100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting doelstellingen thema 3 Eureka! $4.80
Add to cart

Class notes

samenvatting doelstellingen thema 3 Eureka!

6 reviews
 1110 views  48 purchases
  • Course
  • Institution

In deze samenvatting zijn alle doelstellingen voor de HOK toets uitgewerkt voor thema 3.

Preview 6 out of 81  pages

  • January 20, 2014
  • 81
  • 2014/2015
  • Class notes
  • Unknown
  • Alle colleges van dit vak

6  reviews

review-writer-avatar

By: joostbouwmeester60 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: hamoudi_holland • 6 year ago

review-writer-avatar

By: Jennifer49 • 7 year ago

review-writer-avatar

By: YannAstruc • 6 year ago

review-writer-avatar

By: wouterbekkers • 9 year ago

Translated by Google

Bad attachments are missing many spelling mistakes

review-writer-avatar

By: ChristiaanBuisman • 8 year ago

Translated by Google

Fine all by objectives developed on the basis of power points from the lessons.

avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 18 Flashcards
Free 12 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat is achondroplasie?

Answer: dwerggroei

2.

Wat is een surmenage?

Answer: blessure door overbelasting

3.

Wat is een avulsiefractuur?

Answer: Een fractuur die ontstaat doordat een pees afscheurt en een stukje bot meeneemt.

4.

Wat is een SLAP laesie?

Answer: Een scheur in het labrum van de art. glenohumerale (schouder).

5.

Waar staat de term SLAP laesie voor?

Answer: SLAP = Superior Labrum van Anterior naar Posterior

6.

Hoeveel procent van de schouderluxaties is een luxatie van art. glenohumerale naar ventraal?

Answer: ± 84%

7.

Volgens welke methode worden luxaties in het AC-gewricht gecategoriseerd?

Answer: Volgens de Tossy (6 stuks)

8.

Bij welke Tossy is er sprake van het pianotoetsfenomeen?

Answer: Tossy 3

9.

Wat is meestal de oorzaak van een proximale humerus fractuur?

Answer: hoog energetisch trauma, val op schouder / gestrekt arm opvangen.

Eureka!
Week 1


OAC 1 Pathologie, inleiding orthopedie (KT)

Doelstellingen

Congenitale aandoeningen  aangeboren aandoeningen

Bijvoorbeeld: gegeneraliseerde (=door het hele lichaam) aandoeningen als:

 Skeletdysplasie = dysvorming van het skelet
 Achondroplasie, valt onder skeletdysplasie = dwerggroei
 Multiple exostosen, botuitgroei/uitstulpsels
 Multiple enchondromen = kraakbeen gezwellen
 Syndroom van down; hypotonie, afwijking in cervicale wervelkolom
 Aangeboren contracturen = gewrichtsstandafwijking, door groei van extra
bindweefsel.
 Syndroom van Marfan

Specifiek gelokaliseerde aandoeningen

 Onderste extremiteit
 Wervelkolom
 Neuromusculaire aandoeningen
 Variaties in groei

Verworven aandoeningen  in de loop van je leven ontwikkeld

Kan door trauma of door surmenages (door overbelasting).

Trauma bijvoorbeeld fracturen (ontstaanswijze)
• Direct trauma
- pareerfractuur afweerfractuur (manier van ontstaan)
- comminutieve fractuur verbrijzeling
- penetrerende verwondingen bijv. door mes of kogel
• Indirect trauma
- avulsiefractuur als pees het bot stuk scheurt
- compressiefractuur door te grote druk, vaak in de wervelkolom
- angulatiefractuur als er door de breuk in hoek in je bot ontstaat
- torsiefractuur door draaiing
• Andere oorzaken
- onderliggende botziekte bv osteoporose
- stressfractuur door overbelasting



1

, Bijvoorbeeld door surmenages (overbelasting)
 Osteochondrose, groep van verschillende aandoeningen aan het bot.
 Artrose
 Bot- en gewrichtsinfecties
 Metabole skeletziekten
 Tumoren

Differentiele diagnose  Een differentiële diagnose is een lijst van mogelijke aandoeningen waaraan
een bepaalde patiënt zou kunnen lijden, gegeven de klachten en symptomen die op dat moment
bekend zijn. Een differentiële diagnose wordt dus gesteld wanneer twee of meerdere ziekten het
ziektebeeld kunnen verklaren en het nog niet mogelijk is tot een definitieve diagnose te komen.
Verder onderzoek zal erop gericht zijn één of meerdere elementen van de differentiële diagnose uit
te sluiten tot uiteindelijk liefst slechts één mogelijkheid overblijft. (bron: wiki)

Verwerkingsopdracht

Bestudeer de PPT en de bronnen (hoofdstuk 7, 14 en 17 uit Orthopedie).



