WC 1 methodologie
Fiscale methodologie - Werkcollege Trias politica en rechtsbeginselen 5 oktober
2018 – SD
Bestudeer voorafgaand (nogmaals) onderstaande artikelen:
Dusarduijn
De proportionaliteitseis van artikel 1 EP en de vliegsnelheid van een
onbeladen zwaluw (MBB 2016/7-8, te vinden via NDFR)
Gribnau
Trias politica in fiscalibus
Equality, Legal Certainty and Tax Legislation in the Netherlands
Meijerman
Toetsing aan grondrechten en fundamentele rechtsbescherming: een zaak
van uitsluitend politiek? (MBB 2018/4-3, te vinden via NDFR)
Opgave 1 – warmloop vragen
1. Wat is de hoofdregel op basis waarvan de rechter oordeelt of sprake is van
schending van het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijke
wetgeving?
Het gelijkheidsbeginsel staat in art. 1 GW: gelijke behandelen worden gelijk
behandeld en ongelijke gevallen worden naar mate van ongelijkheid hetzelfde
behandeld.
De rechter heeft een verbod op het toetsen van de grondwettigheid van
formele wetten. Hiervoor is een verbod opgenomen in art. 120 GW. Als er dus
een wet is die mogelijk in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, dan mag dit niet
getoetst worden aan de grondwet/gelijkheidsbeginsel. Er is daarentegen wel
een omweg. Wel mogen wetten getoetst worden aan verdragen zoals het
EVRM en het IVPBR o.g.v. art. 94 GW. Voor een eventuele schending van het
gelijkheidsbeginsel van art. 14 EVRM en 26 IVBRP is er een toetsingsschema
wat de nationale rechter opvolgt. Dit doet de nationale rechter om rekening te
houden met het hogere recht.
Hoofdregel schending gelijkheidsbeginsel?
Inhoud beginsel:
o Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden en ongelijke gevallen
moeten naar de mate van ongelijkheid gelijkwaardig worden behandeld.
Voor gelijke en ongelijke behandeling moet een objectieve of redelijke
rechtvaardigingsgrond bestaan. Als deze rechtvaardigingsgrond er niet is,
dan is er strijd met het gelijkheidsbeginsel.
2. Wat is de hoofdregel op basis waarvan de rechter oordeelt of sprake is van
schending van het ongestoord genot van het eigendomsrecht?
Het eigendomsrecht is een zelfde soort geval. De omweg is het toetsen van
de wet aan een verdrag in dit geval art. 1 EP.
1. Regel is dat iedereen recht heeft op ongestoord genot van eigendom.
Van niemand mag dat ontnomen worden,
2. tenzij dit in het algemeen belang van de staat.
3. Belastingheffing is afnemen van je belang, dit is toegestaan
, 1. Is sprake van eigendom?
2. Is sprake van aantasting eigendomsrecht?
3. Is aantasting geoorloofd omdat maatregel?
a. Rechtsgeldig is(lawfulness)en de rechtsregel moet een wettelijke
basis hebben. Ook moet de regel voorzienbaar zijn en duidelijk zijn. Je
zal ook als rechter tegenspraak kunnen geven.
Ten aanzien van de rechtsgeldigheid zijn ze heel streng en er geldt
daarvoor geen ruime beoordelingsmarge.
b. Een legitiem doel dient (legitimate aim*) en elke memorie van
toelichting moet uitleggen waarom een regel nodig is en wat er met de
opbrengsten wordt gedaan
c. Proportioneel is (proportionality) globaal niveau: de regel waarmee
iedereen wordt geconfronteerd moet evenwichtig zijn: tussen algemeen
belang om belasting te heffen en het individuele belang van niet te
zware belasting last(bij gelijkheidsbeginsel is eerder een afweging
tussen middel en doel).
o Dus niet leidt tot buitensporige last of
o Onredelijke, disproportionele last?
