100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Werkcolleges 1 - 14 Vennootschaps- en rechtspersonenrecht 2019/20 $4.28
Add to cart

Summary

Samenvatting Werkcolleges 1 - 14 Vennootschaps- en rechtspersonenrecht 2019/20

2 reviews
 110 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Uitwerking van de werkcolleges 1 - 14 van Vennootschapsrecht- en rechtspersonenrecht 2019/20

Preview 10 out of 40  pages

  • December 11, 2019
  • 40
  • 2019/2020
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: max_fcb • 4 year ago

review-writer-avatar

By: ruiteri001 • 4 year ago

avatar-seller
Werkcolleges Vennootschaps- en rechtspersonenrecht 2019-2020

Week 1 Harmonisatie vennootschapsrecht & vestigingsvrijheid in de EU

Aantekeningen:
De personenvennootschappen is waarschijnlijk de eerste twee vragen van het tentamen. Deze personenvennootschappen
worden afgesloten in week 5, waardoor dan de personenvennootschappen tentamens oefenen.

Europa en het vennootschapsrecht
Door de Europeanisering kan men de rechtspersonen van andere landen exporteren naar andere lidstaten. De rechtspersonen in
de wereld zijn mobiel. Vervolgens is een belangrijk beginsel van de EU en de Europese markt de vrijheid van vestiging.

In HvJ Inspire Art betrof het een Limited van het Verenigd Koninkrijk dat zich in Amsterdam vestigde, omdat toentertijd deze
makkelijker was op te richten en geen inbreng vereiste was. Volgens de HvJ EU was het geen probleem om een rechtspersoon in
te richten als een andere vorm dan in de rechtsvorm van de andere lidstaten, zoals een Limited. Inspire Art was de aanleiding
van de totale herziening van het BV-recht, waardoor het minimumkapitaal voor BV’s worden aangepast.

Vrijheid van vestiging van rechtspersonen vinden we in artikel 49 en 54 VWEU. Hier is afgesproken, dat we tezamen met de
lidstaten van de Europese Unie een markt vormen.

De interne markt binnen Europa is van belang om makkelijker te handelen binnen Europese Unie. Als we met zijn allen een
economie dan zijn we als het ware groter, sterker en veiliger om ons te werken tegen de grote economische markten van China
en de VS.

Door de interne markt kan men beter concurreren met de ondernemers van andere landen. Doordat er handelsbelemmeringen
worden opgeheven binnen de EU.

Het neveneffect van het streven naar één interne markt is dat er concurrentie kan ontstaan tussen de rechtsvormen van
verschillende lidstaten.

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Relevante bepalingen
 Artikel 50 (1) VWEU
 Artikel 50 (2) g VWEU: De bescherming van de vrijheid van vestiging in Europa.
 Artikel 352 (1) VWEU

Wat is het verschil tussen een richtlijn en verordening?
Verordeningen zijn altijd verbindend voor eenieder en een richtlijn moet omgezet worden in nationale wetgeving.

Een voorbeeld van een verordening is dat die van SE-rechtspersonen, die elke lidstaat kan oprichten, ofwel de SE-verordening.
Een SE is een speciale NV-rechtsvorm. Weliswaar kan in elke lidstaat een SE worden opgericht maar is wel aan modaliteiten van
nationaal recht onderworpen. De SE is echter nooit echt gaan vliegen, omdat er additionele vereisten zijn aan die SE terwijl voor
de NV minder vereisten zijn.
Er zijn enkele Europese supranationale rechtsvormen namelijk SE, EESV en SCE, die zijn niet echt aanwezig in het
ondernemingsrecht.

Verschillen binnen Europa
IPR:
 Incorporatieleer: De incorporatieleer houdt in dat op een rechtspersoon het recht van de lidstaat waar hij is opgericht en
zijn statutaire zetel heeft van toepassing is. Deze leer wordt ook wel ‘leer van de statutaire zetel’ of ‘incorporatiestelsel’
genoemd. In Nederland wordt deze leer gehanteerd, hetgeen betekent dat een Nederlandse rechtspersoon in Nederland
moet zijn opgericht en ook hier zijn statutaire zetel moet hebben. De incorporatieleer (en of deze leer al dan niet wordt
toegepast door een land) speelt met name een rol als een vennootschap zich naar een ander land wil verplaatsen.
o.a. Nederland, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken
 Reële zetelleer, houdt in waar de zetel of hoofdkantoor gevestigd is leidend voor het bepalen of de rechtspersoon onder
welk nationaal recht valt.
O.a., Frankrijk, Spanje, Italië
 Vrijheid van vestiging: 49 en 54 VWEU.

Als een vennootschap is opgericht naar Nederlands recht is deze ook onderhavig aan Nederlands recht.

,Centros: Uit de vrijheid van vestiging vloeit voort dat er geen sprake is van misbruik van het EU-recht wanneer iemand afkomstig
uit de ene lidstaat een vennootschap opricht in een andere lidstaat, omdat het vennootschapsrecht van die lidstaat soepeler is
en vervolgens in zijn eigen lidstaat een filiaal opent. Dat is ook als de vennootschap in het land van oprichting geen enkele
activiteit uitvoert. Hier gaat over de erkenning van rechtspersoon hoedanig.


Uberseering: Dit arrest is een is een bevestiging van Centros.
Het HvJ besluit dat een lidstaat de procesbevoegdheid moet erkennen van een vennootschap die naar het recht van een andere
lidstaat is opgericht. Daarmee is dit arrest een bevestiging van HvJ EG Centros. Erkenning van rechtspersoon moet Duitsland
doen als de rechtspersoon is opgericht naar recht van een andere lidstaat.

Inspire Art: Deze is een bevestiging van Centros en Uberseering.
Het HvJ besluit dat lidstaten verplicht zijn elkaars vennootschappen te erkennen en geen aanvullende eisen mogen stellen aan
vestiging in die lidstaten. De Wet op de Formeel Buitenlandse Vennootschappen was dus in strijd met het EU-recht. Naar
aanleiding van deze uitspraak is de Wet op de Formeel Buitenlandse Vennootschappen aangepast en geldt deze wet alleen nog
voor vennootschappen van buiten de Europese Unie. Dermate deze casus is het minimumkapitaal afgeschaft.

EMCA is het idee dat zowel in Amerika een modelwetgeving is dat in Europa een standaard zou komen wat in Europa als redelijk
en goede wetgeving wordt beschouwd voor rechtspersonen. EMCA even opzoeken!!!

Rechtsvormkeuze
1. Rechtsvormen in Nederland: welke zijn geschikt als ondernemingsvorm, en wat zijn de onderlinge verschillen?
BV, NV, CV, Maatschap, Onderlinge waarborgmaatschappij, Coöperatie.

