100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting verplichte boeken, termen en oefenvragen bij het boek thinking about history door Sarah Maza $3.21
Add to cart

Summary

Samenvatting verplichte boeken, termen en oefenvragen bij het boek thinking about history door Sarah Maza

1 review
 83 views  6 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

verplichte boeken, handige termen en oefenvragen bij het boek van sarah maza

Preview 2 out of 10  pages

  • No
  • De belangrijke boeken die genoemd worden en veel belangrijke termen
  • December 16, 2019
  • 10
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: julieannoudshoorn • 1 month ago

avatar-seller
Verplichte boeken, handige termen en oefenvragen
Schrijvers en hun boeken:

1. Macaulay, The history of England (1848):
 Voorbeeld van sociale geschiedenis, ‘niet-politieke geschiedschrijving’

2. Marx, Das Kapital (1867):
 hij zag een uniforme ontwikkeling in de ontwikkeling van samenlevingen gebaseerd
op grondstoffen, rijkdom en social power. De theorieën van Marx en Engels offeren
een begrijpbare interpretatie van wereldwijde condities die niet op subjectieve
oordelen maar op objective measure, stages of socioeconomic development
gebaseerd zijn. Ookal is zijn theorie niet meer algemeen geaccepteerd, toch worden
worldhistorici nog vaak door Marx beïnvloedt.

3. Lovejoy, the great chain of being (1936):
 Gaat over de wetenschappelijke revolutie. Eurocentrisch en theologisch 
geschiedenis van grote ‘witte’ denkers die belangrijke boeken geschreven hebben.
Vooruitgangs verhaal.

4. Braudel, La Méditerranée (1949):
 Voorbeeld van glocal history. Kiest zee als middelpunt van zijn verhaal. Probeert
door dit te doen de volkeren en gebruiken enz te begrijpen in dat gebied

5. Kuhn, The structure of scientific revolutions (1962):
 Betoogd dat er niet 1 wetenschappelijke revolutie is geweest maar dat dit een soort
constant proces is geweest omdat er steeds dinge vernieuwd worden. Paradigma’s
kan je maar op 1 manier toepassen dus als dat voor iets niet kan pas je het aan,
dingen als de alchemie worden dan opeens bespreekbaar.

6. Thompson, the making of the English working class (1963):
 Sociale geschiedenis, ‘socialistische geschiedschrijving’, marx aanhanger

7. Cobban, The social interpretation of the French Revolution (1964):
 Bestaand beeld van de franse revolutie omgooien.

8. Moore jr, The social origins of dictatorship and democracy (1966):
 Voorbeeld van historische sociologie= aandacht voor historische context  we
kunnen niet alles weten.

9. Foucault, Les mots et le choses (1966):
 In het centrum van foucault’s vragenstelling zijn vragen over de natuur van macht in
moderne samenlevingen en over de rol van macht op de menselijke ziel. Sommige
vonden foucault’s werk inspirerend, anderen vonden het verkeerd en moreel fout.
Voor andere heeft het diepere problemen  foucault’s anti-teleology en
onverantwoordelijke relativisme. Voor een liberaal als Lawrence Stone “is the
central challenge in the Foucault model to humanitarian values and achievements of
the Enlightenment.”. Iets wat historici in het werk van foucault verontrustend
vonden was het schuwen van causaliteit. Foucault geeft hiervoor een andere theorie
die hij genealogy noemt.  iedere gegeven gebeurtenis heeft niet 1 maar veel
verschillende, random en ramifying oorzaken.

, 10. Skinner, ‘Meaning and understanding the history of ideas’ (1969):
 Tegen mensen als Lovejoy. Wetenschap heeft context  interactie met mensen.
Context van ideeën uit het verleden begrijpen = ideeën begrijpen

11. Crosby, The Columbian Exchange (1972):
 Ook middellandse zee als middelpunt verhaal  verbinden van werelddelen.
Columbian exchange= uitwisselingen die beide kanten opgaan, vb: kolonisatie

12. Stone, The causes of the English Revolution 1529-1642 (1972):
 Voorbeeld van causaliteit in een onderzoek, preconditions, precipitants en triggers
gebruiken bij oorzaken industrialisatie.

13. Thernstrom, The other Bostonians (1973):
 Sociale geschiedenis, ‘history from below’

14. Fogel en Engerman, Time on the cross (1974):
 Sociale geschiedenis, ‘sociaalwetenschappelijk’

15. Wallerstein, The Modern World System (1974):
 Wallerstein  world systems. Volgens hem begon de wereld een world system te
worden tussen 145 en 1650 (een begin maken). Wallerstein  een relatie tussen
het centrum (monarchieën) en periferie (kolonies) en semi-periferie (duitsland en
slavische staten). Dit model weerspiegeld de relatie tussen bourgeoisie, petty
bourgeoisie en de armen in de theorie van Marx. Wallerstein stelt dat terugkerende
crises in het kapitalisme ervoor zorgen er gezocht wordt naar nieuwe markten en
grondstoffen in de periferie, waardoor de bestaande patronen worden
gedestabiliseerd. Wallerstein, net als andere in zijn vakgebied,  hoe komt het dat
de westerse wereld in de laatste 5 eeuwen de wereld op materieel, militair en
cultureel gebied domineerd?

16. Foucault, Surveiller et punir (1975):
 Gaat hier vooral om de straffentheorie van hem: panopticumgevangenis zorgt er
voor dat de gevangenen zich beter gaan gedragen. In het centrum van foucault’s
vragenstelling zijn vragen over de natuur van macht in moderne samenlevingen en
over de rol van macht op de menselijke ziel. Sommige vonden foucault’s werk
inspirerend, anderen vonden het verkeerd en moreel fout. Voor andere heeft het
diepere problemen  foucault’s anti-teleology en onverantwoordelijke relativisme.
Voor een liberaal als Lawrence Stone “is the central challenge in the Foucault model
to humanitarian values and achievements of the Enlightenment.”. Iets wat historici
in het werk van foucault verontrustend vonden was het schuwen van causaliteit.
Foucault geeft hiervoor een andere theorie die hij genealogy noemt.  iedere
gegeven gebeurtenis heeft niet 1 maar veel verschillende, random en ramifying
oorzaken.

17. Keegan, The face of battle (1976):
 Sociale geschiedenis, ‘history from below’

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller basvanderlouw2000. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  6x  sold
  • (1)
Add to cart
Added