Hoofdregel schending ongestoord genot van eigendomsrecht?
o Kern 1 EP(3 elementen?) 1)Iedereen heeft recht op ongestoord genot van
eigendom. 2) Dit recht mag niet ontnomen worden, tenzij we dat doen in het
algemeen belang. 3)Belastingheffing is afnemen van belang, en moet voldoen
aan beginselen.
o Vragen in twee soorten: toegangsvragen 1 en 2. Vervolgens krijg je de
toetsingsvragen. We toetsen of de regel die inbreuk maakt op het
eigendomsrecht rechtgeldigheid is, doelmatig is en proportioneel is. Dit is de
hoofdregel, de toegangsvragen geven niet de schending aan maar wel de
toetsingsvragen.
o Elementen en rangorde: het moet in de volgorde van het schema. Twee
toegangsvragen: je komt niet toe aan toetsing als je deze vragen niet juist
hebt beantwoord. Vervolgens kom je aan bij de toetsingsvraag.
3. Zet uiteen waarom het moeilijk is voor een rechter is om te oordelen dat
belastingwetgeving in strijd is met het eigendomsrecht dan wel het
gelijkheidsbeginsel?
De rechter heeft eigenlijk drie petten op. Ze bewaakt de integriteit van het
wetgeving(sproces), ze mag niet zitten op de stoel van de wetgever en moet
effectieve rechtsbescherming bieden.
In voorgenoemde situaties van het toetsen of er sprake is van strijdigheid met
het gelijkheidsbeginsel/eigendomsrecht, mag de rechter de geldigheid van de
wetten niet toetsen aan de grondwet. Wel mag ze de wetten toetsen aan
verdragen en heeft dan ook een ruime beoordelingsmarge, maar het primaat
ligt wel bij de wetgever en de rechter mag niet op de stoel van de wetgever
gaan zitten.
De niet democratisch gekozen rechter mag dus niet zomaar een wet die door
een democratisch gelegitimeerd orgaan is opgesteld buiten toepassing laten.
Maar als de rechter niet optreedt terwijl een bepaalde wet in strijd is met het
EVRM of IVPBR, dan neemt het vertrouwen in de rechter ook af.
, Waarom oordeel strijdigheid wetgeving met GHB of 1 EP moeilijk voor
rechter? Hij is geen democratisch gelegitimeerd orgaan, beslist op individueel
niveau.
4. Op welke drie uiteenlopende wijzen kan de rechter reageren als hij constateert
dat een schending van voornoemde rechten heeft plaatsgevonden? Noem
voor- en nadelen van elke vorm. U mag uw antwoord concretiseren.
Oplossingen als strijdigheid wordt geconstateerd
1) Rechter laat wettelijke regeling buiten toepassing
- Voordeel is dat een bepaalde regel die in strijd is met een belangrijk
beginsel niet meer van toepassing is op globaal of individueel niveau.
De rechter kan dan recht beschermend optreden. Bovendien krijgt de
belastingplichtige zijn of haar recht en de rest van NL die zich in
dezelfde situatie bevindt.
- Nadeel is dat de rechter als niet democratisch gekozen orgaan een
regel die de democratisch gekozen wetgever(regering en S-G) heeft
opgesteld, buiten toepassing laat treden. De rechter mag dus ook niet
zitten op de stoel van de wetgever. Bovendien is het vaak lastig om een
regel buiten toepassing te laten. Een wet levert op, maar dan moet er
wel een objectieve of redelijke rechtvaardigingsgrond zijn voor de regel.
2) Rechter past wettelijke regeling verdragsconform aan
- Voordeel: Belastingplichtige krijgt zijn/haar recht en iedereen die in
dezelfde situatie verkeer ook.
- Voordeel is dat een toepassing van de wet nu wordt toegepast conform
het hogere internationale/Europese recht. De rechter treedt dan recht
beschermend op. Ook controleert de rechter het wetgevingsproces.
- Nadeel is dat de niet democratisch gekozen rechter wederom op de
stoel van de wel democratisch gekozen wetgever gaat zitten en een
wettelijke regeling gaat aanpassen conform verdragen.
- Nadeel: degene die procedeert krijgt zijn recht mar ook alle andere, dit
kan een budgettair belang hebben als de hele regel buiten kaart wordt
gezet. De rechter zou dit ook nooit doen.
3) Rechter signaleert, maar handelt zelf niet
- Laat handelen aan wetgever over
- Voordeel is wederom dat de rechter aanwijzingen geeft dat het
wetgevend proces niet helemaal goed verloopt/is verlopen en treedt
recht beschermend op. De rechter zit dan niet op de stoel van de
wetgever maar geeft enkel een signaal.
