100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Juridische en gedragswetenschappelijke aspecten van politie $6.74   Add to cart

Summary

Samenvatting - Juridische en gedragswetenschappelijke aspecten van politie

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

bevat volledige inhoudstafel, inclusief samenvatting van de reader in de samenvatting verwerkt

Preview 4 out of 102  pages

  • September 17, 2024
  • 102
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
INLEIDING: DE POLITIEFUNCTIE, HET POLITIEBESTEL EN HET POLITIERECHT

1. POLITIEFUNCTIE:
Juridische & operationele benadering van de politiefunctie:

1) Juridische functie
o Institutioneel = instellingen: korpsen & overheden
o Ordehandhaving = bescherming & regeling van de openbare orde
o Democratie = maakt uitoefening van fundamentele rechten mogelijk
 dictatuur: heeft enkel instellingen om de orde te vrijwaarden & politie kan dwingen
 democratie: orde vrijwaarden voor de mogelijkheid tot uitoefening fundamentele R
 recht op manifestatie, betoging,… kan niet in een dictatuur

 WPA: Wet op de politieambt
 WGP: Organisatie van geïntegreerde politiedienst gestructureerd op 2 niveaus: lok & fed

 art 1 WPA: - politiedienst moet waken over naleving individuele rechten en vrijheden EN
- bijdragen aan de bescherming van die rechten en vrijheden EN
- moet bijdragen aan de democratische ontwikkeling van de maatschappij

 art 123 WGP: politie moet altijd beschermen en bijstand verlenen aan medeburgers


2) Operationele functie: concreet de politie bekijken
RORON =
o Raadgevende functie: richting minister, overheid, burgermeester, bevolking,… (fishing)
o Ontradende functie: ordeverstoringen, CT voorkomen = preventie (politie op festival)
o Regulerende functie: ontrading werkt ni  probleem  gericht ingrijpen (patrouille)
o Onderzoekende functie: gerechtelijke opdracht van de politie  recherche
 (mogelijk) strafbaar feit  is het strafbaar? Wie? Bewijs?
o Nazorg: slachtoffers & getraumatiseerde getuigen & techno-preventief advies = basis

Politie heeft in functie een geweldmonopolie
= als enige beschikken over geweld in vredestijd op rechtmatige wijze (eventueel met doden)
 in oorlog heeft het leger dit ook
 monopolie = machtspositie  goed kader & sturing  anders gevaar want bezit middel


3) 3 soorten opdrachten van de politie: kan doorlopen in elkaar bij 1 politieambt
o OPDRACHTEN BESTUURLIJKE POLITIE
 openbare orde: vrijwaarden & optreden bij verstoring (zonder dat er CT is: betoging)

o OPDRACHTEN GERECHTELIJKE POLITIE
 misdrijf/strafbaar feit: vechtpartij, druggebruik: bestuurlijk wordt gerechtelijk

o STERKE ARM (geen bevoegdheden uitgewezen hiervoor)
 politie geweldmonopolie, maar soms anderen nood aan bescherming tegen geweld
 politie biedt sterke arm: meegaan bij bv. deurwaarder of sociale bijstand bij gevaar

,  bevoegdheden nodig voor opdrachten: bevoegdheden sterke arm = bestuurlijke politie
2. POLITIEBESTEL:
Verwijst naar politieapparaat, politieambtenaar en politieoverheden