2. Wat kunnen redenen zijn voor een Nederlandse ondernemer om te liezen voor een buitenlandse rechtsvorm?
o Omdat men wil ondernemen in het buitenland.
o Fiscale voordelen.
o Vermindering administratieve lasten
o Kiezen voor de rechtsvorm wat bij je doelgroep beter herkenbaar is
o Dat er een rechtsvorm beschikbaar is voor wat je wilt.

Aantekeningen:

Wezenskenmerken personenvennootschappen
Kwalificatie van de rechtsverhouding:
Overeenkomst, gelijkwaardigheid/samenwerking, gezamenlijk voordeel (doel), inbreng en de winst delen op basis van art.
7A:1655 BW en HR Dierenartspraktijk.

De belangrijkste vraag in vraag 1 is of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of maatschapsovereenkomst.

Casus I Werkcollege week 2 Vennootschappen en rechtspersonen 2019-2020 – Bonus

De Beste Accountants (DBA)
Prithi, Quinten en Ricardo houden in Terneuzen kantoor als accountants. Prithi en Quinten zijn samen begonnen in 2008 in een
gezamenlijk aangekocht bedrijfspand. Ricardo is er in september 2013 bij gekomen. Zij profileren zich in de markt onder de
naam De Beste Accountants (DBA). Begin 2018 ontstaat een geschil tussen Prithi enerzijds en Quinten en Ricardo anderzijds.
Prithi wil vertrekken en wil dus met de anderen afrekenen. De waarde van het bedrijfspand is inmiddels met 30% gestegen.
Ricardo stelt zich op het standpunt dat sprake is van een maatschap van welke hij deel uitmaakt, en dat de waardestijging van
het pand met hem gedeeld moet worden. Hij benadert u als juridisch adviseur.

Ricardo vertelt u dat de aankoop van het bedrijfspand in 2010 deels is gefinancierd uit door Prithi en Quinten in 2010 ingebracht
eigen geld (ieder €150.000). Toen Ricardo erbij is gekomen is met hem afgesproken dat pas in september 2018 voor hem de
verplichting zou ontstaan om ook €150.000 in te brengen, en dat hij tot die tijd een maandelijkse niet- winstafhankelijke
vergoeding krijgt voor zijn werkzaamheden. Ricardo heeft steeds ook het kantoor mogen vertegenwoordigen en is vanaf
september 2014 steeds betrokken bij belangrijke besluiten. U stelt, als deskundig adviseur, nog enkele vragen om te beoordelen
of u deze stellingname van Ricardo zelf aanvaardbaar vindt.

Vraag 1
Op basis van welke gegeven feiten en omstandigheden bent u van mening dat Ricardo gelijk kan hebben in zijn stellingname,
waar zit wat u betreft de zwakte in zijn stelling, en welke aanvullende vragen stelt u?

,Op grond van artikel 7A:1655 is een maatschap een samenwerkingsverband waarbij twee of meerdere personen zich verbinden
om iets in de gemeenschap te brengen, zoals in de casus een beroep, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met
elkander te delen. De vraag is dan ook of in de casus sprake is van een maatschap – personenvennootschap – in de zin van
artikel 7:1655 BW en op grond van HR Dierenartspraktijk.

Indien sprake van een maatschap moet voldaan zijn aan de criteria:
 Overeenkomst (kan ook stilzwijgend tot stand komen)
 Samenwerking/gelijkwaardigheid van de vennoten
 Inbreng van de vennoten in de maatschap
 Het oogmerk van de vennoten om te delen in het gemeenschappelijk voordeel
 Het oogmerk om delen in de winst.

Er is sprake van een maatschap indien er sprake is van een overeenkomst die strekt tot samenwerking/gelijkwaardigheid van de
vennoten, inbreng in de vennootschap, het oogmerk van de vennoten is delen in gemeenschappelijk voordeel en de vennoten
delen in de winst. Echter op grond van HR Dierenartspraktijk (r.o. 3.6.3) kan ook een maatschapsovereenkomst tot stand zijn
gekomen zonder een schriftelijke overeenkomst. De HR zegt de totstandkoming van een (maatschaps)overeenkomst kan mede
worden afgeleid uit een tussen partijen op enig moment bestaand feitelijke situatie.

Kortom: Temeer waar schriftelijk contract ontbreekt, kan totstandkoming van een overeenkomst, ook die tot de vorming van een
maatschap, mede worden afgeleid uit een tussen partijen op enig moment bestaande feitelijke situatie.

Uit de casus blijkt niet dat er een overeenkomst in de vorm van een contract bestaat tussen de drie accountants. In beginsel lijkt
de samenwerking van de drie wel gelijkwaardig. Ricardo lijkt vertegenwoordigingsbevoegdheden te hebben en is vanaf
september 2014 steeds betrokken bij belangrijke besluiten. Vervolgens bestaat er voor Ricardo ook de verplichting om €150.000
in te brengen, zoals de andere vennoten. Ze lijkt naar de feitelijke omstandigheden wel een maatschap tot stand is gekomen.

In beginsel kan de stelling van Ricardo gegrond zijn, het voorgaande spreekt ook in zijn voordeel, want als er een geldige
maatschapsovereenkomst is gesloten met Quinten en Prithi dan valt het bedrijfspand in het afgescheiden en vennootschappelijk
vermogen van DBA, waardoor Ricardo als medevennoot in de maatschap ook aanspraak zou hebben op de waardestijging.
Echter dit is geheel afhankelijk van de maatschapsovereenkomst.
De aanvullende vragen die ik hem zou stellen is of er een maatschapsovereenkomst of een samenwerkingsverband tussen de
drie is overeengekomen en of dit ingeschreven staat in het handelsregister. Ook de vraag is wat de inbreng is van het geld. Is
deze inbreng van geld als toegangspunt om maat te zijn of dat hij al vennoot is. Is deze inbreng van geld een uitstelbare
verplichting om te betalen.

Hoe gaat dat eigenlijk met toetreding van een maat in een maatschap?
Er moet een overeenkomst waarbij wordt afgesproken dat hij toetreedt en gaat inbrengen. Deze overeenkomst is in beginsel
vormvrij.

De tweede vraag is van wie is het vastgoed eigenlijk?
Je kan een vastgoed inbrengen in een economische of juridische wijze. Bij Ricardo kun je denken dat het economisch of juridisch
is. In casu wordt gezegd dat er geld is ingebracht om het vastgoed te kopen. De casus zegt dat het is gekocht deels met
ingebracht geld. Maatschap is geen rechtspersoon, waardoor de maatschap niet in het kadaster kan staan. De maatschap kan als
geen rechtspersoon geen goederen op naam hebben. De oplossing is dan dat het vastgoed op naam van de vennoten komt te
staan ten behoeve, ten rekening van de maatschap. Alleen dit is ongebruikelijk? Economische inbreng is effect dat het vastgoed
op juridische titel bij iemand anders ligt. Het voordeel hiervan is dat door dit economische inbreng is dat als de vennoten uit
elkaar gaan, dat het vastgoed ter beschikking blijft van de maatschap.

