Duidelijke aantekeningen van het NVO vak onderwijs en ontwikkelingspsychologie. Inclusief oefenvragen, plaatjes uit de sheets en wat belangrijk is voor het tentamen.
College 1: H1 Learning, Teaching, and Educational
Psychology & H2 Cognitive Development
________________________________________________________
Tentamen:
- Wat? Hoofdstuk 1 t/m 12 uit het boek en de collegestof. Combinatie van 60 meerkeuze- en 6
open vragen. In het Nederlands aangevuld met Engelstalige begrippen. Voornamelijk kennis
(feitjes!) en een paar inzichtsvragen.
- Wat niet? Vragen over Amerikaans onderwijssysteem en jaartallen.
Hoofdstuk 1: Learning, Teaching and Educational Psychology
Psychologie van het onderwijs/lesgeven: Beginpunt, ongeveer begin 1900.
- William James: Psychologie (1890). De grondlegger van de psychologie.
- G. Stanley Hall: grondlegger APA (student van james).
- John Dewey (student hall): Progressive Education Movement. Grondlegger Daltononderwijs.
Legde de link met de maatschappij, zorgen dat de leerling een betere burger wordt.
- E.L. Thorndike (student Hall): Oprichter Journal of Educational psychology (1910).
Focus in de psychologie ligt op:
- 1940/1950: individuele verschillen, testen en leergedrag
- 1960/1970: cognitieve ontwikkeling en leren (leren van concepten + geheugen)
- Recent: invloed van cultuur en sociale factoren op ontwikkeling en leren
- Zelfstandige discipline die zich richt op lesgeven en leerprocessen én verbetering van de
onderwijskundige praktijk
- Bevat elementen van psychologie, pedagogiek en Onderwijskunde
Wat is goed lesgeven / wat werkt? Voorbeelden (3) ken de grote lijnen hiervan :
1. The Framework
- Theoretisch raamwerk is hierin belangrijk.
- Goede planning van de docent
- Omgeving van de klas (hoe ingericht)
- Instructie
- Professionele verantwoordelijkheden voorbereiding, weten wie je studenten zijn
- https://danielsongroup.org/
2. Teaching Works: speerpunten voor een leerkracht.
http://www.teachingworks.org/work-of-teaching/high-leverage-practices
3. Teacher Evaluation and performence measurement:
- Test alleen werkt niet. Goede observaties zijn belangrijk
- Kind evaluaties houden met het kind waar het om gaat.
- https://k12education.gatesfoundation.org/
Zelf-effectiviteit (Self-efficacy). = ‘Iemands gevoel om effectief met een bepaalde taak om te kunnen
gaan. Geloof over persoonlijke competentie in een bepaalde situatie’. Heb je het idee dat je goed kan
les geven, heb je een hoge SE. Het is wat anders dan zelfvertrouwen!
- Bij docenten:
• SE belangrijke voorspeller van succes bij leerlingen
, • Zijn volhardener bij moeilijk lerende leerlingen!
• Toename SE eerste jaar, afname SE tweede jaar
• SE Hoger bij hoge verwachtingen en hulp vanuit mede docenten en management
• SE wordt vergroot door echte successen (niet van complimenten) en door training gericht op
de dagelijkse praktijk
Just common sense = resultaat klinkt bekend in de oren, hebben we altijd al geweten? Hoeft niet
altijd zo te zijn.
Literatuur over hoogdbegaafdheid:
- Klas overslaan is het meest effectief: Positieve lange termijn effecten, zowel academisch als
sociaal beter aansluiten bij klasgenoten omdat zij meer op hetzelfde level zijn.
- Hangt wel af van individuele eigenschappen als intelligentie, rijpheid en andere mogelijke
oplossingen (vb. sneller door materiaal/van hoger niveau).
Er zijn een aantal onderzoeken hiernaar gedaan, het boek haalt meerdere onderzoeken aan, die gaan
we even bij langs (inclusief wat herhaling uit statistiek).
- Observationeel onderzoek (descriptief).
Correlationeel onderzoek: niet persé oorzakelijk verband, enkel een relatie! Leven in een
omgeving met veel duinen heeft een correlatie met een hoger school niveau, maar de duinen
zijn niet van invloed op de schoolprestatie. Er kan een derde factor aanwezig zijn.
