100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting alle stof internationale betrekkingen $5.96   Add to cart

Summary

Samenvatting alle stof internationale betrekkingen

 3 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting alle stof internationale betrekkingen bestaande uit: - Literatuur - Hoorcolleges - Belangrijkste begrippen - Leerdoelen

Preview 4 out of 66  pages

  • September 13, 2024
  • 66
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Literatuur week 1
Geschiedenis vouwboekje
Benaderingswijzen
 Politiek: Wie heeft de macht en waar is deze op gebaseerd? (Oorlog, wetten, bestuur)
 Sociaal: Welke groepen in de samenleving zijn er? (Standen, klassen, sociale piramide)
 Economisch: Hoe onderhouden mensen zichzelf? (Geld, handel, landbouw, industrie,
diensten)
 Cultureel: Wat zijn de gebruiken en denkwijzen? (Geloof, gedachten, gebruiken,
kunstuitingen)

Historische vragen
 Beschrijvende vraag: historische gebeurtenis/ontwikkeling (wie, wat, waar, wanneer, welke)
 Verklarende vraag: verbanden, redenen, oorzaken en gevolgen (waarom en waardoor)
 Evaluerende vraag: zelf een keuze maken of oordeel geven (in hoeverre)

Standplaatsgebondenheid
De tijd en plaats waarin iemand leeft bepaald zijn denken en handelen. Let op:
 Persoonlijke omstandigheden (leeftijd, geslacht, religie)
 Sociale positie (arm, rijk, machtig, allochtoon)
 De tijd (economische crisis, dictatuur, democratie)
 Normen en waarden (inclusief je eigen!) en andere motieven

Betrouwbaarheid
Historische bronnen zijn op hun betrouwbaarheid te beoordelen met de volgende factoren:
 Auteur: functie, ooggetuige, informatiebeschikking, vooroordelen
 Tijd en plaats: bron gemaakt in tijd en omgeving van de gebeurtenis?
 Type bron: dagboek, brief, krantenartikel, verslag, officieel document
 Bedoeling: informeren, overtuigen, manipuleren, verleiden, propaganda, bewust
geschreven?

1 De wording van het wereldbestel (In Wereld in beweging, 2021)
1.1 Ontwikkeling van de internationale betrekkingen
1.1.1 Vier hoofdvormen van politieke organisatie
Politiek betekent oorspronkelijk ‘stadsbestuur’ (Griekse woord polis: stad)
1. Het keizerrijk
2. Het feodale systeem: mensen waren ongeschikt aan adellijke heersers en moesten een lokale
pachtheer gehoorzamen. Dit systeem ontstond na de val van het Romeinse Rijk.
3. Stadstaten
4. Stelsel van aparte ‘nationale’ staten met grenzen: gegroeid in de 16e eeuw toen koningen
hun gebieden gingen moderniseren en cohesie nastreefden. De koning was soeverein (de
hoogste macht) en de staat moest onafhankelijk zijn → geen hogere wereldlijke macht boven
zich erkennen.

1.1.2 Waar gaan internationale betrekkingen over?
Betrekking = verhouding/band
Internationaal = tussen naties (staten)
Internationale betrekkingen betekent de manier waarop naties of landen met elkaar omgaan en
welke afspraken zij daarbij maken en volgen.

Land, staat en natie lijken hetzelfde maar zijn dat niet helemaal.
 Land: gebied of streek waar een volk woont
 Staat: land met bestuur met rechtspersoonlijkheid en vaste grenzen

,  Natie: volk met gemeenschappelijke kenmerken, vorming van vermeende gemeenschap
binnen de staat of soms over grenzen heen
o Het woord natiestaat suggereert dat de staat en het volk geheel samenvallen en dat
er geen diverse samenstelling is, terwijl dit juist WEL zo is. Daarom is het woord
staat/staten het beste (uitzondering: VS → één staat met deelstaten)

1.2 Van Westfalen naar Wenen
Belangrijke begrippen/gebeurtenissen:
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden → Amerikaanse Revolutie → Franse Revolutie →
Boerenopstanden, staking en verzet → agrarische revolutie → Industriële Revolutie → komst van
grondwetten/constituties als gevolg van de revoluties in Europa

1.2.3 Economisch denken in de internationale betrekkingen
De Verlichting (opvatting dat er grote vooruitgang mogelijk is door rationeel denken en handelen en
wetenschap) veranderde de opvattingen over welvaart.
 Mercantilisme: handel zorgt voor welvaart waardoor handelsstaten sterker worden
 Fysiocratie: landbouw is de enige bron van welvaart waardoor landbouw de kracht van een
land is
 Liberalisme: economische vrijheid

Adam Smith, eerste moderne economische theorie: als iedereen in vreedzame economische
concurrentie zijn welbegrepen eigenbelang najaagd, zorgt de markt ervoor dat de welvaart
toeneemt, gestuurd door een ‘onzichtbare hand’.

1.2.4 De opkomst van de natie en het nationalisme
Na het verlies van Napoleon werd in 1815 het Congres van Wenen gehouden, waarmee een
Europees machtsevenwicht werd afgesproken om oorlogen te verminderen. Overal in Europa
moesten weer koningen worden ingesteld. Gebiedsuitbreiding door oorlog was niet langer
toegestaan.