Stel het bedrijfspand komt economisch toe aan de maatschap, dan is het ook van Ricardo geworden. Als hij door zijn toetreding
gerechtigs wordt om in gemeenschap te delen van de maatschap, dan wordt hij verplicht om een bedrag te storten waarmee het
wordt vergoed. Deze inbrengverplichting vergoed dus een deel van het pand.

Het is vreemd dat hij 5 jaar later ook weer hetzelfde bedrag inbrengt. De maatschap zelf krijgt misschien een andere waarde.
Het is dan beter de inbrengverplichting te waarderen of evenredig te waarderen naar de waarde van de maatschap.

In welk geval heeft Ricardo een aanspraak op de waarde van het vastgoed?
Als hij dus volledig maat is geworden. En dat de waarde van het vastgoed behoorde tot die maatschap. Vervolgens dan kijken of
het redelijk is dat hij aanspraak maakt op 1/3 van het vastgoed.

Waarom moet er afgerekend met Prithi?
Bij het uittreden bepaal je de uitbrengvergoeding. De inbreng en winst reken je af, maar ook het aandeel wat je verliest gaat
ervan af. De waardestijging van bijvoorbeeld goederen komen ook erbij bij de afrekening.

,Vermogensbedingen
Dit is een afspraak over het vermogen.
Dit bestaat uit varianten:
 Verblijvensbeding: onroerend goed blijft.
 Overnemingsbeding: speelt bij overname, als het niet gemeenschappelijk is moet je het kunnen overnemen.


***

Na het vertrek van Prithi gaan Quinten en Ricardo wel door met hun samenwerking. Zij leggen, door schade en schande wijs
geworden, hun samenwerking (wel) schriftelijk vast in een maatschapsovereenkomst. In het maatschapscontract is ten aanzien
van vertegenwoordiging is bepaald dat iedere maat bevoegd is de maatschap te vertegenwoordigen. Deze afspraak wordt ook
ingeschreven in het handelsregister. In hun taakverdeling geldt dat Quinten alles met betrekking tot de ICT regelt. Ricardo zorgt
voor de betalingen ten laste van de bankrekening. Na enige tijd ontvangt Ricardo een gepeperde rekening van het ICT-
adviesbedrijf van Ellen, de vrouw van Quinten. Het blijkt dat Quinten in de voorgaande maanden alle werkzaamheden met
betrekking tot de ICT aan dat bedrijf tegen een stevig uurtarief heeft uitbesteed. Ricardo ontsteekt in woede, want vindt dat hij
betrokken had moeten worden bij de beslissing het bedrijf van Ellen in te schakelen, en weigert dan ook de rekening namens de
maatschap te betalen.

Vraag 2
a. Deelt u de visie van Ricardo, dat Quinten hem had moeten betrekken in het besluit om het bedrijf van Ellen in te
schakelen?

I. Wie neemt/nemen de besluiten in een maatschap?
De twee vennoten besluiten in beginsel samen, omdat ze beiden artikel 7A:1676 BW. Ze mogen in beginsel tezamen
beheren. In beginsel een besluit van strategische kwestie wat moet genomen worden door allen vennoten. Echter er is ook
een taakverdeling mogelijk, wat deze besluitvorming kan verdelen.

Een taakverdeling kan ook zover reiken dat het een afspraak over vertegenwoordig inhoudt.
Gaat het hier om beheren of beschikken?
Het uitbesteden van de ICT betreft een beschikkingshandeling, wat een strategische kwestie wat in beginsel door allen
vennoten moet worden genomen. Maar door de taakverdeling mag Quinten dit zelf beslissen. Het is dus een
beschikkingshandeling

Antwoord:
Quinten was nu eenmaal bevoegd om met het ICT bedrijf van Ellen (een derde) te handelen. Vervolgens hebben zij deze
bevoegdheid ook in het handelsregister ingeschreven. Als gevolg dat de maatschap in beginsel is gebonden en de rekening
dient te betalen.

In beginsel wel, omdat er sprake is van een rechtsgeldige vertegenwoordiging. Doordat Quinten bevoegd is om te handelen
namens de maatschap en dit ook geregistreerd is in het handelsregister. Echter kan er sprake zijn van een tegenstrijdig
belang aan de zijde van Quinten, want hij heeft namelijk baat bij de uitbetalingen aan het ICT bedrijf. Quinten had dus beter
in kader van de redelijkheid en billijkheid met Ricardo moeten overleggen. Er kan namelijk sprake zijn van
belangenverstrengeling (artikel 6:248 BW). Hierdoor deel ik de mening van Ricardo.

Echter op grond van de taakverdeling mag Quinten gewoon deze afspraken maken, want misschien is het ICT bedrijf van
Ellen wel de professioneelste of levert het beste werk.

b. Bent u van oordeel dat het ICT bedrijf van Ellen betaling van de factuur bij de maatschap kan afdwingen?

1. Hoe kan de maatschap gebonden raken aan verplichtingen jegens derden?
Als een van de maten namens de vennootschap een overeenkomst aangaat op grond van artikel 7A:1679 BW. Zo kan je de
maatschap binden ‘indien je daartoe volmacht hebt gekregen’. Dit kan nadrukkelijk of stilzwijgend. Bij beheershandelingen,
ofwel operationele handelen wordt aangenomen dat er volmacht bestaat.

Andere gebondenheid is baattrekking artikel 7A:1681 BW, schijn van vertegenwoordiging en als er sprake is van
onrechtmatige daad.

2. Wat is het effect van de overeengekomen volmacht en de inschrijving van de volmacht in het handelsregister?
De vennoten hebben een uitbreiding gemaakt op de hoofdregel. Hierdoor hoeft er niet steeds opnieuw een afspraak
gemaakt te worden over vertegenwoordiging. Als het dan wordt ingeschreven in het handelsregister kunnen derden dit ook
zien. Derden mogen dan op deze volmacht vertrouwen en dus op deze informatie. De gebondenheid komt dan beter tot
stand.

, 3. Kan er nog een andere reden zijn waarom het ICT bedrijf van Ellen toch geen nakoming kan vorderen?
Op grond van de redelijkheid en billijkheid (HR Bibolini). Hij was vertegenwoordigingsbevoegd, Ellen wist van die
verhoudingen dan kan het dus zijn dat de redelijkheid en billijkheid zich er tegen verzet dat zij zich beroept op bescherming
die te ontlenen is aan de volmacht. Zij weet hoe de situatie is en dat zij toch niet nakoming van die overeenkomst kan
vorderen (HR Bibolini).

Antwoord:
In beginsel kan het ICT bedrijf van Ellen betaling vorderen maar de maatschap zou zich kunnen verweren op grond van HR
Bibolini. Volgens HR Bibolini kan in bepaalde gevallen de v.o.f. (maatschap) verbonden zijn aan de overeenkomst maar niet
aansprakelijk zijn voor de kosten. De maatschap kan stellen dat het naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat
het ICT bedrijf de maatschap dwingt te betalen.

