Strafrechtelijke Aansprakelijkheid (samenvatting HC + stappenplannen + jurisprudentie)
42 views 5 purchases
Course
Strafrechtelijke aansprakelijkheid (670083B6)
Institution
Tilburg University (UVT)
Dit document bevat de hoorcolleges met daarin werkcollege aantekeningen verwerkt. Ook is de jurisprudentie opgenomen en zijn een aantal stappenplannen verwerkt.
W1 INTRODUCTIE LEERSTUKKEN EN KOPPELING STRAFPROCESRECHT
Strafrechtelijke aansprakelijkheid valt uiteen in:
- Materieel strafrecht = inhoud- werkelijkheid. Strafbaarstelling: gedraging (kan ook
nalaten zijn) + straf (sanctienorm). Of in en welke vorm kan strafrechtelijke
aansprakelijkheid worden aangenomen gelet op de daarvoor geldende voorwaarden?
- Formeel strafrecht = vorm + procedure. Verwezenlijking materieel strafrecht.
Bestanddelen = vereisten waaraan de menselijke gedraging moet voldoen wil je spreken
van strafbaar feit. Deze dienen te worden bewezen.
Elementen = basisvoorwaarden strafbaar feit -> wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid.
Elementen worden (bijna) altijd verondersteld.
Formele/voorvragen, art. 348 Sv
1. Is de dagvaarding geldig?
2. Rechter bevoegd?
3. OM ontvankelijk?
Niet aan voldaan = niet ontvankelijkheid OvJ.
Relevante leerstukken: jurisdictie (rechtsmacht), verjaring, (immuniteit) feitelijk leidinggeven en
daderschap RP.
4. Redenen tot schorsing van de vervolging?
Materiële/hoofdvragen, art. 350 Sv
1. Kan TLL feit bewezen worden?
Kunnen alle relevante onderdelen van de tenlastelegging worden bewezen? Alle
bestanddelen van de delictsomschrijving moeten worden bewezen.
Niet aan voldaan = vrijspraak
Relevante leerstukken: opzet (bestanddeel), schuld (bestanddeel), causaliteit, daderschap,
deelneming, wederrechtelijkheid (bestanddeel – in ruime zin).
2. Levert de bewezenverklaring strafbaar feit op?
Kwalificeren van de bewezenverklaring. Past de bewezenverklaring binnen de
delictsomschrijving. Vrijwillige terugtred speelt hierbij een rol (er is niks strafbaars).
Je kijkt naar de delictsomschrijving (overgangsrecht: is er verandering van inzicht van
wetgever en past het bewezenverklaarde binnen de huidige delictsomschrijving?).
Niet aan voldaan = OVAR
Relevante leerstukken: overgangsrecht (wijziging in delictsomschrijving), vrijwillige terugtred.
3. Is de verdachte strafbaar?
Is het bewezenverklaarde en gekwalificeerde feit wederrechtelijk en verwijtbaar? ->
strafuitsluitingsgronden.
Ideaaltypische delictsomschrijving: wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn
niet in de delictsomschrijving opgenomen maar gelden als algemene
voorwaarden voor strafbaarheid (elementen) -> loopt spaak op vraag 3 =
OVAR.
Niet-ideaaltypische delictsomschrijving: als ‘wederrechtelijk’ of ‘wederrechtelijk
en verwijtbaarheid’ in de delictsomschrijving zijn opgenomen, dan zijn dit
bestanddelen i.p.v. elementen -> loopt spaak op vraag 1 = vrijspraak.
4. Welke straf of maatregel wordt opgelegd?
Je kijkt naar de sanctienorm (is oud of nieuw recht gunstiger, overgangsrecht).
Relevante leerstukken: overgangsrecht (wijziging sanctienorm), uiteenlopend opzet bij
medeplichtigheid.
Twee mogelijkheden: strafoplegging of maatregelen OF vrijspraak of OVAR =
einduitspraak.
