Internationaal publiekrecht is belangrijk omdat:
- Onderlinge afhankelijk tussen staten
- Regels van internationaal publiekrecht hebben grote invloed op de rechtsorde van
staten zelf
- Onze grondwet geeft de regering de taak om de ontwikkeling van de internationale
rechtsorde te bevorderen (90 gw)
- De nationale rechter kan rechten en verplichtingen van internationale afkomst
rechtsreeks toepassen zelfs soms voor laten gaan op nationaal recht (94 GW).
De waarde die aan internationaal recht wordt gehecht kan botsen met andere Nederlandse
belangen:
- Democratische en rechtstatelijke waarborgen van nl zijn strikter dan die van int.
Recht. Zoals: minder parlementaire inspraak
- Nederlandse verbondenheid met int. Recht komt soms onder druk te staan door
politieke allianties.
Geschiedenis:
- Oorsprong vindt zich in het ontstaan van onafhankelijke en soevereine staten in
Europa. De functie van int. Recht was toen vooral de bevordering kan vreedzaam
samenleven
- De vrede van Westfalen 1648 (einde 80- en 30jarige oorlog) was belangrijk. Staten
werden formeel onafhankelijk. Er kwam verschil tussen het publieke gezag en de
private belangen van de monarch
- Eerst begon het als Europees publiekrecht gedreven door eco
belangen/militaire/politieke macht, maar het breidde zich steeds verder uit.
- In de tijd van de WIC en VOC had nl koloniaal gezag en toen ontwikkelde zich
beginselen die nog steeds bestaan
- Na wo 1 verloor Europa zijn greep op het int. Recht
- Na 1945 kwam het beginsel van zelfbeschikking in het VN-Handvest, koloniale rijken
vielen uiteen. Het internationaal recht werd toen iets van over de hele wereld
- Dominantie van soevereine staten is sinds wo 2 afgenomen door: het ontstaan van
bovennationale organisaties (VN) en multinationals gingen een steeds grotere rol
spelen in het realiseren van bovennationale verdragen (economisch vooral)
Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de internationale
gemeenschap en kent bevoegdheden toe aan entiteiten die publiek gezag uitoefenen en
biedt een juridisch kader waarbinnen deze entiteiten de bevoegdheden uitoefenen
Ipur moet worden onderscheiden van:
- Volkenrecht: ipur ziet niet op volkeren, maar als je het volkenrecht opvat als een
term voor staten is het te beperkt, want bij ipur zijn er meer actoren dan slechts
staten. De NL-wetgeving verwijst soms wel naar het volkenrecht zoals in 8d sr.
- Internationaal recht: dit is te breed, want omvat ook internationaal privaatrecht
,Of een rechtsregel nat. of int. Is wordt bepaald door de rechtsbron. Het int recht kent 4
rechtsbronnen:
- Gewoonterecht
- Verdragen
- Bestluiten van int. Organisaties
- Algemene rechtsbeginselen
Dualisme vs. monisme:
- Dualisme: geheel gescheiden rechtssysteem, soevereine staat is het hoogste gezag en
het internationaal recht wordt gezien als extern recht van de staat, geïnspireerd op
nationalistische opvattingen, schaduwzijde van deze leer kwam tot uiting in Nazi
Duitsland
- Monisme: een rechtsorde, individu staat centraal. Int recht is niet extern maar recht
dat de macht van de staat kan beperken en hiermee individuen beschermen.
De moderne int. Rechtsorde heeft niet alleen te maken met staten, maar ook met
globalisering en multinationale ondernemingen die zich buiten de staat verkeren, daarom
kan een land niet bestempeld worden met een van de twee. Er zijn hierdoor moderne
theorieën opgekomen.