Werkcollege week 3

Voorbereidingsopdracht week 3 Vennootschappen en rechtspersonen 2019-2020

La Casserole VOF/ Cataplana CV
Klara, Louis en Myrna zijn vennoten van La Casserole VOF die een zeer goed lopend restaurant exploiteert in Doesburg. Klara
vindt al een poosje dat het tijd is voor vervanging van de terrasmeubelen en wijst de anderen erop dat een nabij gevestigd
hotelier, Pierre, een set mooie terrasmeubelen van de hand wil doen voor € 6.000,-- . Louis vindt de aanschaf een erg goed plan,
maar Myrna vindt de aankoop onzin. De set is naar haar smaak belachelijk duur en zij vindt het bovendien onzinnig om nu die
aanschaf te doen, omdat het terrasseizoen inmiddels ten einde is. Myrna zegt tegen Klara en Louis dat ze beslist niet wil dat
deze aankoop wordt gedaan. Klara en Louis gaan echter toch naar Pierre om de spullen te kopen en meteen op te halen.

Vraag 1
Zijn er consequenties verbonden aan het protest van Myrna, intern en/of extern?

Les:
Dit was een oude tentamenvraag. Altijd een casus oplossen met het maken van een tekening.
Je hebt beheers en beschikkingshandelingen. 1676. Voor operationele beslissingen mag iedere vennoot het doen. Voor
strategische moet je besluiten met anderen. Als M dan nee zegt gaat het niet door (strategische beslissingen). Wat als het een
beheershandeling was geweest? Vetorecht van M. Je kunt hierover discussiëren. Is het beheers of beschikkingshandeling? Je
kunt zeggen dat M ook vetorecht kan uitoefenen, ook als het een beheershandeling is. Als het gaat om vervanging van
terrasmeubelen van een restaurant, is er een manier om dat een beheershandeling te noemen? Dat is iets wat niet dagelijks
gebeurd. Stel het is jaarlijks, dat ze elk jaar die 6k uitgeven, maakt het dat het dan toch een beheershandeling kan zijn? Dat
hangt per vennootschap af. Als het bv elke keer zo is en ze dat elke keer regelen etc. Hier is veto, zelfs als het beheershandeling
is, betekent het dat anderen het niet mogen doen. Heeft interne gevolgen. M kan zeggen ik hoef niet voor lasten te dragen,
want ik heb nee gezegd. Als je zegt financiële gevolgen komen voor K en L… Het is niet zo dat in interne verhoudingen die 2 die
het hebben gekocht, moeten betalen voor de verbintenis. Ze hebben zichzelf niet verbonden. Je kunt zeggen dat het voor
rekening van K en L komt, maar dan zijn de meubels voor hen. Stel de meubels zijn gebrekkig. Zijn ze dan aansprakelijk voor de
schade? K en L hebben de meubels gekocht op naam van de vof en staan er bij restaurant en klanten krijgen schade
(ondeugdelijk). Wat nu? Is ook M nu aansprakelijk? Ja. We hebben hier aansprakelijk ogv od. Arrest Kleuterschool/Babbel->
Handelingen die in het maatschappelijk verkeer zijn toe te rekenen aan de vof. Aansprakelijkheid vof: artikel 18 WvK. M is ook
aansprakelijk ogv 18 WvK. Alle vennoten zijn ogv 18 WvK aansprakelijk. Dus M is ook hoofdelijk aansprakelijk, wel is de vraag of
zij zou kunnen disculperen. Daarover kun je discussie voeren. Want als de vof wordt aangesproken heeft hij samenlopende
vorderingen, hij kan dan vof aanspreken en vennoten. Ze gaan eerst het vermogen aanspreken en dan naar vennoten. Kan M
dan persoonlijk verweer voeren obv jurisprudentie? Vof kan verweren van de vof voeren, ieder vennoot kan dat doen. Ieder van
de vennoten kan zijn eigen persoonlijke verweren voeren. M kan dan verweer voeren, wat moet ze dan doen? Is het voldoende
dat ze zegt ik wou die spullen niet kopen? Nee, waarschijnlijk niet. Artikel 18 WvK gaat hier ver. Je kunt niet gemakkelijk
disculperen. Ze moet aantoonbaar laten zien dat ze die spullen achter slot en grendel heeft gezet. M zou dan echt hebben
moeten gedaan om die schade te hebben voorkomen. Dan kan ze misschien afstand ervan doen (dus uit de aansprakelijkheid
komen). M kan het in dit geval niet. ze kan alleen zeggen dat ze in interne verhoudingen, deze schade komt niet voor rekening
voor mij, voor K en L ligt draagplicht gaat ze dan zeggen. Dus dat ze wel extern verbonden is (dus wel betaald aan klant), maar
dat ze dan verhaal heeft op K en L.

Toevoeging: M kan zich verzetten, ze moet bevoegdheden met redelijkheid en billijkheid uitoefenen. Als M vaak dwars zit, kan
het in strijd zijn met red en bil. Dat zou een grond kunnen zijn voor een uitstoot.

Extern:
Deze begint bij K en L, zij kopen de spullen. Mogen ze dat? Ja, artikel 17 WvK. Ze kunnen ieder de vp vertegenwoordigen. Een
vennoot kan zijn uitgesloten van vertegenwoordiging. Als het niet ….. ogv 17 lid 2 WvK. Je kunt ook afspreken dat ze alleen
gezamenlijk bevoegd zin om te handelen. Die beperkingen die mogelijkheid tot opleggen van externe beperkingen is ruimer dan

,bv en nv recht. Je kunt hier zeggen het kan niet tot bepaald bedrag bv, en als je dat inschrijft in handelsregister, dan kan het ook
extern. Beheers- en beschikkingshandelingen spelen alleen intern een rol.
Bij maatschap aangenomen dat je bij beheershandelingen wel volmacht nodig hebt, bij vof niet?? Dus andersom.
Nemen we hier even aan dat hier niets bijzonders is geregeld. Dat alle mensen gewoon vertegenwoordigingsbevoegd zijn. M is
hoofdelijk verbonden.

Stel: M had Pierre ingelicht dat ze niet wou. De vof is hier geldig vertegenwoordigd, dus je komt niet toe aan schijn van
volmacht. Je kunt wel zeggen dat Pierre niet te goede trouw was, omdat hij wist dat hij niet te goede trouw was. In strijd met
redelijkheid en bilijkheid als P zich op bescherming op handelsregister omdat hij wist dat intern niet goed was omdat M niet
akkoord gaf.

