Deze samenvatting is gemaakt voor het vak Algemene Economie Basisprincipes op het Avans College bedrijfskunde eerste jaar en P2. Het bevat alle stof die we de afgelopen 5 weken hebben gehad.
Er zijn twee soorten omgevingsfactoren die het reilen en zeilen van ondernemingen beïnvloeden.
- Macro-omgeving, omvat de omgevingsfactoren die grote invloed op de
ondernemingsresultaten uitoefenen, maar die de onderneming zelf niet of nauwelijks kan
beïnvloeden. (DESTEP)
- Directe omgeving (meso-omgeving), bestaat uit de partijen op de in- en verkoopmarkten,
waarmee de onderneming dagelijks zakendoet.
- Zie tabel 1.1 en voorbeeld eronder
Kennis van de economische externe omgeving is voor het management groot van belang om goed te
kunnen inspelen op de kansen en bedreigingen die daaruit naar voren komen.
Externe omgeving: De factoren buiten de onderneming die gedrag en resultaat van de
ondernemingen beïnvloeden. Onder te verdelen in macro-omgeving en directe omgeving.
Omgevingsfactoren: Factoren waarop de organisatie zelf geen invloed kan uitoefenen.
1.2 Het centrale economische probleem
Schaarste: De spanning als gevolg van de beperkte beschikbaarheid van alternatief aanwendbare
middelen voor het voorzien in een onbeperkt aantal behoeften. Onvoldoende middelen voor
(oneindige) behoeften.
De middelen in de vorm van geld, tijd en productiemiddelen zijn alternatief wendbaar. Zij zijn voor
verschillende doelen bruikbaar, echter maar voor één doel inzetbaar.
Markt: Het geheel van factoren dat vraag en aanbod bepaald.
Alternatieve kosten/opportunity costs: De opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief
(voorbeeld blz.15) (opofferingskosten).
Middelen zijn schaars en alternatief aanwendbaar, dit dwingt dus tot kiezen. Dit houdt in dat mensen
de kosten en opbrengsten van elke mogelijkheid tegen elkaar afwegen.
Op het niveau van de maatschappij als geheel betekent schaarste dat de potentiële vraag naar
goederen en diensten groter is dan het potentiële aanbod.
Welvaart: De mate waarin consumenten, met schaarse middelen, in staat zijn om in hun behoefte te
voorzien. Welvaart wordt vaak gelijkgesteld aan de waarde van de goederen en diensten die in een
land worden geproduceerd, het zogenoemde bruto binnenlands product (bbp).
Vrije goederen: Goederen die onbeperkt ter beschikking staan voor iedereen, daardoor is er geen
keuzeprobleem (Voorbeeld zon bladzijde 15).
,1.3 Produceren en consumeren
Er zijn vier soorten productiefactoren: De voor de productie benodigde middelen.
1. Arbeid. Bestaat uit de tijd en de inspanning die mensen besteden aan de productie van
goederen en diensten.
2. Kapitaal. Bestaat uit alle geproduceerde middelen die je voor de productie van andere
goederen en diensten kunt gebruiken.
3. Natuur. Omvat alle natuurlijke hulpbronnen, zoals lucht, water, grond en delfstoffen.
4. Ondernemerschap. Bestaat uit de organisatie van het productieproces in ondernemingen.
Ondernemers nemen beslissingen welke goederen en diensten te produceren, ze dragen het
risico op winst of verlies en bedenken nieuwe producten en nieuwe manieren om te
produceren.
Primaire inkomen: Inkomen waar een tegenprestatie tegenover staat. De onderstaande beloningen
samen vormen het primaire inkomen.
Economische orde: De manier waarop de onderlinge afstemming van productie en consumptie is
georganiseerd. Doel van de economische orde is het zo goed mogelijk voorzien in de behoefte van
consumenten. Vijf kernvragen moeten hiertoe worden beantwoord (bladzijde 16))
- Wie moet er produceren?
- Wat moet er geproduceerd worden?
- Hoe moet er geproduceerd worden?
- Waar vindt de productie plaats?
- Voor wie moet er geproduceerd worden?
Er zijn twee manieren om deze vragen te beantwoorden
- Het (bureaucratisch) budgetmechanisme: De overheid beslist welke goederen en diensten
geproduceerd worden, op welke manier de productie plaatsvindt en tegen welke prijs de
goederen en diensten verkocht worden. Een dergelijke economie heet planeconomie: een
centraal geleide economie, consumenten kunnen hierop geen invloed uitoefenen (Noord-
Korea).