1) Politieapparaat:
3 diensten: reguliere dienst & bijzondere dienst (besta ni meer) & inspectiedienst (onbekend)

o reguliere politiediensten = de ‘gewone’ politiediensten:
= algemene opdracht voor ordehandhaving en gerechtelijke dossiers
 staat tegenover bijzondere politiediensten
 1998: reguliere dienst = rijkswacht, gemeentepolitie en gerechtelijke politie bij parket
bijzondere diensten = spoorweg-, zeevaart- en luchtvaartpolitie

 nu: federale politie & lokale politie
bijzondere dienst bestaat nog steeds, maar niet meer als bijzondere dienst
 wel als onderdeel van de federale politie = geïnstitutionaliseerd in regulier sys

o Inspectiediensten: geen bijzondere politiedienst
 door groei van bijzonder strafrecht (naast strafwetboek):
 vb. milieu-, fiscaal-, sociaal decreet met aan einde straffen op inbreuken = complex
 inspectiediensten die gespecialiseerd zijn  hoeveel diensten er zijn is onbekend
 vb. milieu-inspectie, BPI (belastingsinspectie),…


2) Politieambtenaar & politieoverheden
Art 3 WPA lid 3 = wat is een politieambtenaar: kan politiemaatregelen nemen of uitvoeren
 uitvoeren/begeleiden: zaak van politie  werkt onder de overheden

Art 2 WPA lid 2 = wat is een politieoverheid: juridische politiemaatregelen nemen/uitvoeren
 juridisch: zaak van overheid: burgemeester, gouverneur of minister

Zeggenschap: verhouding politie & politieoverheid
 gerechtelijke overheid: OM, OR
 bestuurlijke overheid: burgemeester, gouverneur, minister

o Beheer = alle aspecten die zorgen dat politie in staat is om alle opdrachten uit te voeren
 voldoende personeel, wagens, cellen, opleiding, IT,… = geld & begroting

o Gezag = concrete opdracht: wie spreekt, wie bepaalt … = 1 van de gezags-overheden

o Beleid = altijd weinig middelen om te kunnen doen wat je wil doen  prioriteiten stellen


3. POLITIERECHT:
2 basisrechten: WPA & WGP & heel veel rest

, HOOFDSTUK 1: DE PERIODE VÓÓR DE BELGISCHE ONAFHANKELIJKHEID
1. DE FRANSE OORSPRONG VAN DE “BELGISCHE” POLITIE
Nog voor de Belgische onafhankelijkheid van 1830
17de 18de E: 2 bewegingen in Frankrijk:
- Lokaal niveau: gemeenten & steden: oprichting eigen korps  in Parijs één groot korps
- Centraal/nationaal niveau: oprichting nationaal korps = marechaussee national
 voordien al provinciale eenheden van marechaussee maar nu samengevoegd tot
nationaal

Franse Revolutie 1789:
- Lokaal niveau: stad wijst commissaris aan = professionaliseren = gemeentepolitie ontstaat
- Centraal niveau: Marechaussee nationale wordt gendarmerie nationale
Kenmerken: *nationaal (gemeenten blijven beschikken over eigen korpsen)
*militair (deel van leger)
*dubbele politieopdrachten: bestuurlijke & gerechtelijke opdrachten in 1 korps

1795: gebied dat nu België is ging van Nederlanden naar Frankrijk  toepassing frans systeem

1796: ministerie ni voldoende machtig  ministerie v/d reguliere politie van republiek opgericht

1799: aanstelling minister van politie door Napoleon: Jozef Fouché
 bouwt ministerie uit tot onmisbare schakel in Napoleontische dictatuur
 Plaatste veel informanten in burger om opstanden te voorkomen
 Gendarmerie: pyramide: in elke stad een commissaris general (nationaal) in zijn bezit
 naast de lokale commissarissen die er al waren

Vragen die constant spelen: - verhouding tussen nationaal & lokaal niveau: verantwoording?
- verhouding bestuurlijk & gerechtelijk
- verhouding binnenlandse zaken & … (politie, defensie, justitie)

Binnenlandse zaken moeit zich volgens Fouché te hard met gendarmerie national (= zijn korps)
 Fouché wou zelf minister binnenlandse zaken worden
 Napoleon zag dit als dreiging en ontslaat Fouché

1815: slag bij Waterloo = Napoleon verslagen  Verenigd koninkrijk der NL tussen 1815 - 1830