***
Sinds medio 2018 loopt de omzet van La Casserole VOF dramatisch terug. Het blijkt dat de toegenomen concurrentie van het
nabijgelegen restaurant Cataplana niet erg onschuldig is: Cataplana, uitgeoefend in de rechtsvorm van een CV, blijkt zich in 2018
toegang te hebben verschaft tot de klantgegevens van La Casserole VOF, op zodanige wijze dat sprake is van onrechtmatig
gebruik van bedrijfsgeheimen. Cataplana CV heeft blijkens het handelsregister twee beherend vennoten (Ix en IJ) en één
commanditair vennoot (Zet). Zet is juridisch eigenaar van het bedrijfspand van Cataplana CV, hetgeen uiteraard zichtbaar is in
het kadaster. IJ is per 1 augustus 2019 Qu opgevolgd als vennoot.

Vraag 2
Jegens wie kan La Casserole VOF vorderingen instellen tot verhaal van de door het onrechtmatige handelen veroorzaakte
schade?

Les:
Zie hierboven ook.
Het gaat om een od vordering. Wie stelt de vordering in namens de vof tegen de cv? 1 van de 3 obv artikel 17 WvK. Iedereen is
vertegenwoordigingsbevoegd. Het gaat hier om ongeoorloofde concurrentie. De cv wordt aangesproken. Arrest
Kleuterschool/Babbel. Dit gaat om gedragingen die in maatschappelijk verkeer moeten gelden toegerekend worden aan de cv.
Het is in maatschappelijk verkeer toe te rekenen aan cv. Er moet sprake zijn van handelen in context van een onderneming.
Artikel 6:170… Hier is sprake van een cv. Werknemer is dus geen ondergeschikte. We hebben hier geen ondergeschikte. Cv kan
een od plegen jegens de vof.

Het antwoord: iedereen behalve de commanditaire vennoot niet. Dus X, IJ, Q en de cv zelf. Je kunt dus vordering instellen jegens
cv als jegens de beherende vennoten. Waarom ook tegen Q (want die is uitgetreden). Je blijft ook aansprakelijk na uittreding obv
artikel 18 WvK jo. 19 lid 2. Dus alle beherende vennoten aansprakelijk. De commandite is niet aansprakelijk want artikel 19 lid 2
WvK. (20 lid 3 gaat over de draagplicht. Artikel 21 gaat over als hij het overtreedt, bestuursverbod, 21 gaat erover wanneer wel
de commandite). Q blijft aansprakelijk. Iedereen aansprakelijk ogv 18 WvK, behalve Z. Cv is zelf ook aansprakelijk, ze kunnen
verhalen op activa van de cv. Als verhaalsobject nemen we aan dat cv een afgescheiden vermogen heeft. Term afscheiden
vermogen gaat meer over de vraag of er een prioriteit is waarop je je verhaalt. Dus dat gaat over verhaalshiërarchie. Gaat over
de vraag wie als eerst komt. Omvang van afgescheiden vermogen is voor de ondernemer wel duidelijk. Dus die cv is gewoon een
restaurant, met een inboedel, bankrekening etc, alles valt onder afgescheiden vermogen. Zaaksschuldeisers hebben eerst
verhaal op het vermogen. Privé vermogen schuldeisers moeten wachten tot zaakschuldeisers zich hebben verhaald.
Waarom zou je adviseren dat vof produceert tegen ieder der vennoten en tegen de cv zelf? Om verhaal te kunnen nemen op
ieder van de vennoten, dus ook op het privé vermogen. (natuurlijk ook afgescheiden vermogen). Ieder van vennoten kunnen
naast alle verweren van de cv zelf ook zijn persoonlijke verweren voeren. De persoonlijke verweren van ieder kunnen niet door
de cv worden gevoerd. Daarom wordt aangeraden om bij een ieder de vordering in te stellen. Je gaat dus cv en de vennoten
aanspraken. En dus niet alleen de cv. Uitgetreden vennoot ook aansprakelijk. En de toegetreden vennoot is ook aansprakelijk, zij
zijn ook gebonden ogv Carlande arrest en artikel 18 WvK. X is toegetreden, schade is eerder ontstaan, maar X is gewoon
aansprakelijk daarvoor.

Wat als je een maatschap was geweest, was dan ook de recent toegetreden vennoot aansprakelijk geweest? HR heeft in
Carlande verwezen naar Biek Holdings ofso. Hij zei daar in r.o. 3.4.7. Bij een maatschap de later toegetreden vennoot niet
aansprakelijk wordt voor verplichtingen van de maatschap, anders dan bij de vof en de cv! Hier is wel discussie over. Met name
deze discussie is dat in ondernemingsrecht niemand dan HR en AG het terecht vindt dat een opvolgend vennoot aansprakelijk is.
Wat HR in Carlande heeft gedaan was een shock. Bij Biek ging het om een overeenkomst van opdracht. Bij maatschap heb je niet
volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Hoewel je uit 3.4.7. wat anders kunt afleiden dat hij denkt dat het bij maatschap de opvolgend vennoot niet worden zou zijn,
eigenlijk niet juist kan zijn. Carlande was rare uitkomst volgens velen. Dus er is een discussie en dat moeten we weten en je
moet het kunnen vinden in Carlande en Biek en als je positie kan innemen wat er moeilijk aan is.

Opvolging: wat is een opvolging in een pv. Het kan automatisch of met een handeling. Automatisch: als je komt te overlijden,
dan gaat je familielid jou opvolgen.

,Je kunt in je overeenkomst afspreken dat Q en X samen mogen afspreken, maar dat is niet heel waarschijnlijk. Want bij
opvolging is het niet meer dan een toe en een uittreding.

Vraag 3
Hoe dient naar uw mening te worden bepaald voor wiens rekening deze schadeclaim dient te komen?

Les:
We hebben dus de od. Procedure is gevoerd tegen de cv zelf, en tegen vennoten. Ze zijn door rechter aansprakelijk gesteld. Wie
is hier nu draagplichtig?

Dit is onrechtmatig handelen, wie heeft dit gedaan? Dat je hoofdelijk aansprakelijkheid hebt, wil niet zeggen dat het voor
gezamenlijk rekening komt. Als het onrechtmatig handelen is van Q die er net toevallig uit is, dan zou draagplicht bij Q bv
kunnen liggen, dat kan je dan zeggen. Maar stel je kunt niet vast stellen dat ze het samen hebben gedaan, waar ga je dan naar
kijken? Draagplichtig is in ieder geval de beherende vennoot B (ix). Andere hoeft niet verder dan inleg. Wat kan Q doen?
Verhalen op de cv. Waarom kan hij het verhalen op de cv? Is deze od ergens meegenomen in de afrekening of is er niet
meegenomen in de afrekening? Wat gebeurt er als Q uittreedt. Je bepaalt dan zin uittreedvergoeding en dan maak je een
afrekening. In dit geval is er sprake van een od, schadeclaim die pas later wordt ingediend en is waarschijnlijk bij afrekening niet
meegenomen en hij heeft daarom waarschijnlijk een hogere uittreedvergoeding gekregen. Het hangt ervan af wat er is
afgesproken bij zijn uittreding. Wat is redelijke uitleg bij uittreding. Moest er nou bij Q worden verrekend, dan kom je bij de
vraag over interpretatie. Hier zou je zeggen ik hoop dat deze mensen bij het uittreden een zodanige afspraak hebben gemaakt
dat ook Q als hij later wordt aangesproken moet betalen ofzo. Het hangt ervan af wat je afspreekt. Je kunt ook zeggen Q heeft
hoge uittredingsvergoeding gehad, dus hij moet terugbetalen. Het hangt ervan af wat je hebt afgesproken. Dus er is geen
eenduidig antwoord. Je kunt ook zeggen dat IJ evengoed draagplichtig is, ligt er gewoon aan wat je afspreekt.