1.3 Europa na het Weens Congres
1.3.2 Het koloniale imperialisme
Opkomst van de Verenigde Staten/ Koloniën vanuit modern imperialisme, waarbij kolonisten zich in
de kolonie gingen vestigen (& afzetmarkten en aanvoer van grondstoffen). Koloniën in Afrika (Afrika
werd opnieuw opgedeeld waarbij Europese staten delen van Afrika als kolonie kregen, zo kreeg
België het reusachtige Congo)

1.3.3 De aanloop naar de Eerste Wereldoorlog
Verandering in het Duitse buitenlandbeleid (Duitsland wilde meer koloniën). Allianties (coalitie
tussen Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland - Triple Entente en coalitie tussen Duitsland, Oostenrijk-
Hongarije en Italië - Triple Alliantie). Italië stapte overigens bij WO1 over naar de geallieerden.
 Ontstaan van WO1:
o Alle Europese grootmachten waren bang hun status als grootmacht te verliezen →
modern imperialisme
o Nationalisme (wraakgedachten van de Fransen op de Duitsers door de nederlaag in
de Frans-Duitse oorlog)
o Militarisme/wapenwedloop
o Bondgenootschappen

,1.4 Twee wereldoorlogen
Belangrijke begrippen/gebeurtenissen
 De Russische Revolutie (opkomst van het communisme, einde tsarisme, Lenin, Stalin)
 Verdrag van Versailles (vernedering van Duitsland na WO1 → belachelijk grote eisen en
herstelbetalingen, had weinig met een vredesverdrag te maken → motivatie voor
gedachtegoed van Hitler)
 Hyperinflatie en politieke onrust in Duitsland
 De jaren 20 / Roaring twenties: gouden jaren van de Weimarrepubliek (democratie in
Duitsland tussen WO1 en WO2) en massale consumptiecultuur in de VS, grote
technologische voorsprong op Europa
 Communisme, facsisme en parlementaire democratie (Sovjet-Unie)
 De Grote Depressie (economische crisis) en de doorbraak van Hitler

Naar de Tweede Wereldoorlog: Rassendenken, Herbewapening en voorbereiding, Japan en China,
Aanloop (Duitse veroveringen van Duitstalige gebieden / Heims in Reich)

De Tweede Wereldoorlog: Duitse succes door Blitzkrieg, veel terreinwinst in Europa, Duitse inval van
Sovjet-Unie, Keerpunt: Japan valt VS aan en betrekt VS in WO2 (Pearl Harbor), Conflicten over de
hele wereld, Atoombom en Japanse overgave

1.5 De naoorlogse wereldorde en de New World
Nieuwe wereldorde na Koude Oorlog (1991, val van de Sovjet-Unie>). VS dominante land →
‘ordebewaker van de wereld’, veel militaire inzet. Mondialisering/globalisering: De Europese Unie,
Rusland zonder Sovjet-Unie, Het multipolaire bestel

, Hoorcollege week 1
Wat is geschiedenis?
 Wat weten we van het verleden (adhv bronnen)
 Discussie zonder einde, abstract denkvermogen
 Winner schrijft geschiedenis (maar één keer), de geschiedenis wordt daarna elke keer weer
herschreven door anderen → nieuwe kennis die anders geanalyseerd kan worden
 Standplaatsgebondenheid
o Het perspectief waarmee een bepaalde zaak wordt bekeken
o Naast kennis leert geschiedenis ook houding aan → hoe je omgaat met informatie en
de inhoud van de geschiedenis is afhankelijk van hoe je zelf in het leven staat, je
omstandigheden
 Multiperspectiviteit: Bijvoorbeeld Jezus, drie invalshoeken waarmee hij bekeken kan worden:
zoon van God, profeet en opstandeling
 Morele lessen; verklaren van hedendaagse maatschappij; bundeling van houding en
vaardigheden, kennis is maar een deel

Historische vaardigheden
 Verschil feiten en meningen
 Gebeurtenis, ontwikkeling en/of persoon in de tijd plaatsen, alles heeft zijn waarde in de tijd
 Continuïteit of verandering herkennen: Is een verandering ineens ontstaan, of kwam het
ergens te onstaan?
 Zijn bronnen wel/niet betrouwbaar?
 Politieke, culturele en economische geschiedenis onderscheiden: Welke is de motor voor
verandering?

Geschiedenis schrijven
1. Overleveringen gebruiken, vertelde verhalen (a priori, iets vinden zonder onderzoek) --> Lang
geleden bijna niets schriftelijk, maar mondeling
2. Selectie uit eigen beeldspraak, een ideologie of traditie
3. Eigen persoonlijk perspectief --> Eigen mening mag, maar geef het altijd aan
4. Verleden werkelijkheid is nog te achterhalen

Selectie van belangrijke gebeurtenissen
 Agrarische revolutie (ontstaan steden)
 Magna Charta (opschrijven rechten/plichten, afspraken koning)
 Verlichting (kerk niet langer het laatste woord)
 Franse Revolutie (geen koning, iedereen een stem)
 Industriële Revolutie (meer productie en vereniging van arbeiders, ontstaan ideologieën en
vakbonden)
 Congres van Wenen (koningen weer aan de macht, Nederland en Vlaanderen onder één
Koninkrijk)
 Russische revolutie (staat zorgt voor iedereen en mag alles bepalen)
 Revoluties in 20e eeuw (politiek-maatschappelijke stromingen en opkomen voor rechten,
zoals vrouwenrechten: afschaffing Wet handelingsonbekwaamheid in 1956)

Theorie internationale betrekkingen
 Realisme: staat is de belangrijkste partij in de betrekkingen, denkt rationeel en streeft naar
nog meer macht met het eigenbelang voorop --> zet zich af tegen idealisme en poespas
 ‘De ligging van een land is vaak het lot van het land’
o Nederland vecht met water, Japan vecht met aardbevingen en tsunami’s, maar
Oekraïne vecht op dit moment met aanvallende militaire machten

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ziziyovanreijsen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76799 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.96
  • (0)
  Add to cart