DEEL 1: SOCIAAL-AGOGISCH HANDELEN ALS WETENSCHAPPELIJKE DISCIPLINE................................................4
HOOFDSTUK 1: DEFINITIE EN KENMERKEN VAN HET SOCIAAL-AGOGISCH HANDELEN..............................................................4
Definiëren wat agogiek is..................................................................................................................................4
De kenmerken van agogie (=sociaal-agogisch handelen) benoemen en toelichten.........................................4
Het begrip ‘psychosociale verandering’ en ‘psychosociaal functioneren’ verduidelijken en illustreren met
een voorbeeld....................................................................................................................................................4
Het verband leggen tussen de niveaus van psychosociaal functioneren en het micro-, meso en
macroniveau; en dit illustreren met eigen voorbeelden...................................................................................6
Het onderscheid maken tussen incidentele en structurele verandering en dit uitleggen.................................6
De vanzelfsprekendheid van situaties als vijand van verandering kunnen uitleggen en aanwijzen wat
daarbij de verantwoordelijkheid van de agoog is.............................................................................................7
Toelichten wat procesgericht veranderen is.....................................................................................................7
DEEL 2: GROEPSDYNAMICA............................................................................................................................ 8
HOOFDSTUK 2: GROEPSDYNAMICA ALS VAKGEBIED........................................................................................................8
Argumenteren waarom kennis van groepsdynamica noodzakelijk is voor een sociaal-agogisch werker (zie
inleiding deel 2).................................................................................................................................................8
Definiëren wat groepsdynamica is....................................................................................................................8
Uitleggen dat de groep een verbindende schakel vormt tussen individu en maatschappij.............................8
Uitleggen dat een groep een positieve en een negatieve kracht kan hebben en dit illustreren met een eigen
voorbeeld..........................................................................................................................................................8
Het onderscheid tussen groepstaak en groepsproces uitleggen......................................................................9
De elementen van de taakstructuur en de elementen van de processtructuur opnoemen..............................9
De groepstaak en het groepsproces in een casus herkennen en aanwijzen...................................................10
HOOFDSTUK 3: DEFINITIE VAN DE GROEP EN SOORTEN GROEPEN....................................................................................11
Benoemen dat een directe contactsituatie en groepsbewustzijn kenmerken zijn van een groep..................11
Het onderscheid maken en verduidelijken tussen:..........................................................................................13
De parallellen opsommen tussen de sleutelwoorden en begrippenparen in de tekst volgens de opdeling in
taak en proces (schema p.70 van tekst Remmerswaal)..................................................................................13
HOOFDSTUK 4: GROEPSONTWIKKELING EN GROEPSONTWIKKELINGSMODELLEN..................................................................14
De determinanten van groepsvorming benoemen en toelichten...................................................................14
De wetmatigheden van groepsontwikkeling benoemen en toelichten...........................................................15
De eigenheid van een lineair model van groepsontwikkeling beschrijven.....................................................15
Het groepsontwikkelingsmodel van Remmerswaal beschrijven en de specifieke kenmerken van elke fase
toelichten........................................................................................................................................................16
De verschillende fasen van groepsontwikkeling in een casus herkennen en aanwijzen.................................17
HOOFDSTUK 5: GROEPSCOHESIE, GROEPSNORMEN EN GROEPSROLLEN.............................................................................18
Voor groepscohesie:........................................................................................................................................18
Definiëren wat groepscohesie is en waarom het belangrijk is voor het functioneren van een groep............18
Toelichten hoe groepscohesie ontstaat en uitleggen hoe het werkt..............................................................18
Toelichten dat groepscohesie een multi-dimensioneel verschijnsel is, dat eenheid en aantrekkingskracht
daarin hoofdfactoren zijn en dat de cohesie ervaren wordt binnen drie relaties in de groep........................19
Uitleggen wat te weinig of te veel cohesie in een groep betekent.................................................................20