Er is een formele scheiding tussen int. en nat, uitgangspunten hierbij:
- Nationale regel heeft geen juridische betekenis in de internationale rechtsorde
- Rechtsgevolgen van int. recht kunnen alleen worden bepaald door nat. Recht
- Internationale en nationale rechtsorde hebben hun eigen organen
Nuancering: int. recht is niet alleen tot staten, maar ook tot individuen gericht
(mensenrechten). Hiermee verliest het zijn strikte onderscheid. Ook hebben int en nat vaak
dezelfde onderwerpen waardoor een wisselwerking ontstaat. Tot slot stellen veel staten zich
open voor doorwerking
Onderscheid internationaal publiek/privaatrecht:
- Publiek legitimeert en reguleert de uitoefening van publiek gezag in de int
gemeenschap, het heeft slechts indirect betrekking op particulieren onderling
- Publiek gaat over publieke belangen.
Het is niet een heel scherp onderscheid omdat het soms wenselijk kan zijn om
privaatrechtelijke rechtsbetrekkingen te reguleren om (grensoverschrijdende) publieke
belangen te dienen. Ook worden publieke taken overgedragen door staten aan private
instituties.
Onderscheid tussen juridische regels en politieke/morele regels:
- Bron van een regel: int recht kent een beperkt aantal rechtsbronnen.
- Aan schending van int. rechtsnorm zit een sanctie verbonden: er wordt vaak gezegd
dat int. recht hier niet aan kan voldoen omdat het geen centraal gezag heeft en op
belangrijke momenten niet kan worden afgedwongen. Er is wel een procedure voor
handhaving en afdwinging van rechtsregels, maar dit ligt in handen van de staten
zelf. Bijv. diplomatiek protest en sancties. Meestal leven staten int. rechtsnormen wel
na uit angst voor reputatieschade en door algemene aanvaarding van het int recht als
recht.
,Organisatie van de internationale rechtsorde:
- Recht van co-existentie: vreedzaam naast elkaar laten bestaan van staten
- Recht van samenwerking: actief samenwerken met andere staten en hierdoor
belangen kunnen realiseren
- Recht van integratie: staten moeten aan bovennationaal niveau kunnen deelnemen
ter bescherming en uitvoering van publieke taken.
Onderdelen ipur:
- Algemeen deel: overkoepelende beginselen en leerstukken die op alle deelgebieden
van ipur van toepassing zijn. (onderscheid tussen formele beginselen en
fundamentele beginselen)
- Bijzondere delen: internationaal strafrecht, belastingrecht, milieurecht blablabla
De laatste jaren groeit het Eu recht steeds verder af van het ipur. De Eu heet een relatief
geïntegreerde rechtsorde gekregen. Dit is een stuk verticaler en wordt meer gezien als een
supranationale rechtsorde.
Rechtsbronnen:
De internationale rechtsorde kent geen gezaghebbend document dat de int. rechtsbronnen
uitputtend opsomt. Als hulpmiddel dienen constituerende verdragen van int. tribunalen. Een
meest gezaghebbend voorbeeld is 38 igh (niet uitputtend):
Het hof moet voorgelegde geschillen beslechten overeenkomstig met int. recht en doet dit
met toepassing van:
- Int. verdragen (algemeen en bijzonder), waren in regels staan die door de staten van
het geschil worden erkend
- Int. gewoonte (als recht aanvaarde algemene praktijk)
- Door beschaafde naties erkende algemene rechtsbeginselen
- Onder vbh van art 59, rechterlijke beslissingen en opvattingen van meest bevoegde
schrijvers der verschillende naties als hulpmiddel voor het bepalen van rechtsregels
Bij gebrek aan uitputtende, gezaghebbende opsomming moeten de bronnen afgeleid
worden uit de rechtspraktijk.
De belangrijkste rechtscheppende bronnen zijn: gewoonterecht, verdragen, besluiten int.
organisaties, algemene beginselen, billijkheid en eenzijdige rechtshandelingen.
Secundaire rol: beslissingen rechterlijke tribunalen
Een staat kan niet zonder instemming aan een regel van int. recht worden verbonden. Int.
rechtsvorming is meer te vergelijken met het sluiten van contracten tussen partijen dan met
een wetgevingsprocedure. Alle staten moeten zich wel houden aan gewoonterecht,
besluiten van int. organisaties en algemene rechtsbeginselen.