,Krenkingsdelict = er wordt strafrechtelijk gereageerd op de daadwerkelijke schending of
krenking van een rechtsgoed. Het kwaad is geschied en daarop richt zich de vergeldende
strafrechtelijke reactie. Rechtsgoed is bv. eigendom, delicten als diefstal maakt inbreuk op dit
rechtsgoed. Rechtsgoed kan ook zijn seksuele integriteit.
Gevaarzettingsdelict = de bedreiging van een rechtsgoed, het gevaar voor een krenking
wordt strafbaar gesteld.
Abstract gevaarzettingsdelict = het gevaar hoeft niet te gebeuren, de gedraging
wordt strafbaar gesteld die in algemene, niet nader in de delictsomschrijving
gespecifieerde zin gevaar kan opleveren. Bv. opruiing of onder invloed rijden.
Concreet gevaarzettingsdelict = in de delictsomschrijving wordt vereist dat
daadwerkelijk gevaar is ontstaan. Bv. brandstichting.
Formele delicten = waarbij voor strafbaarheid een bepaalde handeling voldoende is. Bv.
diefstal.
Materiële delicten = meer een bepaald gevolg staat centraal. Bv. opzettelijk iemand van het
leven beroven (dood tot gevolg).
Commissiedelict = de gedraging staat centraal, de strafbare feiten die door handelen
worden begaan (stelen, doodslaan, verkrachten).
Omissiedelict = er wordt een gebod gegeven. Men laat iets na wat men had moeten doen.
Bv. hulp verlenen als dat had gemoeten, als getuige optreden/op komen dagen, belasting
betalen.
Eigenlijk zuivere omissiedelict = uit de wettelijke omschrijving van de gedraging
blijkt dat het om een omissiedelict gaat. De delictsomschrijving maakt duidelijk wie er
niet mag nalaten, tot wie het omissiedelict zich richt.
Oneigenlijk onzuiver omissiedelict = materieel omschreven delicten, waarbij het
gevolg dan door het niet doen wordt veroorzaakt.
Gekwalificeerd delict = strafbaar feit met strafverzwarende omstandigheden. Het delict is
gepleegd onder bijzondere omstandigheden. Bv. voorbedachte raden, roekeloosheid.
Gekwalificeerde doodslag = iemand dood een ander om een ander strafbaar feit te
verbergen, bv. verkrachting (Anne Faber zaak, ze is vermoord omdat de dader wilde
verdoezelen dat hij haar verkracht heeft).
Objectieve strafverzwaringsgronden = feit staat voorop.
Subjectieve strafverzwaringsgronden = houden verband met persoon van de
dader, functie of hoedanigheid.
Geprivilegieerde delict = heeft ten opzichte van het gronddelict een lager strafmaximum
met verzachtende omstandigheden. Bv. kinderdoodslag door de moeder bij of kort na de
geboorte, gepleegd uit vrees voor ontdekking worden met een lagere straf bedreigd dan
gewone doodslag.
W2 LEGALITEITSBEGINSEL, OVERGANGSRECHT EN RECHTSMACHT
Legaliteitsbeginsel = geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane
wettelijke strafbepaling, art. 1 lid 1 Sr.
Legaliteitsbeginsel in Sv is enger want bevat ingrijpende bevoegdheden. In Sr is
legaliteitsbeginsel ruimer.
Idee van beginsel is dat het helder en openbaar moet zijn, eenieder behoort de wet te
kennen. Iedereen moet weten wat we wel en niet mogen. Het idee is dat iedereen zijn
gedrag op de wet afstemt.
Elementen van legaliteit
- Nullum crimen sine lege = bepalingen moeten helder zijn en geen feit is strafbaar
zonder wettelijke bepaling. Voorzienbaarheidsvereiste = concreet en duidelijk maken
welk gedrag strafbaar is + norm dient verdachte in staat te stellen zijn gedrag daarop
af te stemmen.
, - Nulla poena sine lege = je moet weten wat voor straf je opgelegd kan krijgen, sanctie
moet voorgeschreven zijn alvorens die kan worden opgelegd.
