Recht toets 1 (module 1) Christelijke Hoge school Ede.
Hoofdstukken uit het boek Mens en Recht: 1-2-7-8-9-10-15.
Bunthof, A., & Visscher, Y. (2020). Mens en recht.
Hoofdstuk 1: Recht en regels
Het recht omvat een heel stelsel regels waaraan de overheid en burger zich dient
te houden. De regels zijn bedoeld om de samenleving te ordenen en conflicten te
voorkomen.
De vindplaatsen van het recht (rechtsbronnen):
1. De wet- en regelgeving;
2. De jurisprudentie;
3. De gewoonte;
4. Verdragen.
Wet- en regelgeving:
Wetten bevatten rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid. Tot de
overheid behoort onze centrale volksvertegenwoordiging, die bestaat uit de
Eerste en Tweede kamer (statengeneraal). Lagere overheidsorganen zoals de
minister, Provinciale Staten en gemeenteraad kunnen rechtsregels vaststellen.
De hoogste wetgever in Nederland is de statengeneraal samen met de regering,
de regering is de koning en de ministers samen. Een wetvoorstel komt tot stand
als zowel de staatsgeneraal en de regering het eens is.
Overheid/ Lagere Regering ( de Statengenera
Statengenera overheidsorgan Koning en al (Eerste en
al (Eerste en en (minister, ministers Tweede kamer)
Provinciale samen)
Tweede
Staten en
kamer)
gemeenteraad)
Een wet
komt tot
stand als
Zelfstandig Zelfstandig
deze twee
rechtsregels rechtsregels
instemmen
vaststellen vaststellen
met het
wetsvoorstel
Een regelgeving
die afkomstig is
van de regering
zonder Staten-
Generaal wordt
een Koninklijk
besluit genoemd.
,Een regeling afkomstig van de minister heet een: ministeriële regeling.
Nederland is lid van de EU en hebben een deel van haar regelgevende
bevoegdheden overgedragen aan de organen van de EU. Deze organen stellen
verordeningen en richtlijnen vast die geleden in de gehele Europese Unie. Deze
zogeheten gemeenschapsverordeningen en richtlijnen zijn hoger dan de
Nederlandse Grondwet.
De hoogste wet in Nederland is de: Grondwet.
Jurisprudentie ontstaat doordat algemene regels in de diverse wetten en in de
overige regelgeving moeten worden toegepast in individuele situaties, die vaak
verschillend zijn. Bij Jurisprudentie is het de taak van de rechter om uit te maken
hoe de regels zijn bedoeld. Hij doet dit door de rechtsregels interpreteren en de
uitkomst daarvan te formuleren in een uitspraak. Afhankelijk van de soort zaak of
het niveau waarop het recht wordt besproken, heet zo’n uitspraak vonnis,
uitspraak of arrest. Jurisprudentie - Dat zijn alle uitspraken dat door rechters zijn
gedaan. - Rechters moeten altijd de wet en de regelgeving toepassing en
uitleggen. Dit doen ze door een rechtelijk uitspraak of een arrest. - Ze
interpreteren de regels en formuleert de uitkomst in een uitspraak – daarom
behoort het aan de ongeschreven regels. De uitspraken worden wel uiteindelijk
opgeschreven. -
De regels van gewoonterecht zijn nergens opgetekend maar ontstaan in de loop
van de tijd door het gebruik ervan in algemene kring. Regels van het gewoonte
recht komen maar weinig voor. Gewoonte - De rechter kan zeggen op basis van
een gewoonte dat er een bepaalde recht ontstaat (het gebeurt niet snel) -
Gewoonte die in strijdt gaat met de wet b.v. door rood rijden, mag niet een recht
worden.
Verdragen zijn internationale afspraken tussen twee of meerdere staten die op
schrift zijn vastgesteld en die gelden in de staten die partij zijn bij het verdrag.
Daartoe moeten de staten dit verdrag wel hebben geratificeerd, dat wil zeggen
dat ze zich ermee akkoord hebben verklaard. Verdragsregels staan boven de
rechtsregels die in Nederland zijn gemaakt. Veel bepalingen in gedragingen
hebben een directe werking, dat wil zeggen dat iedereen zich daar direct op kan
beroepen, ook als deze niet zijn opgenomen in wetten of lagere regelgeving in
Nederland.
Dwingend recht: rechten en plichten waarvan niet mag worden afgeweken.
Semidwingend recht: semi (half), partijen hebben de mogelijkheid om zelf dingen
nader te regelen.
Aanvullend recht: regels die alleen gelden als er specifieke afspraken ontbreken.
Rangorde in regelingen:
1. Verdragen;
2. Gemeenschapsverordeningen en richtlijnen;
3. Grondwet;
4. Overige wetten;
5. Algemene maatregel van bestuur;
, 6. Ministeriële regelingen en richtlijnen;
7. Provinciale verordeningen;
8. Gemeentelijke verordeningen.
Het objectieve recht: bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die
in de rechtsbronnen zijn vastgesteld en voor iedereen gelden. Omdat objectief
recht ook plichten bevat, kan er van zelfsprekend ook sprake zijn van subjectieve
plichten. Subjectieve rechten en plichten ontstaan ook uit de wet zelf en zijn
gelden voor een specifiek individu of bepaalde groep mensen. Het is belangrijk
om het verschil te weten omdat alleen subjectieve rechten en plichten kunnen
worden afgedwongen bij de rechter.
Voorbeeld:
Mevrouw A slaat meneer B in elkaar. Het objectieve recht is door mevrouw A
geschonden omdat ‘iedereen in de samenleving niet zomaar iemand in elkaar
mag slaan’. Meneer B eist een schadevergoeding van mevrouw A. Als de rechter
de schadevergoeding heeft toegekend ontstaat er een subjectieve verplichting
voor mevrouw A.
Op de klassieke grondrechten mag de overheid geen inbreuk maken, tenzij de
wet haar die bevoegdheid verleent. Voor het maken van inbreuk op de
grondrechten moet een altijd een wettelijke grond bestaan. De rechter
beoordeeld uiteindelijk of de inbreuk rechtmatig is.
Bij sociale grondrechten behoren onder andere het recht op gezondheidszorg, het
recht op sociale zekerheid, het recht op werk en het recht op welvaart. De sociale
grondrechten zijn geen expliciete (speciaal toegewezen) rechten van een individu
die voor de rechter kunnen worden afgedwongen. De sociale grondrechten
vormen feitelijk een opdracht voor de overheid om er voor te zorgen dat er in
Nederland onder andere goede gezondheidszorg is, voldoende woon- en werk
gelegenheden en welvaartsspreiding is waarvan iedereen gebruik kan maken.
Algemene maatregel van bestuur: Koninklijk Besluit dat rechtsregels bevat.
Arrest: Uitspraak van het gerechtshof of van de Hoge Raad.
Wetsartikel: Genummerde bepaling in een wet.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimfokker00. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.50. You're not tied to anything after your purchase.