Werkcollege week 4 - Casus 4 Vennootschappen en rechtspersonen 2019-2020 (Bonus)

Casus M&N Next
Het internationale en succesvolle kledingconcern Manfred & Noor (M&N) heeft recent milieudoelstellingen geformuleerd en
heeft in dat kader in Recycle Your Fabrics BV (RYF), een kleine start-up uit Barneveld een partner gevonden om gezamenlijk
onder een nieuw label, te noemen M&N Next, een duurzaam kledingmerk ontwikkelen.
U wordt benaderd door Richard en Ysa, de bestuurders van RYF, als advocaat om te assisteren bij de uitwerking van de
afspraken over de op te zetten joint venture. Richard en Ysa overleggen u een document waarin de met M&N overeengekomen
principeafspraken al zijn vastgelegd.

1. Opgericht wordt een Nederlandse holding BV (M&N Nxt Holding) waarin M&N 80% van de aandelen en RYF 20% van de
aandelen zal houden. M&N Nxt Holding BV wordt op haar beurt 100% aandeelhouder van de op te richten
werkmaatschappijen M&N Sustainable Future BV en RYF Nxt BV. Het geplaatst kapitaal van elk van de vennootschappen zal
worden volgestort in contanten.
2. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd op een fabriekslocatie in de nabijheid van de opslagloods van RYF, waarvoor
op 1 januari 2019 door Richard namens M&N Next BV i.o. een huurovereenkomst is aangegaan.
3. Met R-bank zal onmiddellijk na oprichting een leningsovereenkomst worden aangegaan, waarbij alle op te richten
vennootschappen partij dienen te worden.
4. Het bestuur van M&N Next Holding bestaat uit drie personen, te weten Youssef en Nadia als bestuurders A, afkomstig van
M&N, en Helena als bestuurder B, afkomstig van RYF. Het is de bedoeling dat ook in de toekomst steeds M&N zal kunnen
bepalen wie bestuurders A worden en RYF wie de bestuurder B wordt.
5. Youssef en Nadia zullen tevens het bestuur vormen van M&N Sustainable FutureBV, en Ysa wordt enig bestuurder van RYF
Nxt BV. Ook hier is de bedoeling dat M&N ook voortaan zal kunnen bepalen wie bestuurder wordt van M&N Sustainable
Future BV en dat RYF zal kunnen bepalen wie bestuurder wordt van RYF Nxt BV.
6. Er zal bij de holding een raad van commissarissen worden ingesteld, bestaande uit één commissaris te benoemen door RYF,
met in het bijzonder de taak om de naleving van de duurzaamheidsdoelstellingen te bewaken.

Vraag 1. Oprichting
a. Hoe gaat de oprichting van de structuur in zijn werk?

De oprichting van een Nederlandse Holding BV moet ook voldoen aan drie oprichtingsvereisten van de (gewone) BV op
grond van artikel 2:175 lid 2 BW. De drie vereisten die artikel 2:175 BW stelt zijn een oprichtingshandeling, notariële akte
en deelname in het kapitaal door een of meer personen.



1. Oprichtingshandeling

,Een oprichtingshandeling is een rechtshandeling van beiden partijen. Een wilsgebrek of het ontbreken van wil bij een
oprichter kan dus leiden tot nietigheid of vernietigbaarheid van diens oprichtingshandeling. Deze oprichtingshandeling dient
wel te worden vastgesteld in een notariële akte.

2. Notariële akte
De wet eist dat de oprichting van een BV bij notariële akte geschiedt. De akte moet verleden worden in de Nederlandse taal
(artikel 2:176 BW). De oprichters moeten in persoon voor de notaris verschijnen of zich krachtens schriftelijke volmacht
laten vertegenwoordigen. De akte van oprichting bevat de ‘statuten’ van de vennootschap, dat wil zeggen de bepalingen
waardoor de vennootschap volgens de verklaring van de comparanten, zal worden ‘geregeerd’.

Voor iedere BV zal een oprichtingsakte verstrekt moeten worden.

Volgens gebruikelijke indeling bevat de oprichtingsakte achtereenvolgens:
1. De verklaring van de comparant (oprichter(s)) dat een BV wil oprichten.

2. De statuten. De moeten ten minste bevatten:
 De naam, de zetel en het doel van de vennootschap (art. 2:177 BW). De naam begint of eindigt met de woorden
‘Besloten Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’, hetzij voluit uitgeschreven of afgekort. De zetel moet in
Nederland gelegen zijn (art. 2:177 BW lid 3 BW). Door de incorporatieleer, want doordat het opgericht is naar
Nederlands recht wordt de zetel in Nederland verschaft.
 Het bedrag van ieder aandeel (dat wil zeggen de ‘nominale’ waarde’ van het aandeel). Als er verschillende soorten
aandelen zijn moet het bedrag per aandeel voor elke soort vermeld worden (art. 2:178 BW). Bij een BV kunnen
aandelen niet enkel in soorten worden onderverdeel, maar kunnen ze ook een bepaalde aanduiding krijgen. Bij de BV
kan vervolgens voor een maatschappelijk kapitaal worden gekozen maar sinds 1 oktober 2012 is een maatschappelijk
kapitaal voor een BV niet langer verplicht.
 De wijze waarop in de bestuurstaak wordt voorzien in geval van belet (‘verhindering’) of ontstentenis (‘ontbreken’) van
bestuurders (art. 2:244 lid 4, art. 2:11 lid 7 BW). Dit geldt ook voor commissarissen in een BV (art. 2:252 lid 4 BW).

3. Het slot van de akte vermeldt het bij de oprichting geplaatste en gestorte kapitaal, een en ander gespecificeerd naar de
soort aandelen (art. 2:178 BW) en de nemers en met vermelding van de in art. 2:196 lid 2 BW bedoelde gegevens van de
nemers. Het totale geplaatste kapitaal moet bij een NV ten minste 20% van het maatschappelijk kapitaal zijn en op ieder
aandeel moet ten minste 25% worden gestort. Bij een BV kan de storting geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld zonder
minimum stortingsverplichting.