Geen terugwerkende kracht
- Nulla poena sine lege praevia = in beginsel verbod terugwerkende kracht, het moet
gaan om het overtreden van norm die gold toen norm werd overtreden.
Verbod te extensieve interpretatie en analogie verbod -> richt zich tot de rechter. Hij
mag niet te ver gaan met zijn interpretatie. Machtenscheiding.
In principe moeten wetten in NL dus in het Nederlands zijn geformuleerd.
Legaliteitsbeginsel heeft enerzijds machtsbeperkende werking (limiteert). Anderzijds geeft
het de bevoegdheid om over te gaan tot straffen (instrumenteel).
Fundamenten legaliteitsbeginsel
- Schuld en preventie -> je wist wat strafbaar was en wat niet, je had je gedrag daarop
kunnen aanpassen. Gedrag afstemmen op normenkader (preventief).
- Rechtsstaat -> overheid kan alleen optreden op basis van normen opgenomen in de
wet.
- Rechtszekerheid -> overkoepelend belang. Wij hebben verbod op willekeur =
overheid heeft zich aan bepaalde beperkingen te houden.
Overgangsrecht
Uitzondering verbod op terugwerkende kracht. Uitgangspunt -> de wet die geldend was ten
tijde van de strafbare gedraging is van toepassing, tenzij er een gunstigere bepaling is = is
toelaatbaar volgens rechtszekerheidsgedachte. Veranderingen die ten gunste van verdachte
kan werken, kan wel met terugwerkende kracht worden ingevoerd, art. 1 lid 2 Sr.
Stappenplan overgangsrecht
1. Is er een wijziging in de wetgeving (sanctienorm/delictsomschrijving)?
Hieronder valt ook wetgeving die in verband staat met de strafrechtelijke wetgeving.
Denk aan Incest-arrest -> incest met dochter onder 21 jaar. BW verlaagt
leeftijdsgrens naar 18 waardoor strafbaarheid boven de 18 jaar vervalt. Geldt ook
voor Sr.
Beperkte materiele leer = slechts veranderingen die voortvloeien uit veranderd
inzicht omtrent strafwaardigheid (uitzondering wetgeving met tijdelijk karakter
jachtverbod).
1.2. Is er een wijziging in de delictsomschrijving?
1.3. Is er sprake van een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent
strafwaardigheid?
2. Past het bewezenverklaarde binnen de nieuwe wet?
2.1 Zo ja, is de nieuwe wet gunstiger?
Nee -> oude bepaling geldt
Ja -> nieuwe bepaling geldt
Geen verschil, stap 3.
3. Is de sanctienorm voordeliger?
Directe toepassing gunstigste bepaling (geen beperkte materiële leer) -> zodra
sanctierecht gewijzigd wordt, geniet je daar meteen voordeel van. Als het ten gunste
is, meteen terugwerkende kracht toepassen -> EHRM Scoppola (lex mitior beginsel
-> bij veranderingen liggen in de sanctionering wordt de gunstigste bepaling
gehanteerd).
Nee -> oude wet geldt
Ja -> nieuwe wet geldt
Geen verschil -> oude wet geldt
Er zijn grenzen aan de interpretatievrijheid van de rechter, de interpretatie mag niet leiden tot
wezensvreemde toepassing van het delict -> HR Tongzoen
,Voor verjaring geldt dat het met terugwerkende kracht mag worden verlengd. Uitzondering:
als een feit eenmaal verjaard is, kan dat recht op vervolging niet herleven.
Voor rechtsmacht geldt dat het niet met terugwerkende kracht kan worden vastgesteld.
Rechtsmacht kan enkel door de wetgever worden vastgesteld bij wet.
Rechtsmacht = plaatsen waar Nederlands strafrecht geldt. Uitgangspunt -> territorialiteit,
art. 2 Sr. Uitdrukking van soevereiniteit want de Nederlandse overheid is bevoegd om op
eigen territoir tot rechtsvervolging over te gaan. Je zit hier bij de derde formele voorvraag:
OM ontvankelijk?