Voor groepsnormen:.......................................................................................................................................20
Definiëren wat groepsnormen zijn en de kenmerken ervan beschrijven........................................................20
Het onderscheid tussen expliciete en impliciete normen maken....................................................................20
De functie van groepsnormen voor de groep opnoemen en verduidelijken...................................................20
Uitleggen wat conformiteit aan groepsnormen betekent, waarom het belangrijk is en wat er gebeurt als
men afwijkt van de groepsnorm.....................................................................................................................21
Uitleggen wat er bedoeld wordt met het evenwicht tussen strikte toepassing van de groepsnorm en
individuele speelruimte in groepen.................................................................................................................21
De vier factoren opnoemen en uitleggen die dit evenwicht bepalen.............................................................21
Beschrijven wat groepsdruk is en welke effecten het heeft............................................................................21
Redenen geven waarom groepsleden conformeren aan de groepsnorm.......................................................21
Het verband tussen groepsnormen, groepsdruk en groepscohesie beschrijven.............................................21
Voor groepsrollen:...........................................................................................................................................22
Definiëren wat een groepsrol is en de kenmerken ervan beschrijven. ..........................................................22
De verschillende groepsrollen benoemen, toelichten en de bijpassende gedragingen beschrijven:..............22
Uitleggen wat de betekenis is van een dysfunctionele groepsrol...................................................................22
De functie van een groepsrol voor de groep en voor een groepslid toelichten..............................................22
Het begrip roldifferentiatie toelichten............................................................................................................23
Uitleggen hoe groepsrollen werken (dubbele dynamiek) en wat rolzuiging is...............................................23
Het ontstaan en de ontwikkeling van groepsrollen toelichten.......................................................................23
De groepscohesie, groepsnormen en groepsrollen in een casus herkennen en aanwijzen............................23
HOOFDSTUK 6: HET ZONEBOKMECHANISME EN PESTEN................................................................................................24
De dubbele dynamiek van roltoewijzing beschrijven......................................................................................24
Beschrijven en uitleggen wat rolfixatie is.......................................................................................................24
De zondebok als een aparte vorm van rolfixatie beschrijven.........................................................................24
Uitleggen wat het zondebokmechanisme is (de bijzondere rol in de groep) en hoe het werkt......................24
Het fenomeen pesten uitleggen als een voorbeeld van zondebokmechanisme.............................................24
Het groepselement als belangrijke factor bij pesten toelichten......................................................................25
Uitleggen wat een sociometrische positie is...................................................................................................25
De vijf sociometrische posities bij kinderen benoemen en ze relateren aan het risico op de rol van
zondebok.........................................................................................................................................................25
Individuele kenmerken, groepskenmerken, de groepsleiding en het gezin als bepalende factoren bij het
zondebokmechanisme opnoemen en toelichten.............................................................................................25
Uiteenzetten wat de hypothese van Lippitt en White is..................................................................................25
Het zondebokfenomeen herkennen en aanwijzen in een casus......................................................................25
HOOFDSTUK 7: DE ROOS VAN LEARY........................................................................................................................26
Uitleggen wat de Roos van Leary is en wat het uitgangspunt is....................................................................26
Uitleggen hoe de Roos van Leary is opgebouwd............................................................................................26
De acht sectoren (gedragsvormen) van de Roos van Leary opnoemen en bij elke sector het karakteristieke
gedrag schetsen. Hier voorbeelden kunnen van geven..................................................................................26
Verduidelijken dat iedereen elke sector kan innemen, afhankelijk van de context waarin men zich bevindt.