4. Enige additionele vermeldingen waaronder de aanvaarding van gedane stortingen (art. 2:203 lid 4 BW), de namen van
de eerste bestuurders (art. 2:242 BW) en eventueel de namen van de eerste commissarissen (art. 2:252 BW).

De akte moet worden getekend door iedere oprichter en door ieder die blijkens de akte een of meer aandelen neemt (art.
2:175 lid 2 slot BW). Kortom moeten Rychard en Ysa deze akte ondertekenen als oprichters van de Holding BV. Vervolgens
bestaat het bestuur van M&N Next Holding uit drie personen, te weten Youssef en Nadia als bestuurders A, afkomstig van
M&N, en Helena als bestuurder B, afkomstig van RYF. Deze zullen de akte ook moeten ondertekenen.

3. Deelname in het kapitaal door een of meer personen
Meestal neemt de oprichter zelf deel in het kapitaal maar dat hoeft niet. Zij die bij de oprichting aandelen nemen moeten,
evenals de oprichter, de akte van oprichting tekenen. Zij zijn dan ook partij bij de akte. In casu is hier ook sprake van, want
M&N en RYF nemen 80% respectievelijk 20% van de aandelen in de Holding BV.

Deze stappen zullen dus doorlopen worden op de Holding BV op te richten, vervolgens zal in de statuten vermeldt staan
dat het doel van de BV is om als moedermaatschappij ofwel Holdingmaatschappij op te treden voor de twee
werkmaatschappijen. Deze kunnen dan geïntegreerd worden in de holdingstructuur. Opgemerkt dient wel worden dat voor
iedere BV een oprichtingsakte moet worden verstrekt.

Het makkelijkste voor de twee werkmaatschappijen is dat de Holding BV, de twee werkmaatschappijen opricht en deze in
de Holding inbrengt.

Echter het is ook weleens dat eerst de werkmaatschappijen worden opgericht, voordat de Holding BV bestaat? Dan worden
de twee werkmaatschappijen ingebracht in de holding via een aandelenoverdracht.

Waarom de JV-overeenkomst niet in de statuten?
De vraag is dan of de regeling in de statuten of de aandeelhoudersovereenkomst moet worden geregeld.
Dit komt doordat de personen soms de behoefte hebben om niet alles in de statuten openbaar te maken, want iedereen
kan deze statuten inzien. Ook een argument is voor het taal vereiste, dat hierdoor verschillen kan ontstaan.

, Karakter van de principeafspraken?
Het is niet nodig als je een overeenkomst sluit dat je gaat samenwerken. Een intentieverklaring is niet bindend voor de
oprichting van de BV. Een registratie van de intentieverklaring heeft een fiscaal motief, want dan kan de BV in oprichting
wel als fiscaal vennootschapsbelasting verschuldigd aan. Het belangrijkste is om te onthouden dat deze intentieverklaring
niet de oprichting aantast. Kortom de intentieverklaring is geen geldige titel voor de oprichting.

De volgende stap wat aan te raden is voor de Holding BV is inschrijving in het Handelsregister door de bestuurders op
grond van artikel 2:180 BW jo. Art. 5 Hregb. Hierdoor is de BV geen BV i.o. (in oprichting) meer maar een volwaardige BV
Holding. Echter het is wel van belang te begrijpen dat na het tekenen van de notariële (oprichtings)akte de rechtspersoon
rechtspersoonlijkheid kent. Dus niet zoals in andere landen wanneer de rechtspersoonlijkheid ontstaat na inschrijving in
het handelsregister.

b. U wijst Richard en Ysa op de bijzondere aansprakelijkheidsrisico’s die met betrekking tot de reeds ondertekende
huurovereenkomst en de te sluiten leningsovereenkomst met de R- bank kunnen ontstaan rondom de
oprichtingshandeling. Welke risico’s betreffen dit en wat adviseert u hen?

Gronden voor aansprakelijkheid 2:180 lid 2 BW, 2:203 lid 2 + lid 3 BW, 6:162 BW (OD). Artikel 2:9 BW.

De huurovereenkomst is door Richard aangegaan, waardoor op grond van artikel 2:203 lid 2 BW Richard hoofdelijk
aansprakelijk is voor de overeenkomst. Er blijkt namelijk niet uit de casu of de overeenkomst is bekrachtigd door de BV.
Richard kan bepalen in de overeenkomst dat hij het namens de BV i.o. de overeenkomst aangaat en dat hij niet gebonden is
aan de overeenkomst als de BV i.o. het niet bekrachtigd. Een andere manier om onder de hoofdelijke aansprakelijkheid uit
te komen is om de BV (ieder) zelf mee te laten tekenen bij de huurovereenkomst.

Als na de oprichting van de BV de overeenkomst wordt bekrachtigd, dan komt er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand
tussen de BV en de verhuurder. Echter hier zijn wel uitzonderingen op grond van artikel 2:203 lid 3 BW, want Richard kan
ook aansprakelijk zijn als de BV niet bekrachtigd. Dus Richard kan nog aansprakelijk gesteld worden als de BV niet nakomt
van de huurovereenkomst en dit niet kan weerleggen als handelend persoon.

Artikel 2:203 lid 3 BW:
Indien de vennootschap haar verplichtingen uit de bekrachtigde rechtshandeling niet nakomt, zijn degenen die namens de
op te richten vennootschap handelden hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de derde dientengevolge lijdt, indien zij
wisten of redelijkerwijs konden weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, onverminderd de
aansprakelijkheid terzake van de bestuurders wegens de bekrachtiging. De wetenschap dat de vennootschap haar
verplichtingen niet zou kunnen nakomen, wordt vermoed aanwezig te zijn, wanneer de vennootschap binnen een jaar na de
oprichting in staat van faillissement wordt verklaard.

Vervolgens kunnen de bestuurders, als ze de bekrachtiging doen van de rechtshandeling namens de BV en de bestuurders
wisten dat de BV niet kan nakomen. Dan kunnen de bestuurders/oprichters hoofdelijk worden aangesproken op basis van
onrechtmatige daad (HR Ontvangers/Roelofsen). Ook op basis van artikel 2:9 BW kan ook een aansprakelijkheid jegens de
bestuurders ontstaan, want iets bekrachtigen terwijl je weet dat de BV niet kan nakomen is ook in strijd met redelijkheid en
billijkheid.