Bv. 2 Chilenen zijn in Chili bezig met het vervaardigen van kinderporno, die wel
toegankelijk is in NL. NL rechter heeft rechtsmacht want ook het aanbieden behoort in
het NL recht tot het feit. NL is dan ook locus delicti. Er is sprake van een positief
juridisch conflict -> er zijn meerdere landen bevoegd om te vervolgen, Chili en NL. In
de praktijk wordt vaak tussen OvJ’s besloten welk land gaat vervolgen.
Het is niet altijd duidelijk wat ‘In NL’ is:
- Leer van de lichamelijke gedraging = waar het delict plaatsvindt. Daar waar de dader
het zijne heeft gedaan.
- Leer van het instrument = Azewijns paard arrest -> HR stelde dat Duitse man zich op
Nederlands grondgebied bevond. Hij trok namelijk in Nederland aan het touw, het
paard stond in Duitsland.
- Leer van het gevolg = delict heeft zijn gevolg gehad in… dus de plaats waar het
gevolg van de gedraging zich openbaart.
- Ubiquiteitsleer = verzamelleer, er kunnen meerdere locus delicti zijn, het is aan de
staten onderling om te bepalen wie gaat vervolgen.
Art. 3 Sr, territoir is niet enkel grondgebied, maar ook vaar- of vliegtuig.
Extraterritoriale rechtsmacht -> NL wet van toepassing op strafbare gedragingen buiten
NL.
Actief nationaliteitsbeginsel (nationaliteit/status verdachte) = art. 7 Sr, rechtsmacht knoopt
zich vast aan de nationale identiteit van de verdachte. NL wet volgt de verdachte. Uitdrukking
van solidariteit -> je wil herstellen dat er inbreuk is gemaakt op rechtsorde van andere staat.
Er zijn twee varianten:
- Beperkte = het moet gaan om feiten die in NL als in buitenland strafbaar zijn (dubbele
strafbaarheid), art. 7 lid 1 Sr.
- Onbeperkte = geen dubbele strafbaarheid. Bv. vrouwenbesnijdenis, wij vinden dat zo
erg dat we dat vervolgen ook al is dat in bepaalde landen niet strafbaar. Art. 7 lid 2 Sr.
Passief nationaliteitsbeginsel (nationaliteit slachtoffer) = art. 5 Sr. Van toepassing op een
ieder die zich buiten NL schuldig maakt aan een misdrijf tegen een Nederlander. Het moet
gaan om ernstige feiten, waar tenminste acht jaar voor staat. Die hogen eisen zijn er omdat
buitenlanders de NL wet niet kennen. Die wist niet wat wel of niet mocht, daarom
terughoudend. Moet daarnaast ook strafbaar zijn in land waar het feit gepleegd is -> dubbele
strafbaarheid.
Universele rechtsmacht = meest ernstige feiten die we kennen, genocide en
oorlogsmisdrijven kunnen altijd en overal vervolgd worden, art. 4, 6 Sr. Beperking -> mensen
moeten fysiek in NL aanwezig zijn.
Goede rechtsbedeling -> ziet op wat het meest geëigende land is. Doorgaans het land
waar het feit gepleegd is, daar is meestal bewijs aanwezig en vaak is de verdachte daar
woonachtig. Uitgangspunt -> vervolging in het land waar het feit heeft plaatsgevonden.
,Jurisprudentie
Legaliteitsbeginsel in Straatsburgs perspectief -> Hof benadrukt prominente belang van het
strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. Strafbaar gedrag moet duidelijk in recht zijn omschreven.
