Samenvatting van het boek Privaatrecht voor vastgoed. Deze samenvatting beslaat het hele theorieboek van 2023/2024 en voldoet aan de eisen voor het examen van SVM NIVO. Bespaar jezelf de tijd om het volledige boek te lezen, dat heb ik voor jou gedaan!
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Rechtsbronnen:
- Het verdrag: een (internationale) overeenkomst tussen staten onderling. Verdragen zijn in NL
van hogere orde dan alle andere NL wetten.
- De wet: overheidsvoorschriften.
- De jurisprudentie: verzamelterm voor uitspraken van rechters. Een uitspraak van de rechter
bindt alleen partijen, heeft geen kracht van een wet (een wet geldt voor iedereen).
- De gewoonte: ongeschreven recht. Speelt een rol bij de beoordeling of iets redelijk of
onredelijk is, zorgvuldig of onzorgvuldig.
- De rechtswetenschap: zij bestudeert het recht en becommentarieert en interpreteert
wetgeving en jurisprudentie.
Wet in formele zin: wet die door samenwerking tussen regering en Staten-Generaal tot stand komt.
Wet in materiële zin: een wet met regels die voor iedereen verbindend zijn.
- Voor een wet in formele zin kijk je naar de wijze van totstandkoming.
- Voor een wet in materiële zin kijk je naar de inhoud van de regeling.
Objectief recht: alle geschreven en ongeschreven rechtsregels bij elkaar.
Subjectief recht: bevoegdheid of recht dat een (rechts)persoon aan het objectieve recht ontleent.
Formeel recht:
- Om het materiaal recht te handhaven (procesrecht), (hoe verwezenlijk ik mijn subjectief
recht?);
- Vormvoorschriften die in een wettelijke bepaling zijn opgenomen en waaraan voldaan moet
worden.
Materieel recht: inhoud van de rechtsregel.
Dwingend recht: wettelijke regeling waarvan partijen niet mogen afwijken.
Semi-dwingend recht: van de wettelijke regeling mag afgeweken worden als dat in het voordeel is
van de economisch zwakkere partij.
Aanvullend recht: regelend recht, een wettelijke regeling waarvan partijen mogen afwijken.
Geschreven recht: alle schriftelijk vastgelegde rechtsregels (wetten, verordeningen, verdragen).
Ongeschreven recht: regels die niet in wetten zijn vastgelegd (zie gewoonterecht).
Privaatrecht: civiel recht of burgerlijk recht, de regels die de juridische relaties tussen burgers en
rechtspersonen onderling regelen.
Publiekrecht: regels die de juridische relaties tussen overheid en burger regelen, en tussen
overheidsinstanties onderling (staatsrecht, belastingrecht, bestuurs(proces)recht, straf(proces)recht).
Personenrecht: personen- en familierecht, het recht dat alleen een bepaalde (rechts)persoon kan
uitoefenen relatief recht.
Vermogensrecht: het objectieve recht dat de subjectieve rechten en plichten regelt die onderdeel
zijn van iemands vermogen.
- Goederenrecht: regelt de verhouding tussen mens en goed en is grotendeels dwingend
recht.
- Verbintenissenrecht: rechtsverhouding tussen (rechts)persoon en (rechts)persoon, meestal
van aanvullend recht.
,Open normen binnen de privaatrecht:
- Redelijkheid: heeft te maken met het verstand
- Billijkheid: heeft te maken met het gevoel
- Goede trouw: weten of behoren te weten/kennen of behoren te kennen. Iemand is niet te
goeder trouw wanneer hij de feiten of het recht kende (of dit na onderzoek had kunnen
weten).
- Verkeersopvattingen: kijken naar de in het maatschappelijke verkeer levende opvattingen,
wat men vindt.
- Tijdsaanduidingen: terstond onmiddellijk, onverwijld iets meer tijd dan bij terstond,
bekwame tijd/bekwame spoed mag langere tijd genomen worden.
,Hoofdstuk 2 – Inleiding vermogensrecht (Boek 3 BW – Vermogensrecht)
Vermogensrecht: regelt de rechten en plichten die onderdeel zijn van iemands vermogen en bestaat
uit twee rechtsgebieden:
- Goederenrecht (hoofdzakelijk dwingend recht): rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten
en goederen (boek 3 & 5 BW).
- Verbintenissenrecht (regelend recht): rechtsverhoudingen tussen de rechtssubjecten
onderling (boek 6, 7 & 7A BW).
