Basisbegrippen van de economische wetenschap herkennen en toepassen
De ontwikkelingen in de micro-, meso- en macro-economie beschrijven aan de hand van de
behandelde theorie
Toelichten wat in de economie de rol van geld en het bankwezen is
De invloed van overheid, instanties en internationale handel op economische processen
toelichten
Gepresenteerde (economische) data uit grafieken lezen interpreteren
Les 1
Leerdoelen
Vragen beantwoorden over de basisbegrippen in de economie zoals schaarste,
nutsmaximalisatie, welvaart, welzijn, welstand, behoeften etc.
De inkomensverdeling en de Lorenzcurve toelichten
De productiefactoren toelichten en het bijbehorende inkomen benoemen
De verschillende economische ordes beschrijven
De termen macro- meso-, en micro-economie beschrijven
De binnenlandse- en buitenlandse economisch indicatoren benoemen
Benoemen waaruit een goede grafische weergave bestaat.
Gegevens uit een tabel, staaf-, lijn- en taartdiagram aflezen
Consumentenhuishouding = gezinnen van 1 of meer personen.
Bedrijfshuishouding = bedrijven.
Maximale behoeftebevrediging = nutsmaximalisatie. Met de beschikbare middelen combinaties
maken die maximaal nut opleveren.
Schaarste = spanning tussen behoeften en de beschikbare middelen.
Alternatief wendbaar = meerdere combinaties mogelijk met de beschikbare middelen.
Welvaart = mate waarin spanning tussen behoefte en beperkte middelen is opgeheven (bijv. voedsel,
onderdak, transport, recreatie).
Welzijn = mate van bevrediging van behoeften die niet afhankelijk zijn van schaars beschikbare
middelen (bijv. natuur, zout water, fijne persoonlijke situatie).
Welstand = persoonlijke voorspoed van gezondheid en financiën.
Behoefte = menselijke verlangen waaraan voldaan kan worden door beschikking over schaarse
goederen en diensten, deze zijn oneindig.
o Primaire behoeften = elementaire goederen (voedsel, onderdak, veiligheid).
o Secundaire behoeften = goederen die niet noodzakelijk zijn (luxegoederen, reizen).
o Stoffelijke behoeften = tastbare goederen (voedsel, auto’s, stoelen).
o Onstoffelijke behoeften = immateriële goederen zoals dienstverlening (kapper).
, o Individuele behoeften = eigen behoeften van de individuele consument (meestal door
commerciële bedrijven).
o Collectieve behoeften = behoeften die iedereen heeft maar die niet individueel ingevuld
kunnen worden zoals veiligheid, rechtspraak, wegen en onderwijs (meestal door overheid).
Inkomen = stroom van verworven koopkracht zonder te sparen.
Consumeren = het verbruiken van goederen en diensten.
Sparen = het opslaan van koopkracht.
Lorenzcurve
Inkomensverdeling:
1. Primair = bruto inkomen.
2. Secundair = na het heffen van loon- en
inkomstenbelasting en het verstrekken
van inkomensafhankelijke subsidies en
uitkeringen.
3. Tertiair = na toeslagen. Bijv. kinderbijslag,
onroerendgoedbelasting,
kostprijsverhogende belastingen.
4. Evenredige inkomensverdeling.
Productie = geschikt maken van goederen en diensten voor gebruik. Vindt plaats door aanbieders.
Aanbieders = producenten van goederen en diensten binnen een economie. Maken gebruik van
productiefactoren.
3 vormen van economische orde (wijze waarop vraag en aanbod is georganiseerd):
, 1. Centraalgeleide planeconomie = planning van aanbod wordt helemaal gereguleerd door
centrale overheid (bijv. communistisch of socialistisch).
2. Vrijemarkteconomie – aanbieders en consumenten bepalen gezamenlijk (door markt
mechanisme) waar behoefte aan is en wat wordt geproduceerd en afgenomen (overheid
regelt wel kerntaken zoals defensie, onderwijs en justitie). (bijv. vs)
3. Georiënteerde markteconomie – veel westerse landen. Is ook het midden tussen
planeconomie en vrijemarkteconomie. Het vrijemarktmechanisme is belangrijk maar
overheid heeft wel een regulerende rol (bv. NL).
Niveaus binnen economie, van groot naar klein:
1. Macro-economie – productie, consumptie en overheidsverdrag van een land als geheel.
2. Meso-economie – economische processen op het niveau van bedrijfstak waarin bedrijven
opereren.
3. Micro-economie – individuele consumenten en individuele bedrijven. Het gaat hierbij om
beslissingen op economisch gebied van een individuele consument of individueel bedrijf.
Binnenlandse economische indicatoren:
o Groei van bruto binnenlands product (bbp)
o Conjuncturele situatie
o Index van het consumentenvertrouwen
o Ontwikkeling van werkeloosheid, lonen en arbeidsproductiviteit
o Inflatie
o Orderportefeuille van bedrijven
Buitenlandse economische indicatoren:
o Renteontwikkeling (van belangrijke munteenheden zoals $)
o Ontwikkeling van export en import
o Ontwikkeling van wisselkoersen (oa $)
o Ontwikkeling van energieprijzen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jadelenarduzzi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.30. You're not tied to anything after your purchase.