Deze zaak betrof een verkrachting binnen het huwelijk met gebruik van geweld. Man beroept
zich op legaliteitsbeginsel van art. 7 EVRM waarin is opgenomen dat niemand mag worden
veroordeeld voor een op het moment plegen niet strafbaar feit. Op dat moment was het
namelijk zo dat huwelijk onaantastbaar was en dat verkrachting daarbinnen niet kon
plaatsvinden. Echter oordeelde hof: vernederende karakter van verkrachting is dermate
evident dat veroordeling van een man wegens poging tot verkrachting van zijn vrouw niet in
strijd is met het doel en strekking van art. 7 EVRM, en is dus niet geschonden.
RR: Rechters kijken naar common law van dat tijdperk en interpreteren het recht naar
haar aard. Het recht mag anders geïnterpreteerd worden mits aan twee voorwaarden is
voldaan:
- Ontwikkeling moet in overeenstemming zijn met de essentie van het delict en;
- Moet in redelijkheid voorzienbaar zijn geweest.
Gewijzigde Warenwetregeling -> De Lier heeft hoeveelheid sla aangeboden terwijl deze een
verboden gehalte nitraation bevat. Er is een wijziging in toegestane hoeveelheden gekomen.
Indien de wijziging in de norm berust op een wijziging van inzicht van de wetgever in de
strafwaardigheid van het feit, behoort in zo’n geval de gedraging, die aanleiding heeft
gegeven tot de TLL, aan de nieuwe delictsomschrijving te worden getoetst. Voldoet deze
gedraging niet aan de nieuwe delictsomschrijving, dan dient OVAR te volgen. Het feit, dat de
nieuwe norm pas na vonniswijziging is te komen gelden doet niet af aan het feit, dat het TLL
feit tegen het licht van de nieuwe norm moet worden beoordeeld.
Linquenda -> Verdachte was kapitein van een NL vissersboot genaamd Linquenda. Bij
Noorse controle werd vastgesteld dat de boot niet voldeed aan regels Noorwegen en moest
naar haven komen. Er ontstond situatie waarbij Noorse matroos bijna over reling zou zijn
gegooid door NL van het schip. De betekenis van ‘wettelijk voorschrift’ zoals vermeld in art.
184 Sr doelt uitsluitend op NL wettelijke voorschriften. Het niet voldoen aan ambtelijk bevel
krachtens een buitenlands wettelijk voorschrift is dus niet strafbaar volgens art. 184 Sr.
Lex militoir -> bij een wijziging in de sanctionering kan direct worden gekeken naar wat
gunstiger is voor de verdachte: de oude bepaling of nieuwe bepaling. De twee stappen die bij
een verandering in de delictsomschrijving moeten worden getoetst hoef je niet toe te passen.
W3 CAUSALITEIT EN WEDERRECHTELIJKHEID
Causaliteit = oorzakelijk verband tussen gedrag/handeling en gebeurtenis/gevolg. Heeft de
handeling de gebeurtenis veroorzaakt?
Bv. Hümeyra-zaak
Ex-vriend schiet op klaarlichte dag slachtoffer dood. Op basis van bewijs had dader
slachtoffer maandenlang gestalkt. Hij is ’s ochtends met een geweer naar school gegaan. Hij
schiet eerst in de rug, daarna tweemaal van dichtbij in het hoofd terwijl het slachtoffer op de
grond lag. Causaliteit in deze zaak is geen probleem, de dood is het gevolg van het schieten.
Hoe stel je causaliteit vast? Per geval bekijken.
Klassieke causaliteitscriteria
- Conditio sine que non = oorzaak van de gebeurtenis is het geheel van de daaraan
voorafgaande factoren of voorwaarden die invloed heeft op het ontstaan van die
, gebeurtenis. De gedachte is dat als een van die factoren wegvalt, dan was het gevolg
niet ingetreden. Het is een hele keten van gebeurtenissen.
De oorzaak is een onmisbare noodzakelijke voorwaarde voor het gevolg. Het
probleem hiervan is dat het niet echt onderscheidend is. Hier is vaak sprake van. Het
staat eigenlijk vrijwel nooit zo in een vonnis, want dan zou je terug kunnen
beredeneren naar Adam en Eva.