OAC 2 Anatomie, osteologie en artrologie van de schoudergordel (KT)

Doelstellingen
3 1 3
Namen kennen:
2 6 1
1. tuberculum majus
2. tuberculum minus 8 7 4
5
3. caput humeri
4. collum anatomicum
5. collum chirurgicum
6. sulcus intertubercularis
7. crista tuberculi majoris
8. crista tuberculi minoris


Verder kennen:

 acromion
 spina scapulae
 - margo superior
 - margo medialis
 - margo lateralis
 cavitas glenoidale
 fossa supraspinale
 fossa infraspinale
 Processus coracoideus
 Angulus superior

2

,  Angulus inferior
 Angulus laterale
 Incisura scapulae
 Clavicula
 extremitas sternalis
 extremitas acromialis

Echte gewrichten
- Art. Sternoclavicularis (SC-gewricht) = zadelgewricht
o Kop en kom hangen af van de beweging. Komt doordat het een zadelgewricht is,
beide kanten hebben zowel een kop als een kom. Kunnen dus omdraaien
o Bij elevatie/depressie: (bij andere bewegingen andersom)
 Kop = facies articularis sternalis
 Kom = incisura clavicularis
- Art acromioclavicularis (AC-gewricht) = vlak gewricht
o Geen duidelijk kop en kom aan te wijzen omdat het een vlak gewricht is, zijn 2
vlakken op elkaar.
 Kop/kom = facies articularis clavicularis
 Kop/kom = facies articularis acromialis
- Art humeri / glenohumerale = kogelgewricht
o Kop = caput humeri
o Kom = cavitas gleniodialis
o Anteflexie/retroflexie, endorotatie/exorotatie, abductie/adductie
Facies articularis ..... zitten altijd op het tegenoverliggende bot. Dus de facies articularis sternalis, zit
niet op het sternum maar op de clavicula.




Bewegingen schouderblad, schouderblad beweegt tov de thorax.
- Elevatie / depressie; omhoog of omlaag halen van het schouderblad. Is een translatie, is dus
geen as aan te wijzen (as is alleen met een rotatie).


3

, - Retractie / protractie; naar elkaar brengen van de schouderbladen, schouder naar voren
brengen. Is ook een translatie beweging.
- Mediorotatie / laterorotatie; de angulus inferior draait naar mediaal of naar lateraal.

Ligamenten
AC-gewricht
- Lig. Acromioclaviculare (tussen acromium en clavicula)
SC-gewricht
- Lig. Interclaviculare (tussen de 2 clavicula’s, remt depressie)
- Lig. Costaclaviculare (tussen de ribben en de clavicula, remt elevatie)
- Lig. Sternoclaviculare anterius (tussen borstbeen en clavicula, remt retractie)
- Lig. Sternoclaviculare posterius (tussen borstbeen en clavicula, remt protractie)


OAC 3 Fysiologie, bindweefsel algemeen (KT)

Doelstellingen
Verschillende soorten weefsels:
 Epitheelweefsel, vormt bekleding van lichaamsholten.
 Spierweefsel
 Zenuwweefsel
 Bindweefsel; zorgt dat we niet uit elkaar vallen

Opbouw bindweefsel:
Alle typen bindweefsel bestaan uit collageen en elastine. Straf-regelmatig heeft het minste elastine,
straf-onregelmatig iets meer elastine en losmazig heeft het meeste elastine.
 Straf-regelmatig: alle cellen liggen in 1 richting, dit bindweefsel wordt in maar 1 richting
belast, bijvoorbeeld pezen en ligamenten.
 Straf-onregelmatig: vezels liggen in alle richtingen, het wordt in meerdere richtingen belast.
Bijvoorbeeld gewrichtskapsel.
 Losmazig: vezels liggen verder uit elkaar en bevatten meer elastine, hierdoor kan het meer
meerekken.

Fasen bindweefselherstel:
 Ontstekingsfase (0-5 dagen); rood, pijn, zwelling, warmte
 Proliferatiefase (5-21 dagen); starten met bewegen op geleide van pijn (dan gaan vezels
beter op z’n plek liggen).
 Consolidatie fase (21-60 dagen); belasting langzaam opvoeren
 Organisatie, ombouwfase (60-360 dagen); tot 120 dagen blijft collageenproductie hoog.
Gedoseerde belasting.

Structuren (en functies) die samen de matrix vormen: vezels (collageen, elastine), gelachtige materie,
grondsubstantie (GAG’s en PG’s) en water.
De matrix zorgt voor: reguleren van het gedrag van de cellen die in de matrix liggen, beinvloeden hun
vorm, ontwikkeling, overlegving, verplaatsing, celdeling en functie.