Gewoonterecht:
2 voorwaarden hiervoor:
- Algemene praktijk (objectief element): blijkt uit dat voldoende staten zich een zekere
periode op een manier gedragen (kunnen handelingen zijn van staatsorganen maar
ook feitelijke handelingen). Het moet omvangrijk zijn (exensive) relatief veel staten
moeten de praktijk volgen. Ook moet de praktijk vrijwel uniform zijn. (virtually
, uniform) landen moeten dus voldoende consistent zijn hierin, uitzonderingen hier en
daar mag. Er is geen bepaalde tijdsduur vereist
- Rechtsovertuiging (opinio juris) (subjectief element): staten moeten vinden dat de
praktijk door het int. recht wordt vereist. Dit kan worden afgeleid uit het handelen en
uit verdragspraktijk. Dat laatste wel in minder mate. Tot slot kan het worden afgeleid
uit besluitvorming bij int. organisaties. Ook kan het zo zijn dat het wordt afgeleid uit
de algemene praktijk, als er dan geen tegengestelde rechtsovertuiging is, kan worden
aangenomen dat de algemene praktijk de rechtsovertuiging impliceert. Als er geen
waarneembare praktijk bestaat dan wordt er meer waarde gehecht aan de
rechtsovertuiging.
- Bijzondere rechtsbetrekkingen: soms is gewoonterecht niet van universele
toepassing. Dit is zo met regionaal gewoonterecht, persistent objectors (de staat
geeft bij de ontwikkeling van de regel aan dat het dit niet als gewoonterecht ziet) en
tot slot bilaterale rechtsbetrekkingen (gewoonterecht is nog aan het vormen en
staten regelen het toepasselijke recht onderling)
- Kenbaarheid: een rechter die moet beslissen of een regel gewoonterecht is moet
toegang hebben tot de praktijk van staten
Verdragen:
- Omschrijving: een overeenkomst die op grond van int. recht verbindend is voor de
partijen uit het ipur. Kan schriftelijk of mondeling. Partijen zijn staten en int.
organisaties. Totstandkoming en werking geschiedt volgens verdragenrecht, o.a. wvv.
Het komt sneller tot stand dan gewoonterecht, staten hebben meer invloed op de
inhoud en mogelijkheid om in meer detail de rechten en plichten te formuleren.
Kortom is het dus duidelijker en zekerder
- Grondslag van binding van verdragen: dit is gebaseerd op wilsovereenstemming van
staten om een beheerste rechtspositie in het leven te roepen. Dit maakt het een
juridisch verbindende overeenkomst. Als het niet expliciet kenbaar is, moet het
worden afgeleid uit de aard en inhoud van de overeenkomst. (partijen, naam, wijze
van publicatie, inwerkingtreding en verplichtingen). Als de wilsovereenstemming na
de verdragssluiting vervalt, komt het alsnog tot stand 26 wvv
- Rechtsbetrekkingen: contractuele verdragen (wederzijdse verplichtingen en rechten
voor alleen de partijen) collectieve/rechtscheppende verdragen (meer algemene
gelding) dispostieve verdragen (een verdrag dat derde staten niet zal verbinden,
maar wel rechtsgevolgen voor ze heeft). Vb. samenvoeging van 2 landen
- Kenbaarheid: het VN-secretariaat registreert en publiceert het (102 VN-handvest). In
nl komt het ook in het tractatenblad
- Samenloop van gewoonterecht: bestaand gewoonterecht wordt in een verdrag
gecodificeerd. (duidelijker, maar gewoonterecht blijft alsnog bestaan) of een verdrag
leidt tot het ontstaan van gewoonterecht. Dit heeft 3 consequenties
1. Staten die geen partij zijn worden wel door het gewoonterecht gebonden
2. De bevoegdheid van int. tribunalen is vaak beperkt tot gewoonterecht
3. Verdragsrecht kan soms niet automatisch doorwerken, terwijl gewoonterecht wel
Besluiten van internationale organisaties:
- Omschrijving: slechts werking binnen de rechtsorde van de int. organisatie. Het is
sneller dan verdragen, maar staten hebben wel minder zeggenschap. Ze worden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lorijnlusink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.37. You're not tied to anything after your purchase.