Bv. iemand schiet op een ander met een wapen en het slachtoffer komt te
overlijden. Oorzaak is allereerst het schieten. Je zou ook kunnen zeggen:
degene die het wapen heeft verkocht aan de dader, dat is de factor in die
keten van gebeurtenissen die leidt tot het resultaat. Die wapenhandelaar is
weer verwekt door zijn ouders, die zijn ook weer een factor in de keten.
Belangrijk arrest hier is: HR Niet-behandelde longinfectie
- Causa proxima = deze factor bevindt zich het dichtst bij de verwerkelijking van het
gevolg. Er moet sprake zijn van een onmiddellijk en rechtstreeks gevolg. Het gaat
dus eigenlijk om de laatste schakel voor het gevolg in de keten.
Bv. iemand schiet op een ander met een wapen en het slachtoffer komt te
overlijden. Echter zitten hier soms haken en ogen aan: stel je voor mijn
zoontje houdt van stopcontacten en zit constant met de handjes in het
stopcontact. Ik heb van die plaatjes, maar niet voor alle stopcontacten. Ik moet
boodschappen doen en vraag mijn buurman om op te passen, ik heb hem
verteld dat hij moest opletten. De buurman let even niet op en mijn zoontje zit
met de vingers in het stopcontact. Vervolgens overlijdt mijn zoontje. De
oorzaak van de dood is de handeling van mijn zoontje, niet de buurman. Als je
deze leer zou volgen, zou de buurman vrijuit gaan en dat wil je niet.
- Relevantietheorie = meest relevante oorzaak voor het intreden van het gevolg. De
keten in die keten van oorzaken die het meest past/meest typisch is met betrekking
tot het gevolg. Het gaat vaak om typische oorzaken, je kunt deze vaak achterhalen
door te kijken naar de bedoeling van de wetgever van een bepaalde strafbepaling.
Dat kan worden achterhaald door te kijken naar de ratio van de strafbaarstelling, de
wetsgeschiedenis en wetssystematiek. Het gaat om de delict-typische oorzaak voor
het gevolg. Iets is delict typisch als dat in de ogen van de wetgever zo was. Komt hier
een vraag over dan krijg je een stukje tekst van de wetsgeschiedenis.
Belangrijk arrest hier is: HR Dood door vrijheidsberoving -> ‘niet kan worden
bewezenverklaard dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood tot
gevolg heeft gehad’.
Bv. niet trager rijden bij bepaalde weersomstandigheden en daarmee een
ongeluk veroorzaken, dat is waar de wetgever aan heeft gedacht. Met dit
delict beoogt de wetgever rekening te houden dat bij slechte omstandigheden
de snelheid moet worden verminderd.
- Adequatietheorie = centraal staat de voorzienbaarheid voor de verdachte van een
bepaald gevolg. Is het gevolg voorzienbaar? Welke oorzaak heeft het gevolg van de
dood gehad? Toets daarbij of dit gevolg redelijkerwijs voorzienbaar was. Dat wordt
gebaseerd op algemene ervaringsregels.
Belangrijk arrest hier is: HR Spoorwegovergang-arrest -> volgens de HR was
sprake van een verband tussen de gedraging (aanrijding) en het gevolg
(letsel), omdat het gevolg van de botsing naar algemene ervaringsregels
redelijkerwijs was te voorzien. Het verweer was: waarom stapt iemand uit als
hij op het spoor staat? HR zei: gezien de omstandigheden is het redelijkerwijs
te voorzien dat hij op deze manier reageerde, dus rekenen wij zwaar letsel jou
toe.
De klassieke causaliteitscriteria wordt gebruikt om de leer van de redelijke toerekening in te
kleuren. Wordt er gevraagd naar de causaliteit, dan ga je op zoek naar argumenten VOOR
het causale verband. Je noemt dan alleen criteria op grond waarvan je causaal verband kunt
inroepen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller senneh1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.10. You're not tied to anything after your purchase.