-
- Correlatie kan positief of negatief zijn (-1,00 tot 1,00)
- Onderwijskundig doel: voorspellingen doen van belangrijke gebeurtenissen in het klaslokaal
Andere soorten beschrijvend onderzoek:
- Klinische interview / gevalsbeschrijving (case study)
- Etnografisch onderzoek (waaronder participantobservatie)
- Onderzoek door de tijd heen:
, • Longitudinaal (up serie van de BBC bijvoorbeeld)
• Cross-sectioneel (verschillende leeftijden, verschillende personen, niet 1 persoon over een
langere tijd, maar verschillende leeftijdsgroepen met elkaar vergelijken. Dit gaat stukken sneller
dan longitudinaal onderzoek)
• Micro-genetisch onderzoek (kijken naar onderliggende meganismen):
1. Onder een microscoop / video: frame voor frame kijken wat er verandert
2. Verandering variabel en complex samenspel van factoren, vaak niet plotseling, verandering
vaak verloopt gradueel
3. Gaat om het hoe (onderliggend mechanisme)
Vorige onderzoeken waren allemaal beschrijvend, vanaf hier experimentele onderzoeken.
Onderzoek: Experimenteel
- Door meten tot weten (citaat H. Kamerling Onnes)
- (Quasi) Experimentele onderzoeken bij quasi is de proefpersoon op geluk gekozen,
willekeurige personen ipv gerandomiseerd
• Niet/wel gerandomiseerd
• Controle en experimentele groep
• ‘Pre-test/intervention/post-test paradigm’ kijken of de interventie van invloed is geweest
op de staat van de onderzochte, vergelijken met controle groep
- Single-subject experimental design
• ABAB (A = Baseline; B = interventie)
• Bv. Belonen-en-negeer strategie (praise-and-ignore strategy)
- Actie-onderzoek (Action Research) je ervaart bv iets in het onderwijs, op basis van wat je
ervaart voer je het onderzoek uit.
Hoofdstuk 2: Principe Theorie en Hypothese
Principe, theorie en hypothese:
- 1. Principe
• Een vastgestelde relatie tussen twee of meerdere factoren (vb. aanspreken op kindhoogte)
- 2. Theorie
• Een verzameling van principes die een verklaring is van een bepaald fenomeen of een
voorspellende waarde heeft.
- 3. Hypothese
• Specifieke voorspellingen over specifieke gebeurtenissen die afgeleid zijn van één of meer
theorieën
• Hypotheses helpen vaststellen in welke gevallen (of überhaupt) specifieke theorieën waar zijn.
• Vb. kinderen met autisme zijn gevoeliger voor materiële beloning, dan voor sociale beloning.
Vanuit sociale motivatie theorie.
Ondersteunen van leren, 2 factoren: (basis van het boek, dus we komen hier vaker op terug)
, 1. Persoonlijke factoren
- Betrokkenheid v.d. leerling (gedrag, cognitie/motivatie en emotie)
- Leerstrategieën (cognitieve, metacognitief en gedragsmatig)
2. Sociaal-contextuele factoren
- Schoolklimaat (schoolprestaties, leerkracht en leiderschap)
- Sociaal-familie betrokkenheid
- Invloeden van leeftijdsgenoten
Wat is ontwikkeling:
- Relatief ordelijke, langdurige verandering.
- Vier gebieden:
1. Lichamelijk
2. Sociaal (in interactie met omgeving)
3. Persoonlijk (identiteitsontwikkeling)
4. cognitief
- Drie discussiepunten rondom ontwikkeling:
1. Nature vs. nurture (maturatie/aangeleerd) zie hier onder
2. Kritieke vs. sensitieve periodes als je bepaald gedrag niet hebt geleerd en die fase voorbij
bent, kan je het gedrag nooit meer leren (kritieke periode, bv aanleren van een taal, bepaalde
klanken niet meer kunnen uitspreken) vs.
Brein extra rijp om een bepaalde ontwikkeling door te maken, maar zou later evt ook nog
kunnen (maar dan minder goed, de taal kan je nog wel leren beheersen)
3. Gradueel vs. stapsgewijs
- Drie algemene principes
1. Niet iedereen ontwikkelt zich in hetzelfde tempo
2. Gebeurt relatief ordelijk (≠ niet lineair)
3. Gebeurt geleidelijk, over langere tijd
Nature vs. Nurture, 3 theorieën:
- Trekmodel: een ‘trek’ (trait) als aangeboren kenmerk, zoals temperament of genetische
coderingen omgeving heeft hier geen invloed op
- Omgevingsmodel: gedrag als functie van de omgeving zonder omgeving heeft het gedrag
geen functie.
vb. de sociale leertheorie (Patterson, 1982) -> coërcitief gedrag: aangeleerd gedrag n.a.v.
escalatie aan interacties BV papa en zoon zitten aan tafel, zoon zegt ik wil een toetje, papa
zegt nee, kind gaat brullen, papa geeft toe, kind wordt rustig, papa is blij dat kind rustig is
patroon, zal leiden tot gedragsverandering bij het kind.
- Interactiemodel (zit er tussen in) omgeving en kindfactoren interacteren met elkaar. Co-
actions: goodness-of-fit
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller murth_1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.