Vermogen van een persoon: actieve en passieve vermogensbestanddelen.
- Actieve vermogensbestanddelen: goederen:
o Zaken: iedere zaak is een goed, niet iedere goed een zaak voor menselijke
beheersing vatbare stoffelijke objecten.
o Vermogensrechten: een goed, maar geen zaak.
- Passieve vermogensbestanddelen: schulden, zijn geen goederen van de (rechts)persoon.
*Eigenaar: de gerechtigde op een zaak.
*Rechthebbende: iemand die een vermogensrecht heeft.
*Crediteur (schuldeiser): de (rechts)persoon met een vorderingsrecht.
*Debiteur (schuldenaar): de (rechts)persoon die moet betalen.
*Beperkt gerechtigde: een rechthebbende op een beperkt recht.
Onroerende zaken: de grond en alles wat daar aan delfstoffen in zit en alles wat op of in de grond is
aangebracht en ten slotte alles wat hiermee duurzaam is verbonden.
Roerende zaken: alle zaken die niet onroerend zijn.
Bestanddelen: onderdelen van een zelfstandige zaak (roerend of onroerend) zijn onzelfstandig en
gaan op in de zaak waar zij deel vanuit maken (de hoofdzaak).
1. Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van
die zaak (hoofdzaak en bestanddeel zijn functioneel op elkaar afgestemd).
2. Een bestanddeel die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan
worden afgescheiden zonder dat beschadiging wordt toegebracht aan een van beiden
aard- en nagelvast verbonden.
Bestanddeel wordt onderdeel van een hoofdzaak natrekking. De eigenaar van de hoofdzaak wordt
eigenaar van het bestanddeel.
Registergoederen (art. 3:10 BW): goederen + rechten waarvoor inschrijving in de openbare registers
nodig is, als voorwaarde voor vestiging of overdracht daarvan.
- Alle onroerende zaken (art. 3:89 BW);
- Te boek gestelde schepen (art. 8:199 + art. 8:790 BW) = roerende zaak;
- Luchtvaartuigen (art. 8:1306 lid 1 BW) = roerende zaak;
- Aandelen in registergoederen;
- Beperkte rechten op registergoederen (art. 3:98 BW).
Het vermogensrecht in objectieve zin bestaat uit de regels over vermogensrechten in subjectieve zin.
Vermogensrecht in objectieve zin: alle wettelijke bepalingen over het vermogensrecht.
Vermogensrecht in subjectieve zin: rechten die alleen van het rechtssubject zijn. Rechten die:
- Afzonderlijk of samen met een ander recht, overdraagbaar zijn;
- Bedoeld zijn om de rechthebbende stoffelijk voordeel te geven;
- Verkregen zijn in ruil voor of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Volledige rechten:
- Eigendomsrecht: geeft de eigenaar de meest uitgebreide bevoegdheden;
, - Vorderingsrechten: geeft recht op een prestatie;
- Rechten op de voortbrengselen van de geest: bijv. auteursrecht/merkenrecht.
Beperkt recht: afgesplitst deel wanneer de eigenaar een deel van zijn bevoegdheid over zijn
eigendomsrecht afsplitst en aan een ander geeft.
- Recht waaruit het beperkte recht is afgeleid = het moederrecht.
*Genotsrechten (gebruiksrechten): wanneer hij het recht heeft om het goed daadwerkelijk (feitelijk)
te gebruiken vruchtgebruik (roerend en onroerend), erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal (allen
slechts onroerend).
*Zekerheidsrechten: worden op een goed gevestigd als zekerheid voor nakoming van een
overeenkomst (meestal een overeenkomst van geldlening) pand en hypotheek.
Zakelijk recht: alle rechten die op een zaak gevestigd kunnen worden eigendomsrecht en meestal
ook beperkte rechten. Is het beperkte recht gevestigd op een vermogensrecht? Dan geen zakelijk
recht.
*Absolute rechten: werken tegenover iedereen (eigendom en beperkt recht exclusieve rechten).
- Gevolg (droit de suite): eigendomsrecht en beperkte rechten blijven op de zaak rusten, ook
al komt de zaak in andere handen deze rechten ‘volgen’ de zaak.
*Persoonlijke/relatieve rechten: een aanspraak op een bepaalde (rechts)persoon.
*Afhankelijke rechten (accessoire rechten): een recht dat zo nauw verbonden is met een ander
recht, dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laura9329. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.52. You're not tied to anything after your purchase.