexploot
dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen, en 2. Het deurwaardersexploot (zelf)
waardoor deze mededeling wordt gedaan.
De dagvaarding is opgesteld als een proces-verbaal van een mondeling relaas van de deurwaarder, waarbij hij
aan gedaagde mededeling heeft gedaan van de in te stellen eis en de gronden daarvan en hem heeft
opgeroepen op een bepaald tijdstip voor de rechter te verschijnen.
Een deurwaardersexploot is een authentieke akte als omschreven in art. 156 Rv. Behalve dagvaardingen zijn er
tal van andere exploten die in de loop van een proces of buiten proces worden uitgebracht. De art. 45-66 Rv
hebben betrekking op alle exploten.
Dagvaardingen moeten voldoen aan de voorschriften betreffende de vorm en de inhoud (art. 45 en 111 Rv).
Moet de zaak voor een kantonrechter dienen, dan zal eiser gedaagde moeten dagvaarden voor de rechtbank
met vermelding van de betreffende kamer en zittingsplaats (art. 111 lid 2 onder e Rv).
Ter voorlichting van gedaagde moet de dagvaarding de in art. 111 lid 2 onder g, h, i en j Rv genoemde gegevens
bevatten, waaronder de vermelding van de wijze waarop de gedaagde in het geding kan of moet verschijnen.
2
,De belangrijkste vermelding die de dagvaarding moet inhouden is de eis en de gronden daarvan (art. 111 lid 2
onder d Rv). In de gronden van de eis vermeldt eiser de feiten en rechten waarop de eis is gebaseerd (het
fundamentum petendi). De eis is de vordering zelf (het petitum), waarin eiser zo nauwkeurig mogelijk
omschrijft welke uitspraak hij van de rechter verlangt.
In art. 111 lid 3 Rv is voorgeschreven dat in de dagvaarding melding moet worden gemaakt van de door
gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor, alsmede van de bewijsmiddelen en
getuigen waarover eiser kan beschikken ter staving van de aldus betwiste gronden van de eis
(substantiëringsplicht/bewijsaandraagplicht).
Een mogelijkheid voor de eiser is om primair bepaalde stellingen en subsidiair andere stellingen aan te voeren.
53. De betekening van de dagvaarding
Onder de betekening van een exploot verstaat men het uitbrengen van het exploot door een deurwaarder aan
degene voor wie het is bestemd, met het doel de inhoud van het exploot en van de eventueel daarbij
betekende stukken aan die persoon bekend te maken. Het betekenen omvat ook het uitreiken van een afschrift
van het exploot en de daarbij betekende stukken.
In een advocaatzaak wordt de dagvaarding opgesteld door de advocaat die de zaak behandelt. De advocaat
zendt de dagvaarding aan de deurwaarder, die de gegevens omtrent de betekening invult en het exploot en de
afschriften daarvan ondertekent (art. 45 lid 5 Rv).
De wet kent verschillende wijzen van betekenen. Betekening vindt in beginsel plaats aan de gedaagde in
persoon. Daarnaast is betekening ook mogelijk aan de woonplaats van gedaagde aan een huisgenoot van deze
of aan een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het
afschrift gedaagde tijdig bereikt (art. 46 lid 1 Rv). Voor het geval gedaagde weigert het afschrift van het exploot
in ontvangst te nemen, biedt art. 46 lid 3 Rv de mogelijkheid van een geldige betekening.
Ook als de deurwaarder aan geen van de voormelde personen afschrift kan laten, is betekening mogelijk. Hij
laat dan een afschrift aan de woonplaats achter in een gesloten envelop. Is ook dat feitelijk onmogelijk, dan
bezorgt hij terstond een afschrift ter post (art. 47 Rv).
Indien het exploot één van de rechtsmiddelen verzet, hoger beroep of beroep in cassatie inleidt, kan het ook
worden gedaan aan het kantoor van de advocaat of deurwaarder bij wie degene voor wie het exploot is
bestemd, laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen (art. 63 lid 1Rv).
Op een zondag of een algemeen erkende feestdag mag geen exploot worden gedaan en evenmin op andere
dagen tussen acht uur ’s avonds en zeven uur ’s-Ochtends, tenzij verlof van de rechter is verkregen om het
exploot ‘op alle dagen en uren’ uit te brengen (art. 64 Rv).
54. De betekening in bijzondere gevallen
De art. 48-62 Rv bevatten regels voor de betekening van dagvaardingen en andere exploten in een aantal
bijzondere gevallen, zoals aan de Staat, andere openbare rechtspersonen, private rechtspersonen,
vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, maatschappen, etc.
Voor het dagvaarden van iemand zonder bekende woon- of verblijfplaats geeft art. 54 lid 2 Rv een regel. De
betekening geschiedt aan het parket bij het gerecht waar de zaak moet dienen. Bovendien moet een uittreksel
van het exploot worden geplaatst in de Staatscourant.
55. Betekening in het buitenland
Art. 55 lid 1 Rv regelt dagvaarding van iemand die een bekende woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft.
Ook hier geschiedt de betekening aan het parket bij het gerecht waar de zaak moet dienen. Het parket zendt
een afschrift van het exploot t.b.v. de gedaagde aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat het afschrift
van het exploot pleegt door te zenden aan een diplomatieke of consulaire ambtenaar in het land van
bestemmen, met het oog op kennisgeven aan de gedaagde.
Op de regeling van art. 55 lid 1 Rv zijn belangrijke uitzonderingen. Tussen de lidstaten van de EU geldt in
burgerlijke en handelszaken de EU-Betekeningsvordering. Deze verordening heeft voorrang op de bestaande
verdragen waarbij de lidstaten partij zijn. Woont de te dagvaarden persoon in één van de EU-lidstaten, dan
dient de betekening van de dagvaarding te geschieden volgens de regels van de verordening en de
Uitvoeringswet EG-betekeningsvordering en het bij die wet ingevoerde art. 56 Rv.
