Leerdoelen taak 1
1. Wat is een virus?
Virussen zijn obligate intracellulaire parasieten die afhankelijk zijn van de biochemische
machientjes van de gastheercel voor hun replicatie. Reproductie van virussen vindt dan ook
plaats door assemblage van individuele componenten in plaats van het splitsen van een
ouderlijke voorloper cel.
De meest simpele virussen bestaan uit een genoom van DNA of RNA verpakt in een
eiwitschelp en voor sommigen virussen ook nog een membraan. Een virus is dus niet instaat
om zijn eigen energie, substraten of eiwitten te maken die noodzakelijk zijn voor replicatie.
Het heeft hiervoor een gastheer nodig, máár om de machientjes van de gastheer te kunnen
gebruiken moet een virus wel aangepast zijn aan de biochemische regels van een cel. De
structuur van genetica van virussen zijn door mutaties en selecties geoptimaliseerd om
mensen en andere gastheren te infecteren. Om dit te kunnen doen moet een virus:
- In staat zijn tot transmissie tussen gastheren
- Moet het de beschermde barrières van de gastheer zoals de huid kunnen passeren
- Moet het aangepast zijn aan de machientjes van de gastheercel
- In staat zijn om te ontsnappen aan de eliminatie respons van het immuunsysteem van de
gastheercel.
Virussen kunnen aan de hand van verschillende kenmerken worden geclassificeerd, meestal
op fysieke kenmerken zoals grootte, morfologie (wel/niet aanwezigheid van membraan
enveloppe) , genoom en middelen van replicatie. Er zijn 7 families DNA virussen en 13
families RNA virussen die geassocieerd zijn met menselijke ziektes.
,
, Picornavirus = naam refereert naar de structuur van het virus, pico staat voor Klein en rna voor een
rna genoom
Togavirus = naam refereert naar de membraanenvelop die het virus omgeeft, toga is grieks voor
mantel
Retrovirus = refereert naar een door de virus aangestuurde synthese van DNA van een RNA template
Reovirus = het reovirus werd ontdekt voordat ze erachter kwamen wat voor ziekte het veroozaakte
en het staat daarom voor weesvirus
Parvovirus = simpel en klein
Poxvirus = groot en complex, zijn vernoemd naar de ziekte die ze veroorzaken, namelijk te pokken.
Herpesvirus = groot en complex
2. Hoe ziet een virus eruit?
Virussen verschillen in grootte van 19 nm (parvovirus) tot 300 nm (poxvirussen), hoe groter
een virus is hoe groter het genoom en hoe meer eiwitten het kan coderen, dus hoe
complexer het virus.
1. Wat is een virus?
Virussen zijn obligate intracellulaire parasieten die afhankelijk zijn van de biochemische
machientjes van de gastheercel voor hun replicatie. Reproductie van virussen vindt dan ook
plaats door assemblage van individuele componenten in plaats van het splitsen van een
ouderlijke voorloper cel.
De meest simpele virussen bestaan uit een genoom van DNA of RNA verpakt in een
eiwitschelp en voor sommigen virussen ook nog een membraan. Een virus is dus niet instaat
om zijn eigen energie, substraten of eiwitten te maken die noodzakelijk zijn voor replicatie.
Het heeft hiervoor een gastheer nodig, máár om de machientjes van de gastheer te kunnen
gebruiken moet een virus wel aangepast zijn aan de biochemische regels van een cel. De
structuur van genetica van virussen zijn door mutaties en selecties geoptimaliseerd om
mensen en andere gastheren te infecteren. Om dit te kunnen doen moet een virus:
- In staat zijn tot transmissie tussen gastheren
- Moet het de beschermde barrières van de gastheer zoals de huid kunnen passeren
- Moet het aangepast zijn aan de machientjes van de gastheercel
- In staat zijn om te ontsnappen aan de eliminatie respons van het immuunsysteem van de
gastheercel.
Virussen kunnen aan de hand van verschillende kenmerken worden geclassificeerd, meestal
op fysieke kenmerken zoals grootte, morfologie (wel/niet aanwezigheid van membraan
enveloppe) , genoom en middelen van replicatie. Er zijn 7 families DNA virussen en 13
families RNA virussen die geassocieerd zijn met menselijke ziektes.
,
, Picornavirus = naam refereert naar de structuur van het virus, pico staat voor Klein en rna voor een
rna genoom
Togavirus = naam refereert naar de membraanenvelop die het virus omgeeft, toga is grieks voor
mantel
Retrovirus = refereert naar een door de virus aangestuurde synthese van DNA van een RNA template
Reovirus = het reovirus werd ontdekt voordat ze erachter kwamen wat voor ziekte het veroozaakte
en het staat daarom voor weesvirus
Parvovirus = simpel en klein
Poxvirus = groot en complex, zijn vernoemd naar de ziekte die ze veroorzaken, namelijk te pokken.
Herpesvirus = groot en complex
2. Hoe ziet een virus eruit?
Virussen verschillen in grootte van 19 nm (parvovirus) tot 300 nm (poxvirussen), hoe groter
een virus is hoe groter het genoom en hoe meer eiwitten het kan coderen, dus hoe
complexer het virus.