2. HET VERENIGD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
Gendarmerie nationale (“dictatuur”)  wil “dictatuur” weg, maar wil nationaal korps wel
houden
 wijzigt naam = marechaussee: kenmerken: militair, nationaal & dubbele opdracht
 Dethiennes: commissaris generaal van justitie krijgt zeggenschap over Marechaussee

Lokaal niveau:
 lokale veldwachters blijven vanuit het Franse systeem
 Gemeenten/steden behouden korpsen van de politie met commissarissen
 geen bijzondere commissarissen meer (zoals bij Fouché)

Verhoudingen bleven onduidelijk
 wil gemeentelijke autonomie, maar wil ook controleren wat lokaal doen  Dethiennes moeit

,  macht Dethiennes = bouwt zich uit tot centrale sturing ook op lokaal niveau

09/1815: apart commissaris generaal voor politie = Dethiennes = eigenlijk minister politi
(Fouché)
HOOFDSTUK 2: DE ONTWIKKELINGEN VANAF DE BELGISCHE
ONAFHANKELIJKHEID TOT AAN DE TWEEDE WERELDOORLOG

1. DE UITBOUW VAN DE RIJKSWACHT
1830: België onafhankelijk  erfde Franse systeem (eigenlijk hetzelfde als NL systeem)

Nood aan nationaal korps van politie, geen volledig vertrouwen op gemeente/steden:
 Minister van defensie, justite en binnenlandse zaken voldoende, geen voor politie nodig
 erft marechaussee die afstamt van gendarmerie die afstamt van marechausse national
 wordt nu de gendarmerie/rijkswacht genoemd
 vage implementatie in art 120 GW: “organisatie & bevoegdheid rijkswacht bij wet geregeld”
 zo is er een wet (democratisch) & is er gn tijdsnood & staat vast  wet in 1957 gekomen

Kenmerken:
- Nationaal korps = centraal aangestuurd
- Militair = deel van het leger  band met politie (ordehandhaving) & leger (middelen)
- Dubbele politionele opdracht  bestuurlijk (ordehandhaving) & gerechtelijk (misdrijven)

1871: vraag: moeten wij niet de gemeentepolitie integreren in de rijkswacht?
 makkelijk aan te sturen = eenheidsstaat  want gemeentepolitie kan veel te weinig aan
 dus ging men meer investeren in de rijkswacht: betere opleidingen, middelen, meer mensen,

 Zo rijkswacht over hele land & reserve bij crisis/ordeprobleem = vanuit centraal niveau
sturen

Lokale veiligheidszorg is een bevoegdheid van enkel de gemeente, niet van de nationale
overheid
 elke gemeente doet eigen zin & investeert in wat hij het belangrijkste vind
 nationale overheid kan nu niet sturen in de gemeente (wat Fouché & Dethiennes wel kon)


2. HET (DIS)FUNCTIONEREN VAN DE GEMEENTEPOLITIE EN DE LANDELIJKE POLITIE
Landelijke politie = veldwachters blijven: op fiets in dorp praten met burger, verder niet veel
Steden & gemeenten = gemeentelijke autonomie, geen nationale sturing
 in grotere steden wel professionalisering op keuze van stad

Eind 19e E: onderzoeksrechters & OM hadden een probleem met de politie: veel klachten:
 te weinig rechercheurs die zaken kunnen onderzoeken & wie het wel doet zijn niet goed in
job
 investering in rijkswacht ging naar ordehandhaving (bestuurlijke opdracht) , ni naar
gerechtelijk
 in gemeente ook dubbele opdracht, maar ook niet voldoende geïnvesteerd in gerechtelijke
tak

Vraag: moet er geen aparte gerechtelijke politie komen?
 zou een nationaal korps zijn dat nationaal gestuurd moet worden door de minister van
justitie

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariekedries. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72841 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.74
  • (0)
  Add to cart