- Het marktmechanisme: De omvang en de samenstelling van de productie zijn afhankelijk van
de beslissingen van individuele consumenten en producenten. Alle factoren die vraag en
aanbod beïnvloeden, komen in prijzen tot uitdrukking. Verandering in vraag en aanbod
leiden tot prijsveranderingen. Het aanbod van goederen en diensten komt tot stand door de
vrije werking van vraag en aanbod.
In een markteconomie bepaalt het marktmechanisme voor welke goederen de productiefactoren
worden gebruikt, dit heet de allocatie van de productiefactoren. Bij het budgetmechanisme wordt
de allocatie van de productiefactoren door de overheid bepaald.
Gemengde economie: Mengvorm van markt- en planeconomie.
,1.4 Economische wetenschappen
Economisch handelen houdt de manier in waarop consumenten, producenten en overheden
omgaan met schaarse, alternatief aanwendbare middelen om hun doelstellingen te bereiken.
Algemene economie: Het vakgebied omvat micro-economie: economische keuzeproblemen van
individuele consumenten en producenten. Meso-economie: economische vraagstukken op
bedrijfstakniveau. Macro-economie: vraagstukken op landelijk en internationaal niveau.
Micro-economie:
In de micro-economie wordt bestudeerd hoe individuele consumenten en producenten met
economische keuzeproblemen omgaan. Binnen de omgeving van een bedrijf (zie bladzijde 18).
Meso-economie:
Meso-economie bestudeert economische vraagstukken
op bedrijfstakniveau. Een bedrijfstak bestaat uit
bedrijven die dezelfde soort producten met behulp van
dezelfde soort productieprocessen voortbrengen. Bij de
bestudering van bedrijfstakken staan
concurrentieverhoudingen centraal. Inzicht in meso-
economie helpt het management van bedrijven bij de
beoordeling van de aantrekkelijkheid van markten. (alle
partijen waarmee je van doen hebt, afnemers,
leveranciers, concurrenten)
Macro-economie:
Macro-economie gaat over vraagstukken op het niveau
van een land als geheel. Dit onderdeel bestudeert het
gedrag van en de samenhang tussen zogenoemde
geaggregeerde grootheden. Inzicht in de macro-economie
helpt het management van bedrijven te beoordelen hoe
de verwachte ontwikkeling van de economie het resultaat
van hun bedrijf beïnvloedt. (Binnen de omgeving van een
land)
Monetaire economie en internationale economische betrekkingen zijn onderdelen van de macro-
economie die vaak afzonderlijk worden besproken.
Monetaire economie:
- Bestudeert hoe de geldhoeveelheid de rentevoet, wisselkoers, inflatie, productie en
werkgelegenheid beïnvloedt en in welke mate het monetaire beleid de ontwikkeling van
deze variabelen beïnvloedt.
Internationale economische betrekkingen:
- Bestudeert de internationale handel in goederen en diensten en het financiële verkeer
tussen landen. Hier komen onder anderen wisselkoersen en de redenen voor internationale
handel aan de orde. Exporterende ondernemingen kunnen met behulp hiervan
gemakkelijker de aantrekkelijkheid van buitenlandse markten beoordelen.
, Marktwerking: Omvang en samenstelling van productie afhankelijk van vraag (consumenten) en
aanbod (producenten).
Marktprijs: de prijs die consumenten willen betalen en producenten minimaal willen hebben.
3.1 soorten bedrijven
Bedrijfskolom: De ontwikkeling die een product doorloopt van oer producent tot consument. De
schakels van grondstoffenproducent tot aan de consument.
Sector: Geheel van bedrijven
Primaire sector: deze sector bestaat uit alle bedrijven die grondstoffen onttrekken aan de natuur.
Landbouw, bosbouw en visserij maken hier ook deel van uit.
Secundaire sector: Bedrijven die grondstoffen en halffabricaten verwerken tot nieuwe producten.
Tertiaire sector: Deze bestaat uit dienstverlenende bedrijven die naar winst streven.
Quartaire sector: Dienstverlenende bedrijven die niet naar winst streven. Non-profit organisaties,
zoals zorg- en onderwijsinstellingen.
Bedrijfstak: Alle bedrijven die dezelfde functie op dezelfde hoogte in de bedrijfskolom vervullen in
het productieproces. (autodealers versus autofabrikanten)
Branchevervaging /parallellisatie: uitbreiding van het assortiment met producten uit andere
bedrijfskolommen.
Specialisatie: Verkleining van het assortiment door producten af te stoten naar bedrijven in een
andere bedrijfskolom.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alexandersweep. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.