Samenvatting voor het vak Meten en Diagnostiek 2. Bachelor Psychologie op de VU. Leerjaar 2. Mocht je nog vragen en/of opmerkingen hebben hoor ik dat graag! Succes met leren!!! Liefs, Roos
Was very clear and comprehensive. Only came in a lot of repetition for what made the summary too long in my opinion. There were also quite a lot of grammar and spelling errors.
By: Ingridf • 3 year ago
By: sarisegers • 3 year ago
By: marsiasayed • 3 year ago
By: sylviakoeree • 4 year ago
By: norabouhbouh • 4 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
rooszeelen
Reviews received
Content preview
1
Meten en diagnostiek Deel 2
Hoorcollege 1
Meten in de psychologie (definitie):
- Meten is het – volgens regels – toekennen van symbolen (numerals) aan individuen
zodat de symbolen de psychologische eigenschap van het individu weergeeft.
o Het toekennen van symbolen gaat aan de hand van een testprocedure,
bijvoorbeeld het afnemen van een vragenlijst.
Psychometrie: de wetenschap van de eigenschappen van psychologische tests (niet per sé
een ‘’pen en papier’’ vragenlijst).
Een probleem van meten in de psychologie is dat alle variabelen waarin we geïnteresseerd
zijn, zijn niet direct observeerbaar (het zijn latente variabelen).
- Latente variabelen/ latente trekken: niet observeerbare variabelen/trekken.
- Hoe moeten we die meten?
o Door een beroep te doen op observeerbare variabelen.
o Je kan ze niet zien dus moet je ze meten aan de hand van variabelen die je
wel kan zien.
§ Je moet dus de observeerbare variabelen linken aan de niet-
observeerbare variabelen.
• Om die twee ‘werelden’ te linken, hebben we vier dingen nodig:
o 1. Psychologische theorie.
o 2. Begrip causaliteit.
o 3. Statistiek.
o 4. Grafische representatie van de relatie tussen de
twee soorten variabelen.
Paddiagram:
- Iedere keer als je een cirkel ziet in een paddiagram, dan weet je: daar zit iets in wat ik
niet kan observeren (een latente variabele).
, 2
- In cirkels staan dus de latente variabelen, in vierkantjes staan variabelen die we
kunnen meten.
- Error: het kan zijn dat iemand die zeer extravert is, ‘nee’ antwoord op de vraag of hij
extravert is.
o Stel dat de persoon het item verkeerd gelezen heeft, of dat hij zomaar wat
invult.
§ Alle items worden gekenmerkt door een meetfout. Het vervelende
hieraan is dat het de relatie tussen de latente variebelen en de
observeerbare variabelen verzwakt.
- De pijl: stelt een causale relatie voor.
Statistiek:
- Nodig om individuele verschillen te kunnen uitdrukken.
o Als je praat over individuele verschillen, dan moet je die kunnen kwantificeren.
§ Eén manier om dat te doen is door de variantie uit te rekenen.
, 3
• Als je bijvoorbeeld in de hoorcollegezaal de lengte meet en je
wil de individuele verschillen in lengte kwantificeren (je wil één
getal hebben om dat tot uiting te brengen), dan bereken je de
variantie.
- Nodig om een formeel model te hebben om de geobserveerde variabelen te kunnen
relateren aan de latente variabelen.
o De een is causaal afhankelijk van de andere, hoe moet ik die relatie nou
formaliseren of kwantificeren?
§ Aan de hand van een lineaire regressie model.
• Een lineaire regressie model relateert de latente variabelen
aan de observeerbare variabelen middels een lineaire relatie.
o De verwachting is als je hoog scoort op de latente
variabelen, dan scoor je hoog op een item.
• Die is van toepassing als de afhankelijke variabelen (het item,
ook wel ‘y’),
o Bij een lineaire regressie gaan we ervan uit dat ‘y’
continu verdeeld is.
§ Maar dat is niet altijd het geval, bij vragen als ‘ik
slaap slecht’ kan je alleen antwoorden met
ja/nee, oftewel met 0/1.
• Dan gebruiken we een logistische
regressie.
o De geobserveerde variabele wordt gerelateerd aan de latente variabele
middels de parameter ‘b1’ of ‘b2’. Dat heet de regressie coëfficiënt.