De datum van betekening of kennisgeving is de datum waarop betekening of kennisgeving overeenkomst het
recht van de aangezochte lidstaat is geschied. Art. 9 BetVO II spitst de regeling vervolgens toe op het geval
waarin de betekening of kennisgeving volgens het recht van een lidstaat binnen een bepaalde termijn moet
worden verricht, in welk geval de datum die t.a.v. de aanvrager in aanmerking moet worden genomen, wordt
bepaald door het recht van deze lidstaat.
3
, Toepasselijkheid van de BetVO II of het Haags Betekeningsverdrag 1965 laat de mogelijkheid van
kantoorbetekening overeenkomstig art. 63 lid 1 Rv in de daar bedoelde gevallen onverlet.
56. De termijn van dagvaarding
De termijn van dagvaarding is de tijd, gelegen tussen de dag van de betekening van de dagvaarding en de dag
van verschijning. Bij het berekenen van de termijn van dagvaarding worden de dag van betekening en de dag
van verschijning niet meegerekend (art. 119 Rv).
De wet bepaalt de termijn van dagvaarding voor verschillende gevallen. De gewone termijn van dagvaarding is
ten minste een week (art. 114 Rv). Deze geldt voor alle instanties.
Woont de gedaagde in een staat waar de EU-Betekeningsverordening of het Haags Betekeningsverdrag 1965
van toepassing is, dan is de termijn van dagvaarding ten minste vier weken (art. 115 lid 1 Rv).
Buiten de hiervoor genoemde gevallen is de dagvaardingstermijn ten minste drie maanden (art. 115 lid 2 Rv).
Alle termijnen van dagvaarding zijn minimumtermijnen. Een maximum is niet gesteld.
57. Oproeping van derden als partij in het geding
Ons procesrecht kent niet de algemene mogelijkheid dat een partij in een aanhangig geding een derde oproept
om deze als partij aan het geding te laten deelnemen. Wel is oproeping in vrijwaring mogelijk (art. 210 Rv). Ook
kan een derde zich vrijwillig voegen of tussenkomen in een aanhangig geding (art. 217 Rv).
De oproeping heeft onder meer tot gevolg dat de derde, indien verschenen, als procespartij voor zijn rechten in
het geding kan opkomen en dat hij door het vonnis wordt gebonden, ook als hij niet is verschenen.
58. Inschrijving op de rol – verzuim van inschrijving – herstelexploot
Nadat de dagvaarding is uitgebracht, moet eiser de zaak tijdig aanbrengen bij de rechtbank. Dit doet hij door
het origineel van het exploot van dagvaarding ter griffie in te dienen uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie
is geopend, voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum waartegen gedaagde is gedagvaard
(art. 125 lid 2 Rv). Eiser vraagt daarbij de zaak op de rol in te schrijven. Inschrijving is ook digitaal mogelijk , mits
er wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden (art. 125 lid 3 Rv. Jo. art. 1 Besluit elektronische indiening
dagvaarding).
De griffier schrijft de zaak na aanbrenging in op de rol van een enkelvoudige kamer.
Als eiser heeft verzuimd de dagvaarding tijdig ter griffie in te dienen, is gedaagde bevoegd de zaak op de rol te
laten inschrijven, waarbij hij het aan hem uitgebrachte exploot overlegt. Indien eiser andermaal niet verschijnt,
ontslaat de rechter gedaagde van de instantie met veroordeling van eiser in de kosten (art. 127 Rv).
Eiser kan zijn verzuim van indiening van de dagvaarding zelf herstellen door binnen twee weken na de in de
dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot aan gedaagde te laten uitbrengen (art. 125). Als deze
hersteloperatie op de juiste wijze is uitgevoerd, volgt uit lid 5 dat het geding aanhangig is gebleven vanaf de
dag van de dagvaarding.
Verzuim van inschrijving ter rolle van de aangezegde rechtsdag kan ook worden hersteld doordat de zaak met
toestemming van de wederpartij alsnog op de rol wordt geplaatst op een latere roldatum. Die toestemming
wordt geacht stilzwijgend te zijn verleend als de verschenen wederpartij in haar eerste processtuk geen blijk
geeft van het ontbreken van haar toestemming, maar alleen ingaat op de hoofdzaak.
59. Anticipatie
Gedaagde heeft het recht van anticipatie: de bevoegdheid om de in de dagvaarding vermelde roldatum te
vervroegen (art. 126 Rv). Daartoe laat hij een exploot aan eiser uitbrengen, waarin hij een vroegere roldatum
doet aanzeggen en tevens advocaat stelt waar de wet dit voorschrijft. Daarbij moet hij op straffe van nietigheid
een termijn van ten minste een week tussen de dag van het exploot en de aangezegde vroegere roldatum in
acht nemen.
De gedaagde moet het anticipatie-exploot ter griffie indienen, en wel uiterlijk op de laatste dag waarop de
griffie is geopend. Indien gedaagde dit niet tijdig doet, blijft de oorspronkelijke roldatum, zoals deze door eiser
in de dagvaarding was aangezegd, gehandhaafd (art. 127 Rv).
60. Griffierecht
Op grond van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken zijn partijen in beginsel griffierecht verschuldigd. Dit
beginsel kent een aantal uitzonderingen, waaronder voor de gedaagde in een kantonzaak.
De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van een tabel die bij de wet is toegevoegd.
In 2011 is t.a.v. het griffierecht ‘inning aan de poort’ ingevoerd, waarbij aan de niet-tijdige betaling van het
griffierecht processuele consequenties zijn verbonden (art. 127a e.v. Rv).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Karlijn123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.