Industriële eigendomsrecht regelt belangen in het bedrijfsleven; enige orde scheppen in de
concurrentiestrijd. De onderwerpen betreffen vooral voortbrengselen van de menselijke
geest, zoals uitvindingen etc. Het zijn immateriële belangen die worden beschermd. Het is
een absoluut recht. IE rechten in enge zin verschillen dat het niet per se de belangen van
bedrijven beschermen.
Bij octrooien en kwekers: billijkheid en opportuniteit → beloning in de zin van een tijdelijke
exclusieve positie. Anderzijds moeten anderen hun voordeel doen ermee en de technologie
helpen verder te ontwikkelen. Alleen merkenrecht is onbepaald in tijd. Octrooirecht is een
registerrecht. Vernietiging heeft als gevolg dat het recht wordt geacht nooit te hebben
bestaan.
2. Verdragen
Twee verdragen over IE overkoepelend:
Unieverdrag van Parijs (UvP) - heeft geen betrekking op AR en kwekersrecht. Wordt
beheerd door WIPO.
- Assimilatiebeginsel: buitenlanders en onderdanen zijn gelijkgesteld
- Door een aanvrager van een dergelijk recht in 1 land ontstaat een recht van voorrang
in alle andere landen (prioriteit).
TRIPs-verdrag: gericht op lidstaten. Minimumstandaarden.
- Assimilatiebeginsel
- Meest begunstiging
- Materiële artikelen
Vooral voorwaarde voor en reikwijdte van de bescherming, gebruik, beperkingen,
uitzonderingen en dwanglicenties. Lidstaten moeten voorzien in een doeltreffende
handhavingsprocedure.
Art. 101 VWEU: alle overeenkomsten die een belemmering vormen voor de
gemeenschappelijke markt zijn nietig. Art. 102 VWEU geldt dit voor IE rechten, wanneer de
uitoefening ervan misbruik van machtspositie oplevert. Het enkel uitoefenen van je IE recht
levert dat nog niet op (DGG/Metro). Daarnaast zijn artikel 34 (verbod kwantitatieve
invoerbeperkingen) en 36 van belang.
Hoofdstuk 2 - Octrooirecht
1. Algemeen
Octrooirecht heeft betrekking op uitvindingen. Exclusief recht anderen te verbieden de
uitvinding toe te passen. Enerzijds een aanmoediging tot uitvinden door een beloning te
geven (billijkheid) - zo kan je het weer terugverdienen. Daarnaast kan de technologie erop
voortbouwen (utiliteit). Discussie bestaat over bedrijven die geen producten maken, maar
alleen octrooien exploiteren d.m.v. licenties.
1
, Rijksoctrooiwet 1995 (ROW).
Europees octrooiverdrag 1973 (EOV). Voorziet in centrale aanvraagprocedure wat leidt tot
een Europees octrooi. Na de verlening valt het uiteen te zetten in nationale octrooien, die
worden onder nationaal recht behandeld, tenzij het verdrag anders bepaald. Rechtspraak is
volledig geconcentreerd bij de Rechtbank Den Haag.
Onder de ROW worden aanvragen niet materieel getoetst, de waarde komt dus pas naar
boven bij een inbreukprocedure. Voor Europese octrooien geldt dit niet. Deze worden
getoetst door de EOB op geldigheid.
2. Voorwerp van bescherming
Een octrooi kan worden verleend voor uitvindingen op alle terreinen van de technologie als
is voldaan aan vier vereisten:
I. Uitvinding
II. Nieuw: uitvinding maakt op het moment van aanvragen nog geen deel uit van de
stand van de techniek. Stand van techniek: hetgeen openbaar toegankelijk is
gemaakt. Ook eerdere octrooiaanvragen die pas later openbaar worden vallen
hieronder (fictieve stand van de techniek). Het maakt niet uit waar ter wereld iets
openbaar is gemaakt. Had iemand in beginsel aan de benodigde informatie kunnen
komen?
A. Wel moet de uitvinding uit één openbaarmaking blijken en uit deze
openbaarmaking moet ook de vakman in staat zijn dit toe te passen.
B. Nieuwe toepassing van een reeds bestaand voortbrengsel kan een nieuwe
uitvinding opleveren.
C. Eenmalige verkoop, demonstratie etc. is voldoende op nieuwheidsschadelijk
te zijn.
D. EOB: het is openbaar toegankelijk als het publiek de mogelijkheid heeft om
de uitvinding te analyseren.
E. Misbruik mag uiteraard niet: 55 EOV
Bewijslast ligt bij de aanvrager,
III. Inventief (niet op een voor de gemiddelde vakman voor de hand liggende wijze uit
hetgeen wat al bekend was) – uitvinderswerkzaamheid: verrassend en niet voor de
hand liggend. Startpunt is weer de stand van de techniek.
A. Doorslaggevend moet zijn de de positie van de gemiddelde vakman die
beschikt over toentertijd beschikbare vakkenis.
B. EOB: problem solution approach
1. Welke openbaarmaking uit de stand van de techniek kan gezien
worden als de meest nabije stand van de techniek?
2. Technisch probleem dat moet worden opgelost
3. Beoordeling of de gemiddelde vakman een op een voor de hand
liggende wijze op de in de conclusie omschreven oplossing zou zijn
gekomen.
De vakman is niet creatief.
Andere dingen die mee kunnen spelen in de beoordeling:
a) Sprake van overwinnen van een vooroordeel, omdat de stand
van de techniek juist in een andere richting wees.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller freyatrouw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.