§ Soms is die notatie anders, dan wordt er in plaats van ‘b1’ of ‘b2’, ‘a’ of
‘b’ gebruikt.
- Nodig om de samenhang tussen variabelen uit te drukken.
o Je wil de individuele verschillen weten, maar ook hoe item 1 samenhangt met
item 2 of item 3.
§ Daar heb je correlaties voor nodig.
• De Pearson product moment correlatiecoëfficiënt.
o Mate van hoe sterk is de lineaire samenhang tussen
twee variabelen.
o De drie items links zijn gecorreleerd: .2, .24 en .3.
§ Je kan uit de correlatiematrix aflezen hoe sterk
de lineaire relatie is tussen item 1 en item 3.
• Dat wordt uitgedrukt aan de hand van
een gestandaardiseerde maat, de
correlatiecoëfficiënt.
• Waarom zijn de items gecorreleerd?
o Wat hebben ze
gemeenschappelijk? Latente
variabelen. Die heeft een causale
invloed op item 1,2 en 3.
Psychologische theorie:
- Je gaat onderzoek doen naar bepaalde variabelen en die komen voort uit
psychologische theorie.
o Als je bijvoorbeeld geïnteresseerd bent in persoonlijkheid dan kom je in
aanraking met de Big 5 theorie.
, 4
o De psychologische theorie schrijft voor wat de relevante variabelen zijn.
§ Maar die variabelen zijn vaak latent.
§ Wat de psychologische theorie dan ook geeft, zijn de bijbehorende
relevante gedragingen.
• Relevante items die direct en causaal afhankelijk zijn van de
latente variabelen.
o Als je geïnteresseerd bent in extraversie dan vraag je
aan experts of lees je uit de theorie wat gedrag is wat
direct en causaal afhankelijk is van extraversie.
- Ook zal de psychologische theorie je veelal vertellen wat het meetniveau is van de
variabelen.
o Wat het meetniveau is van de latente variabele bepaalt hoe je de items moet
analyseren.
§ De theorie omtrent de domeinen zal vertellen wat je moet verwachten
van het meetniveau. De theorie vertelt wat het meetniveau (de
meetschaal) moet zijn van de latente variabelen.
• Depressie: genetici zeggen bijvoorbeeld dat het continu
verdeeld is.
Causaliteit deel 1:
- Bij de meeste tests geldt een causale aanname: je latente variabele veroorzaakt je
geobserveerde variabele. Er is dus een causale relatie.
o Als je enorm depressief bent, veroorzaakt dat dat je op alle vragen van die
vragenlijst ‘ja’ antwoord.
- à Als dit zo is dan zijn de variabelen die je gebruikt om de latente variabelen te
meten (ook wel indicatoren of items genoemd), reflectief. Ze heten dus ook wel
reflectieve items.
o Reflectiviteit is wel ook een theoretische aanname.
Voorbeeld:
- Verstopte neus, zere keel, hoest, hoofdpijn, niesen, koorts, algehele malaise.
o Als je geïnfecteerd bent met het influenzavirus, dan veroorzaakt dat deze
symptomen. Deze symptomen zijn reflectief. Ze weerspiegelen het feit dat je
een virusinfectie hebt.
- Maar in de psychologie zijn er ook variabelen waarvoor die reflectiviteit niet geldt.
o APGAR-score: kind komt uit de moeder en op dat moment beoordeel je het
voorkomen van het kind, aan de hand van een 0/1/2 schaal. Hartslag,
gelaatsuitdrukking, activiteit en ademhaling. Als het kind een score heeft van
9 of 10 dan is het in goede algemene gezondheid.
§ Deze items zijn niet reflectief.
• Dit zijn formatieve items. Want ze vormen de APGAR-score.
Eigenlijk gewoon een optelling van variabelen.
• Je telt de items op om tot een handige samenvatting te komen
waardoor je een klinische beslissing kan nemen.
§ Stel dat het kind een blauw voorkomen heeft, is dat dat het gevolg van
een lage APGAR-score?
• à Nee.
§ Een verkouden persoon heeft koorts, is dat het gevolg van een
virusinfectie?
• à Ja.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rooszeelen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.