100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting OWE 1 Het verpleegkundig beroep $10.15   Add to cart

Summary

Samenvatting OWE 1 Het verpleegkundig beroep

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting over OWE 1 Het verpleegkundig beroep van A&F, werkgroep 1 en 2 en verpleegtechnische vaardigheden.

Preview 4 out of 34  pages

  • September 17, 2024
  • 34
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Kennistoets OWE 1 alle leerstof per vak ingedeeld

Anatomie en fysiologie:
Anatomie= het onderzoek van de bouw en vorm van het menselijk lichaam.
Fysiologie= het onderzoek naar de functie en werking van het menselijk lichaam.
De anatomische houding; persoon met het hoofd recht naar voren, tenen naar voren. Armen
langs het lichaam met de handpalmen naar voren. Benen recht onder het lichaam met de
voeten iets uit elkaar.

Lichaamsvlakken en doorsneden
Rood; frontaal vlak
Blauw; mediaan vlak
Groen; transversaal vlak

Belangrijkste plaatsaanduidingen:
Ventraal (aan de buikzijde) Bij grotere structuren of over grotere
Dorsaal (aan de rugzijde) afstanden
Anterior (aan de voorkant) Bij kleinere structuren of over kleinere
Posterior (aan de achterkant) afstanden
Centraal (in het midden) Bij uitgestrekte stelsels Als het zenuwstelsel
Perifeer (aan de uiteinden) of het circulatie stelsel
Craniaal (aan de kant van de schedel) bij de wervelkolom of het centrale
Caudaal (aan de kant van de staart) zenuwstelsel, meestal over grotere afstanden
Superior (hoger) bij kleinere structuren of over kleinere
Inferior (lager) afstand
Lateraal (aan de zijkant) Algemeen
Mediaal (naar het midden toe)
Proximaal (aan de kant van de romp) bij ledematen
Distaal (ver van de romp)
Sinister (links) bij symmetrisch gelegen structuren
Dexter (rechts)
Internus (inwendig) bij de ligging In de diepte, vooral bij
Externus (uitwendig) bloedvaten en zenuwen

Richtingsaanduidingen die worden gebruikt om plaatsveranderingen te beschrijven:

Flexie (buiging) bewegingen van het elleboog
Extensie (strekking) gewricht, de vingers/tenen en de
knieën
Anteflexie (buiging naar voren) bij bewegingen van het hele arm, het
Retroflextie (buiging naar achteren) hele been, de romp en het hoofd
Lateroflexie (buiging naar opzij)
Dorsale flexie (buiging naar de handrug/voetwreef) bij bewegingen van de hand en/of de
Palmaire flexie (buiging naar de handpalm) voet
Plantaire flexie (buiging naar de voetzool)
Supinatie (buitenwaarde draaiing van horizontaal bij bewegingen van de hand en de
gehouden hand/voet waardoor de voet
handpalm/voetrand naar boven draait)
Pronatie (tegengestelde supinatie)

, Abductie (beweging van de middellijn af) bij bewegingen van de ledematen
Adductie (beweging naar de middellijn toe)
Exorotatie (buitenwaartse draaing rond een bij bewegingen van de ledematen
lengteas)
Endorotatie (binnenwaarde draaiing rond een
lengteas)
Opponeren (plaatsing van de duim tov andere bij bewegingen van de duim
vingers)
Reponeren (tegengestelde)

Onderzoeksmethoden voor lichamelijk onderzoek;
Via buitenaf kan een verpleegkunde kijken naar de huid (heeft het bultjes, welke kleur heeft
het), de houding (hoe beweegt het persoon). Dit kan dmv palpatie (met de handen voelen of er
dieper gelegen problemen zijn) of percussie (toestand van het onderliggende weefsel
achterhalem mbv de handen).
Inwendig onderzoek kan door; rontgenstraling (onderzoek naar weefsel en botten. Botten
absorberen de straling niet, terwijl weefsels dit wel doen (botbreuken)), ct-scan
(rontgenstraling, vooral kijken naar volledige organen) en MRI-scan (magnetische straling,
gevaarlijker maar tegelijkertijd ook gedetailleerder omdat er beter zicht is op weefsels)