4

,Terminologie
Bindweefsel in engere zin in smalle zin, specifieker, structuren die op elkaar lijken (bijvoorbeeld
epimysium, endomysium).
Losmazig, reticulair, straf-regelmatig, straf-onregelmatig,
(vetweefsel).
Bindweefsel in ruimere zin ruimer genomen, de verschillende componenten lijken niet op elkaar
(bijvoordeeld bot, kraakbeen en bloed).
Blasten is een cel die iets/bindweefsel aanmaakt.
Clasten is een cel die iets/bindweefsel afbreekt.
Cyten soort gepensioneerde blast, reserve blasten.
Macrofagen zorgen voor opruiming van lichaamseigen stoffen.
Leukocyten witte bloedcellen, ruimen lichaamsvreemde stoffen op.
Collageen meest voorkomende eiwit, trekvast, duidelijke ordening (lijnen),
binding door waterstofbruggen/crosslinks (maakt collageen sterker),
Elastine type bindweefsel met rekbare vezels (150%), geel, hoeveelheid
neemt af op latere leeftijd en bij roken.
Collageentypen type 1 = trekvast type 2 = drukvast
type 3 = voorloper type 1
Waterstofbruggen bindingen tussen collageenvezels, zijn zwakke bindingen die
makkelijk weggehaalt kunnen worden.
Crosslinks sterke bindingen die lang nodig hebben om gemaakt te worden, maar
blijven ook lang liggen.
Matrix omgeving waar de bindweefsel cellen in liggen. Vaak een soort gel
achtige substantie.
Vitamine C bevorderd aanmaak van collageen.
Cortisol stresshormoon, bevorderd de afbraak van collageen.
GAG’s glycosaminoglycanen
PG’s proteoglycanen
Innervatie door zenuw
Vascularisatie verbeterde doorbloeding
Ontstekingfase zie boven
Proliferatie fase zie boven
Consolidatiefase zie boven
Organisatie fase zie boven


Zelfstudievragen (nagekeken)

1. Wat is de functie van bindweefsel?
a. Zorgt ervoor dat we niet uit elkaar vallen. Binding en ondersteuning, bescherming,
isolatie, transport.
2. Hoe heet de cel die bindweefsel in enge zin bouwt?
a. Fibroblast
3. Hoe heet de cel die kraakbeenweefsel onderhoudt?

5

, a. Condrocyt
4. Hoe heet de cel die botweefsel afbreekt?
a. Osteoclast
5. Wat is de functie van macrofagen en leukocyten?
a. Macrofagen = opruimen lichaamseigen stoffen
b. Leukocyten = opruimen van lichaamsvreemde stoffen
6. Tijdens welke fase van bindweefselherstel is de rol van macrofagen en leukocyten het
belangrijkst?
a. Ontstekingsfase
7. Wat is het verschil tussen waterstofbruggen en crosslinks?
a. Waterstofbruggen zijn bindingen die vrij zwak zijn. Crosslinks duren langer om te
maken maar zijn dan ook veel sterker.
8. In welke fase van bindweefselherstel zijn de collageenmoleculen voornamelijk verbonden
met waterstofbruggen?
a. proliferatiefase
9. Bespreek de verschillen tussen de collageentypen 1, 2 en 3.
a. 1 = trekvast
b. 2 = drukvast
c. 3 = voorloper van type 1, minder sterk met dezelfde functie
10. In welke fase van bindweefselherstel wordt voornamelijk collageen type III aangemaakt?
a. Proliferatiefase
11. In welke fase van bindweefselherstel vindt crosslinking plaats?
a. Remodelleringsfase
12. Waarom is het belangrijk voor de patient om tijdens de proliferatiefase te bewegen?
a. Omdat de tijdens het neerleggen van collageen de crosslinks gaan vormen. Door te
bewegen gaan de collageen vezels in de juiste richting liggen en de crosslinks maken
ze dan vast in de juiste richting.
13. Welke rol speelt vitamine C bij het herstel van bindweefsel?
a. Vitamine C is nodig voor het vormen van crosslinks. Zonder vitamine C wordt is het
bindweefsel dus zwakker (uit zich in uitvallen van tanden etc, scheurbuik).
14. Wat is het gevolg van een afname van elastine op latere leeftijd (en als gevolg van roken)
voor de huid en voor de pees?
a. De huid en pezen worden minder soepel. De huid wordt slapper naar mate je ouder
wordt, dit komt door de afname van elastine in de huid.De huid gaat dan het
golvende patroon van de collagene vezels vertonen (rimpels). Roken verhoogd de
afbraak van elastine.
b. Het elastine in de pees zorgt voor de eerste krachtsopvang op de pees. Het elastine
zorgt ervoor dat de kracht gelijkmatig wordt overgedragen op het collageen,
waardoor collageen minder snel scheurt. Wanneer elastine afneemt, zal de pees
gevoeliger worden voor scheuren.




6

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller plip88. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

55628 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.80  48x  sold
  • (6)
Add to cart
Added