Welke vennootschap kan bekrachtigen, art. 2.203 BW?
Het komt namelijk heel vaak voor dat na de oprichting de naam van de vennootschap of de structuur wijzigt. Dan is
natuurlijk de vraag wie bekrachtigd? Stel nu M&N Sustainable bekrachtigd dan kan de verhuurder zeggen dat er geen
rechtshandeling tot stand komen, want dit was niet zijn wederpartij. Er is dus niet voldaan aan het identiteitsvereiste van de
overeenkomst, want er is niet duidelijk met wie de overeenkomst wordt afgesloten. Hierdoor kan de verhuurder de
overeenkomst beëindigen. Het hangt dus af voor de verhuurder met welke contractspartij hij het contract sluit.
Kortom realiseer je dat de vraag is met welke BV i.o. je zaken doet, dat dit in feite is Haviltex. Kortom uit welke feiten en
uitingen je mag uitgaan welke BV er zou ontstaan. Dus beter om een overeenkomst af te sluiten waarbij je bepaalt dat de
bestuurders hoofdelijk verbonden zijn aan de overeenkomst.

Technisch gezien kan iedereen bekrachtigen, alleen kan de wederpartij dit tegengaan met het argument dat de wederpartij
niet op het oog had zaken te doen met deze BV (vennootschap).

Voor de leningsovereenkomst, ofwel kredietovereenkomst, is van belang dat de BV nog niet door de bestuurders zijn
ingeschreven in de Handelsregister. In beginsel geldt alleen dat alle rechtshandelingen die na inschrijving van de BV voor
rekening komen van de BV. Dus allen rechtshandelingen die tussen oprichting en inschrijving in handelsregister voor
rekening komen van de bestuurders. Kortom als de BV nog niet is ingeschreven in het Handelsregister dan zijn de
bestuurders hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 2:180 BW. Deze aansprakelijkheid van de leningsovereenkomst
vervalt dus niet na inschrijving in het Handelsregister. Men komt pas van deze aansprakelijkheid af als de rechtshandeling is
verjaard of de verplichting is voldaan.

, Het eerste wat ik zou adviseren is om te BV i.o. volledig in het handelsregister in te schrijven om deze persoonlijke
aansprakelijkheid te voorkomen voordat ze de rechtshandeling aangaan. Echter als deze rechtshandeling alleen kan
plaatsvinden als de BV nog in oprichting is en niet na inschrijving in het Handelsregister raad ik Richard en Ysa aan om op
grond van art. 2:203 lid 3 BW de rechtshandeling door de BV na haar oprichting uitdrukkelijk of stilzwijgend te bekrachtigen,
tenzij de BV niet wordt opgericht en de BV binnen 1 jaar failliet gaat.

Realiseer je wel dat na de oprichting van de BV de bestuurders vertegenwoordigingsbevoegd zijn op grond van artikel 2:240
BW.

Vraag 2. Benoeming en ontslag bestuurders
a. Hoe komt de benoeming van de eerste bestuurders van de op te richten vennootschappen tot stand?

De eerste bestuurders van de BV worden benoemd bij de akte van oprichting, artikel 2:242 BW. Latere bestuurders worden
in beginsel benoemd door de AVA, tenzij artikel 2:272 BW, de structuurregeling, verplicht of vrijwillig van toepassing is. De
benoeming geschiedt dan door de RvC.

b. In hoeverre kan worden tegemoetgekomen aan de wens dat ook in de toekomst M&N en RYF ieder hun ‘eigen’
bestuurders benoemen in de M&N Holding, respectievelijk de beide werkmaatschappijen? (Bespreek zowel de
mogelijkheden, als de beperkingen.)

Deze invoering van een bijzondere benoemingsbepaling is mogelijk bij de BV. De statuten van een gewone, niet structuur,
BV (uit casu blijkt niet dat het een structuurvennootschap betreft), kunnen sinds de invoering van de Flex-BV 2012 bepalen
dat de benoeming van bestuurders niet door de AVA maar door een vergadering van houders van aandelen van een
bepaalde soort of aanduiding geschiedt (zie art. 2:242 lid 1 BW). Daaraan kan met name behoefte bestaan in joint ventures
waarin elke partner rechtstreeks ‘eigen’ bestuurders wenst te benoemen.

Deze wijziging van de benoemingsbepaling is dus mogelijk maar moet wel bij de BV geschieden met instemming van alle
stemgerechtigden in de AVA (art. 2:228 lid 4 BW). De beperking hiervan is dat iedereen stemgerechtigde aandeelhouder
van de BV kunnen deelnemen aan de besluitvorming over de benoeming van ten minste één bestuurder.

Opgemerkt dient te worden dat het orgaan dat bevoegd is bestuurders te benoemen heeft het recht deze te allen tijde weer
te ontslaan of te schorsen, art. 2:244 BW.

Hoe kun je dit systeem in stand houden?
Dit kan door middel van een bindende voordracht artikel 2:243 BW. Een probleem is dat je deze voordracht niet bindend kan
krijgen. Dus moeilijk om op dit lagere niveau het systeem tot stand te brengen. Het punt is dat je het binnen M&N Nxt
Holding BV het kan regelen maar niet op het lagere niveau van de werkmaatschappijen. Deze zijn namelijk afhankelijk van
de Holding.

Op grond van artikel 2:139 lid 4 jo. 2:189a BW kan via een instructiebevoegdheid ook het systeem tot stand blijven voor
welke bestuurders benoemd worden. Dus aandeelhouders van bepaalde soort kunnen instructies geven ten aanzien van de
benoeming van bestuurders op het lagere niveau. Dit moet wel in de statuten worden bepaald.

c. De afspraken bevatten geen bepaling over ontslag van bestuurders. Wat adviseert u op dit punt aan Richard en Ysa?

In beginsel is het orgaan wat bevoegd is tot benoeming ook bevoegd is tot ontslag van de bestuurders op grond van artikel
2:244 BW.

Vraag 3. Raad van commissarissen
U signaleert dat de afspraak over de RvC wat afwijkend is. Richard en Ysa vertellen u desgevraagd dat de instelling van de raad
van commissarissen op hun verzoek in de afspraken is terecht gekomen. Omdat M&N op het gebied van duurzaamheid geen
goede naam heeft, willen zij dat een door hen aan te wijzen onafhankelijke partij controleert of het bestuur van de holding en
M&N Sustainable Future BV zich ook daadwerkelijk in de uitvoering van de werkzaamheden aan de
duurzaamheidsdoelstellingen houden. De bedoeling van Richard en Ysa is ook dat deze commissaris bindende aanwijzingen kan
geven aan het bestuur. Hoe oordeelt u over de geschiktheid van deze oplossing in het licht van deze bedoeling?

De verhouding van de RvC kan worden aangemerkt als opdracht in de zin van art. 7:400 BW. De verhouding van de RvC tot de
vennootschap is dus een contractuele. In beginsel worden de commissarissen benoemd door de AVA, art. 2:252 BW. Bij de BV
kunnen de statuten bepalen dat een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding
commissarissen kunnen benoemen. Voorwaarde is dat iedere aandeelhouder met stemrecht kan deelnemen aan de
besluitvorming inzake de benoeming van tenminste een commissaris, art. 2:252 lid 1 BW. Eventueel kan in de statuten worden

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mik-g. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

54879 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28  3x  sold
  • (2)
Add to cart
Added