- Nadeel is dat de niet democratisch gekozen rechter op middels het
geven van een signaal niet respect toont voor de democratisch
gelegitimeerde wetgever. Dit signaal kan soms te ver gaan.
Belastingplichtige krijgt zijn of haar recht niet.
5. Welke standaard heeft het EHRM geformuleerd in de arresten James en Della
Ciaja? Zijn er latere aanvullingen?
James: de beoordelingsmarge waarover de wetgever bij de uitvoering van
sociaal en economisch beleid beschikt, moet ruim zijn"
, Della Ciaja: Bovendien genieten de verdragsluitende staten op het gebied van
belastingen een ruime beoordelingsmarge bij de beoordeling of en in welke
mate verschillen in anderszins vergelijkbare situaties een andere behandeling
rechtvaardigen
A margin of appreciation. della Ciaja en James: wide margin
Nu zitten we in een zeer ruime margin of appreciation(Hongaarse zaken).
6. Waarom vindt Gribnau het goed dat de in vraag 5 bedoelde standaard geldt in
het fiscale recht? Licht daarna toe waarom Dusarduijn kritiek heeft op het
gebruik daarvan.
Gribnau: door de ruime beoordelingsmarge is de rechter terughoudend
waardoor er weinig conflict ontstaat tussen de wetgever en de rechter, wat
rechtszekerheid oplevert. De rechter gaat dus niet of weinig op de stoel van
de wetgever zitten.
Dusarduijn: de Europese rechter is een andere rechter dan de nationale
rechter. Ze zit in een andere positie. De marge of appreciation is door het HVJ
EU op de wereld gezet. De EU rechter, de eind rechter, zegt dan ik ga me niet
bemoeien met de nationale wetgever, tenzij deze extreem onfatsoenlijk is. De
nationale wetgever weet heel goed wat er op nationaal niveau speelt en hoeft
niet de margin te gebruiken.
7. Bestudeer (nogmaals) het BOR-arrest (BNB 2014/30). Constateert de Hoge
Raad een schending van mensenrechten? Wat is het doorslaggevende
argument? (r.o.?)
Ze constateert geen schending van mensenrechten, meer specifiek het
gelijkheidsbeginsel. Dit ging om een vrijstelling voor ondernemers en voor niet
ondernemers niet in SW. persoon: disproportionele ongelijke behandeling van
ongelijke gevallen. Hier gold de wide margin of appreciation.
Ook bij box 3 arrest.
Na het beoordelingskader te hebben vooropgesteld overweegt de Hoge Raad
dat dient te worden beoordeeld of een objectieve en redelijke rechtvaardiging
bestaat voor het verschil in behandeling tussen verkrijgingen van
ondernemingsvermogen en van andersoortige vermogensbestanddelen.
Vervolgens analyseert de Hoge Raad de achtergronden van de regeling met
als bevinding dat de wetgever de faciliteit in het leven heeft geroepen onder
meer omdat de heffing van (destijds nog) successie- en schenkingsrecht bij
verkrijging van ondernemingsvermogen liquiditeitsproblemen kan oproepen,
met name ook door de heffing ter zake van (niet-liquide) goodwill, waardoor
de continuïteit van ondernemingen in gevaar kan komen. De wetgever heeft
hierbij in het bijzonder het oog gehad op het belang van onbelemmerde
voortzetting van de activiteiten van familiebedrijven binnen de kring van de
ondernemer. Die voortzetting zou een bijdrage kunnen leveren aan behoud en
groei van de werkgelegenheid, aan behoud van economische diversiteit en
aan stabiliteit. Bij het scheppen en nader vorm geven van de faciliteit heeft de
wetgever daarnaast het oog gehad op de stimulering van ondernemerschap.
Volgens de Hoge Raad zijn dit gerechtvaardigde belangen. Bij de toetsing of
er een redelijke verhouding bestaat tussen de faciliteit in de vorm die zij in de
loop van de jaren heeft gehad en de daarmee beoogde doelen, overweegt de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gs21. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.22. You're not tied to anything after your purchase.