........................................................................................................................................................................27
Verduidelijken wat de kwaliteiten en valkuilen zijn in de Roos van Leary en dit toepassen op een casus.....27
Het b................................................................................................................................................................27
Betrekkingsniveau in de Roos van Leary verklaren en de relatiedefinitie beschrijven die uit elke sector
voortvloeit. Dit toepassen op een casus.........................................................................................................27
De drie algemene principes van ‘gedrag roept gedrag op’ uitleggen............................................................27
De vier complementaire patronen in de Roos van Leary opnoemen en uitleggen.........................................27
DEEL 3: SOCIALE PSYCHOLOGIE..................................................................................................................... 28
HOOFSTUK 8: SOCIALE BEÏNVLOEDING EN COGNITIEVE DISSONANTIE...............................................................................28
Verduidelijken wat de discipline van de ‘sociale psychologie’ inhoudt...........................................................28
Het continuüm van sociale beïnvloeding tekenen en uitleggen......................................................................28
Het automatisch karakter van sociale beïnvloeding verduidelijken................................................................28
Het kameleoneffect als illustratie van sociale beïnvloeding verduidelijken....................................................28
Het begrip conformisme definiëren en toelichten...........................................................................................30
Het nut en het risico van conformisme verduidelijken....................................................................................30
Het experiment van Sherif beschrijven en verklaren.......................................................................................30
Het lijnexperiment van Ash beschrijven en verklaren.....................................................................................30
De experimenten van Sherif en Asch met elkaar vergelijken en ze linken aan de vormen van conformisme.31
Uitleggen waarom iemand conformeert........................................................................................................31
De twee types van conformiteit benoemen. Ze van elkaar onderscheiden door uit te leggen welke soort
beïnvloeding er is............................................................................................................................................31
De twee motieven voor weerstand tegen groepsdruk benoemen en omschrijven.........................................31
Uitleggen wat innovatie of minderheidsinvloed is..........................................................................................32
De sleutelaspecten om als minderheid invloed te kunnen uitoefenen op een meerderheid, omschrijven.....32
Het experiment van Moscovici en anderen omschrijven en uitleggen...........................................................32
Uitleggen wat het eigenzinnigheidkrediet van Hollander inhoudt.................................................................32
Weergeven wat de effecten op de groep zijn van een (poging tot) beïnvloeding door een minderheid........32
Een eigen voorbeeld geven waarin de verschillende vormen van sociale beïnvloeding merkbaar zijn..........33
De cognitieve dissonantietheorie uitleggen en deze theorie illustreren met een eigen voorbeeld................33
Het dollarexperiment en het experiment van Brehm uitleggen en beide experimenten verbinden met de
theorie van Festinger.......................................................................................................................................33
Het verband uit tussen onderstaande uitdrukkingen en de theorie van Festinger uitleggen:.......................35
De begrippen ‘publiek conformisme, privaat conformisme en cognitieve dissonantie’ met elkaar verbinden.
........................................................................................................................................................................35
De geziene inhouden uit de voorgaande doelen herkennen of toepassen in een gegeven voorbeeld...........35
HOOFDSTUK 9: GRENZELOZE GEHOORZAAMHEID.........................................................................................................36
Gehoorzaamheid als vorm van sociale beïnvloeding beschrijven...................................................................36
Uitleggen wat gehoorzaamheid is..................................................................................................................36
Verduidelijken dat gehoorzaamheid als nood, deugd of zonde beschouwd kan worden...............................36
Het verschil verduidelijken en uitleggen tussen gezag zonder dwang en gezag met dwang.........................36
De verschillende onderdelen van het experiment van Milgram beschrijven, toelichten en de betekenis ervan
duiden:............................................................................................................................................................36
Verklaren waarom de fysieke nabijheid van de leerling een invloed heeft op de gehoorzaamheid. Deze
factoren opnoemen en uitleggen....................................................................................................................39
Verklaren wat er zorgt voor de grote mate van gehoorzaamheid. Deze factoren opnoemen en uitleggen.. 39
Het verband tussen de cognitieve dissonantietheorie en het experiment van Milgram uitleggen en
verduidelijken (wijzigingen in het denken)......................................................................................................40
‘De banaliteit van het kwaad’ van Hannah Arendt uitleggen........................................................................40
Beschrijven en uitleggen waarom het experiment van Milgram als controversieel wordt aanzien...............40
Doel, verloop en onderzoeksresultaten van het ‘Stanford Prison Experiment’ beschrijven en verklaren......40
De begrippen dehumanisatie en deïndividuatie beschrijven en verklaren.....................................................41
De algemene conclusie formuleren die naar aanleiding van het experiment van Milgram en Zimbardo naar
voor komt........................................................................................................................................................41
De gelijkenissen en de verschillen tussen conformeren en gehoorzamen beschrijven en uitleggen..............41
Het fenomeen gehoorzaamheid herkennen en aanwijzen in een casus.........................................................41
Deel 1: Sociaal-agogisch handelen als wetenschappelijke discipline
Hoofdstuk 1: Definitie en kenmerken van het sociaal-agogisch handelen
Definiëren wat agogiek is.