Cel weefselorganen  orgaanstelsel
Een orgaanstelsel is een geheel van organen die samen een functie uitoefenen
- Ademhalingsstelsel (ademhalen); longen, luchtpijp en luchtwegen
- Urinewegstelsel (urine verwijderen uit lichaam); urineblaas, plasbuis en urineleiders
- Bloedsomloop (doorstroming bloed in lichaam); hart, slagaders en aders
- Spijsverteringsstelsel (spijsvertering); mond, gebit, slokdarm
- Lymfestelsel (afweer); lymfevaten en lymfeklieren
- Spierstelsel (aanspannen spieren); spieren en pezen
- Voortplantingsstelsel (voortplanting); baarmoeder, eierstokken en eileiders
- Zenuwstelsel (voelen en kunnen); hersenen, ruggenmerg, zenuwen en ogen
- Beenderstelsel (botten); beenderen, beenmerg en gewrichten
- De huid (afweer); huid, slijmvlies, haren en nagels

De vorm van een cel hangt af van zijn specialisatie. Deze verschillende vormen van cellen
noemen we differentiatie. Verschillende soorten cellen zijn bv. Voortplantingscellen,
hersencellen, rode en witte bloedcellen.

Bouw celmembraan:
Zie plaatje 
Deze bouw zorgt ervoor dat het celmembraan
semi-permeabel is (semi-doorlaatbaar).
Hierdoor vinden er transportprocessen plaats
voor bepaalde stoffen alleen en de rest kan er
niet doorheen.

Verschillende transportprocessen over een celmembraan:
- Passief transport (geen energie); gebaseerd op diffusie en osmose. Het celmembraan
laat water wel door en stoffen als koolstofdioxide en zuurstof.

,- Actief transport (wel energie); deeltjes moeten van een lage naar hoge concentratie
gebracht worden, dit gaat tegen de concentratiegradiënt in, dus is energie voor nodig.
Vormen van actief transport: enzymatische pomp en blaasjestransport.

de celstofwisseling vindt plaats via biochemische of biofysische processen, die zorgen voor de
opname, het transport en de omzetting van stoffen en het vrijkomen van metabolische
eindproducten in de directe omgeving van de specifieke cellen.

Katabool (afbraakstofwisseling/ dissimilatie); katabole reacties zijn reacties die energie
opleveren, grote moleculen worden afgebroken tot kleinere
Anabool (opbouwstofwisseling/assimilatie); anabole reacties zijn reacties die energie kosten,
kleine moleculen worden samengevoegd tot grotere

Aanmaak energie in de cellen door verbranding. Hierbij komt ATP vrij (energie houdend
capsule). DNA bevat al het ergelijke materiaal van een individu. Het dina is een lange keten
van moleculen. Een deel van deze keten noem je een gen (hiervan worden de eiwitten
gemaakt). Meerdere genen aan elkaar vormen een chromosoom (een mens heeft hiervan 46)

Eiwitten worden gemaakt door translatie. Wanneer een gen transcriptie heeft ondervonden
eindig je met een mRNA molecuul. Dit molecuul bevat codons. Elk codon heeft een eigen
aminozuur die gebracht wordt door het tRNA naar het mRNA molecuul. Dit wordt alsmaar
door gedaan totdat het stopcodon afgelezen wordt door het tRNA, dan raakt de
aminozuurketen los en deze keten vormt dan een eiwit.

Eiwitsynthese:
Eiwitsynthese;
mRNA verlaat de kern via de kernporie en komt in het cytoplasma terecht en zoekt de
ribosomen op. De ribosomen lezen de code en zet dit om naar animozuren, een streng van
aminozuren heet polypeptide. Het eiwit is nog niet af en wordt naar het golgicomplex
gestuurd.

Energiewinning;
Energiewinning:
De daadwerkelijke energieproductie vindt in het mitochondrion plaats. Daar worden
brandstoffen stapsgewijs afgebroken - een proces waarbij energie vrijkomt. Die energie wordt
niet meteen gebruikt, maar opgeslagen in stoffen die de energie vasthouden.

Het ribosoom is een complex van eiwitten en RNA ketens in de cel dat heel belangrijk is voor
de opbouw van eiwitten. Ribosomen bestaan uit twee delen, een groot en een klein deel. Het
ribosoom bevindt zich in het cytoplasma van de cel, is aanwezig op ruw endoplasmatisch
reticulum en op het kernmembraan.

Het lysosoom is een blaasje dat zich in het cytoplasma bevindt en lysosomale enzymen bevat.
Deze breken vrijwel alles afbreken wat los en vast zit, zodat de afbraakproducten hergebruikt
of veilig uitgescheiden kunnen worden.