Agogie = leiding bij het doelbewust veranderen van het (sociale) gedrag van
personen, groepen, organisaties
• We gaan iets op gang zetten om te veranderen nl, het gedrag
waarmee we met anderen in interactie zijn -> we doen dit niet
lukraak, maar doelbewust
• Dus agogie is het begeleiden van mensen en helpen bij verandering
Agogiek = de leer van het doen veranderen van mensen, van het veranderen in
overgankelijke zin
• Biedt aanwijzingen voor de wijze waarop je mensen kunt helpen,
begeleiden of beïnvloeden
• Brinkman: “Agogiek is de leer van eenzijdige, systematische,
doelgerichte, beroepsmatige beïnvloeding die gericht is op het
bereiken van een meer wenselijke geachte psychosociale situatie
van volwassenen die zich deze beïnvloeding bewust zijn en die
deze situatie ook nastreven.”
➟ Eenzijdige beïnvloeding: de invloed die anderen op u hebben is
niet systematisch of doelgericht ➟ uw invloed die je wilt hebben is
doelbewust
➟ Jij hebt als professionele beroepskracht de intentie om iets te
betekenen voor die mensen om in een betere welzijnstoestand te
komen
Agogisch = context/omgeving scheppen die mensen stimuleert, ondersteunt of
handelen begeleidt om met hun levenssituatie om te gaan.
• We noemen het agogisch handelen wanneer die rol van
ondersteuning in functie is van je beroep, je kan dit met
vaardigheden en methodieken doen. Het is niet zomaar een tip
geven aan je familie.
De kenmerken van agogie (=sociaal-agogisch handelen) benoemen en toelichten.
Het gaat steeds om mensen in verandering (beïnvloeden en veranderen
= bijvoorbeeld: een maatschappelijke werker helpt iemand zodanig te veranderen dat
hij voortaan geen grote schulden meer maakt.
Het is bewust omgaan met alledaagse aspecten
Het is niet toevallig, maar professioneel beïnvloeden
De verandering gebeurt in de gewenste richting
Het begrip ‘psychosociale verandering’ en ‘psychosociaal functioneren’ verduidelijken en
illustreren met een voorbeeld.
Psychosociale verandering = we gaan het psychosociaal functioneren van mensen
beïnvloeden en proberen te begeleiden
➟ Psycho: brein, wat er in u als individu leeft
➟ Sociaal: cultureel, de omgeving van u als individu
Bijvoorbeeld: je bent overtuigd om heel milieu vriendelijk te gaan leven, dan ga je
bepaalde producten niet meer kopen, stemmen voor de partij groen,… ➟ uw psycho
bepaald je gedrag
Bijvoorbeeld: je groeit op in een zeer religieuze omgeving met strikte waarden en
normen, dan kan het zijn dat je niet begrijpt waarom mensen abortus plegen ➟ uw
omgeving/Sociaal bepaald je gedrag
2BaO 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkedemeulenaere. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.