Het endoplasmatisch reticulum (ER) is een netwerk van membranen dat gelegen is in het
cytoplasma van een cel. Het bestaat uit twee dicht tegen elkaar liggende membranen
waartussen holten en kanalen worden gevormd. Het is afgescheiden van de rest van de cel
door een membraan met dezelfde structuur als het celmembraan. Het ER is te onderscheiden

, in: het ruw endoplasmatisch reticulum en het glad endoplasmatisch reticulum. Het ruw ER
herbergt de ribosomen en heeft daardoor een belangrijke rol in de eiwitsynthese in de cel. Het
glad ER dient (voornamelijk) om stoffen vanuit het ruw ER te vervoeren naar het Golgi-
systeem.

Het endoplasmatisch reticulum (ER) is een netwerk van membranen dat gelegen is in het
cytoplasma van een cel. Het bestaat uit twee dicht tegen elkaar liggende membranen
waartussen holten en kanalen worden gevormd. Het is afgescheiden van de rest van de cel
door een membraan met dezelfde structuur als het celmembraan. Het ER is te onderscheiden
in: het ruw endoplasmatisch reticulum en het glad endoplasmatisch reticulum. Het ruw ER
herbergt de ribosomen en heeft daardoor een belangrijke rol in de eiwitsynthese in de cel. Het
glad ER dient (voornamelijk) om stoffen vanuit het ruw ER te vervoeren naar het Golgi-
systeem. Homeostase is dus het op peil houden van de voedingsstoffen en afvalstoffen in de
cellen via het interne milieu. Homeostase zorgt voor een perfect evenwicht. Wanneer het
evenwicht verstoord wordt zorgt homeostase ervoor dat je hart sneller gaat kloppen.

Onder regulatie verstaan we aanpassing aan de normale toestand. Onder integratie verstaan
we dat de vijf vegetatieve orgaanstelsels hun werking nauwkeurig op elkaar moeten
afstemmen.

Constante tempratuur is een temperatuur met een vaste waarde, je lichaam heeft een constante
temperatuur van 36,5 graden tot 37,5 graad.

De constante lichaamstemperatuur wordt bereikt door twee systemen. Het systeem dat het
lichaam verwarmt en het systeem dat het lichaam afkoelt. Als de kerntemperatuur te hoog
wordt moet het lichaam afkoelen. Dat kan doordat bloedvaten dicht aan de huidoppervlakte
meer warmte afgeven doordat ze wijder open gaan staan. Als het lichaam dreigt af te koelen,
dan zullen vooral de bloedvaten dicht aan de oppervlakte vernauwen (je krijgt dan o.a. sneller
te maken met koude voeten en handen). Om snel af te koelen kan het lichaam ook zweet
produceren. Dit verdampt en onttrekt warmte aan de huid. De orgaanstelsels die hierbij
betrokken zijn, zijn de huid en het bloedvatenstelsel.

Immuniteit betekend dat je een weerstand hebt tegen bepaalde ziektes of ziekteverwekkers.
Je wordt na besmetting hiervan niet ziek. De aspecifieke afweer reageert op al het
lichaamsvreemde wat ze tegenkomt. Voorbeelden hiervan zijn barrières zoals huid, speeksel
en maagzuur. Maar ook fagocyterende cellen zoals macrofagen en neutrofielen en stofjes
zoals cytokines (waaronder interleukines en interferonen), en ook nog het complement
systeem. De specifieke afweer werkt specifiek tegen één type antigeen. We hebben miljoenen
verschillende specifieke afweercellen, in de hoop dat we altijd een geschikte kandidaat
hebben als we een bepaalde bacterie, kankercel of virus tegenkomen. De specifieke afweer
bestaat weer uit twee onderdelen: de celgemedieerde immuniteit (verzorgd door de T-cellen)
en de humorale immuniteit (verzorgd door de B-cellen).
Een cellulaire: sommige witte bloedcellen kunnen bacteriën omhullen en zo onschadelijk
maken. Een humorale: in bloed en lichaamsvloeistof kunnen zich antistoffen bevinden, die
bacteriën, virussen en soortvreemde eiwitten onschadelijk maken.

Er zijn vier verschillende soorten ziekteverwekkers; bacteriën, schimmels, virussen en
parasieten. De kenmerken van bacteriën zijn dat het maar één cel groot is en heeft geen
celkern. Schimmels hebben wel een kern, en een vacuole en celwand. Een virus heeft een cel
nodig om erin te zitten en zichzelf te verspreiden. Een parasiet …

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nvandreven1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.15. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80630 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.15
  • (0)
  Add to cart