Hoofdstuk 1 Inleiding in internationaal ondernemen
Internationaal ondernemen : de ontwikkeling van internationale economische activiteiten en/of
handelingen om zaken te doen met het buitenland via handel, het sluiten van internationale
samenwerkingsverbanden, uitbesteding van activiteiten, …
o voor het realiseren van o.a. loonkostvoordelen, schaalvoordelen, kennisverwerving e.a.
synergiën.
Globalisering : ver doorgedreven internationalisering met wereldwijde spreiding van arbeid,
kapitaal, kennis binnen ‘global value chains’ waardoor landsgrenzen steeds meer vervagen.
o Bedrijf heeft op veel plaatsen activiteiten, maar wel geïntegreerd.
1.1 Het tijdperk van globalisering
Voordelen globalisering:
o Draagt bij aan hogere economische groei en welvaart
o Deelt technologische kennis
o Leidt tot wijd verspreide culturele integratie
o Comparatieve kostenvoordelen : land met meer kapitaal kapitaalintensieve
activiteiten doen. Land met meer arbeid meer arbeidsintensieve activiteiten doen.
Nadelen:
o Grotere kans op ondermijning van lonen in ontwikkelde landen (door outsourcen) +
meer concurrentie (positief voor consument)
o Toename uitbuiting arbeiders in minder ontwikkelde landen
o Geeft multinationals veel macht
o Meer transport dus slecht voor het milieu, maar bedrijven doen meer en meer hun best
om transport te reduceren.
o Politieke spanningen (in Rusland met België) : Rusland wou de Belgische appelen en
peren boycotten en wou deze niet meer, terwijl Rusland een zeer belangrijke
exportmarkt was. Dit kan heel nadelig zijn voor de bedrijven en economie van het land.
Globalisering zorgt voor een stijging van het BNP: Som van alles wat er in een land wordt
geproduceerd + inkomens uit buitenland.
VOORBEELD Flying Tiger
Deens concept zijn eerst gegroeid in buurlanden en dan meer en meer wereldwijd
(voornamelijk EU). Zij richten zich vooral op kleine en goedkope designerspulletjes in de grote
steden. Ze zoeken meestal een lokale partner die veel beter de gewoonten en wetgeving en de
taal etc kent. Deze participeert voor de helft & Flying Tiger participeert voor de andere helft.
Growth strategy and business model “An integral part of the Group’s strategy is to grow our market presence and make
the Flying Tiger Copenhagen concept as well as products available to an increasing number of customers, while at the same
time continuing to develop the concept to ensure the Group’s long-term success. Our business model builds on a variety
retail concept with an attractive value proposition generating a broad costumer appeal and a partnerbased expansion
model enabling rapid growth. Our scalable corporate backbone aims to simplify our operation and support future growth,
which helps us deliver sustainable profits.”
1
,Partner model : Zebra / Flying Tiger: Establishing stores in new markets is generally achieved through 50/50 owned
partnerships with a local partner, which ensures local entrepreneurship and significantly increases our organisational
capacity for international expansion while reducing the risks when entering new markets.
A jointly owned local company is set up, and Zebra shares investments, costs and profits with the local partner. In other
words, the cooperation is a business partnership, not a franchise operation.
1.2 Wereldranglijst grootste ondernemingen
Kijken om de grootheid van een bedrijf te bepalen naar: omzet, TW, tewerkstelling, winstgevendheid
Wal-mart is de grootste omtrent Omzet & tewerstelling
1.3 Voornaamste externe reden / drijvende factoren van
toenemende globalisering ?
Liberalisering van de markten o.i.v. WTO,… grenzen vervagen.
o Vroeger meer handelsbelemmeringen, dankzij WTO meer vrije markten ipv gesloten
markten.
Toenemende competitieve druk wereldwijd
o Meer concurrentie uit buitenland (door open markten, betere transport,…)
Nieuwe internationale communicatiemiddelen
o Namelijk: internet. Bedrijven kunnen vlotter met elkaar communiceren
Verbeterd, goedkoper en sneller international transport
Meer gelijkende markten en homogene vraag
o Mensen willen meer en meer dezelfde producten over de hele wereld. (gsm’s, muziek,…)
stijgend BNP in opkomende groeilanden
1.4 BRICS-landen
Meer dan de helft van de groei van het BNP wereldwijd komt van de opkomende groeilanden
zoals de zogenoemde BRICS, of N11-landen
BRICS : Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika
Tegenwoordig ook N11-landen (zijn de nieuwe groeilanden)
1.5 België en globalisering
Meest geglobaliseerde landen zijn
kenmerkend allemaal kleine markten !
Kleine markten hebben meer open
economieën en zullen dus internationaler
gaan.
Bedrijven moeten een goede balans vinden tussen de 3 pijlers voor alle betrokken stakeholders
incl. aandeelhouders, klanten, leveranciers, overheden, milieu- en sociale groeperingen,
werknemers,… (Fig. 1.2 p.16)
People : menselijke kant van het ondernemen: lonen, arbeidsrechten en –omstandigheden,
scholing, diversiteit,…
Planet : efficiënt, zuinig en bewust omgaan met grondstoffen en energie en met milieu en natuur
Profit : winst maken voor de continuering van de onderneming, nieuwe investeringen,
dividenduitkeringen, sponsoring, goede doelenbeleid, ethische waarden,…
1.7 Waarom gaan bedrijven naar het buitenland via Export / Import ?
Klassieke theorieën kijken vooral naar macro-economische condities : arbeid, kapitaal,
werkgelegenheid, BNP,…
Vervolgens :
o Uitbreiden van markten om te groeien
o Schaalvoordelen e.a. synergiën : arbeidskost, inputkost,…
Als je op grotere schaal kan produceren, transporteren, marketeeren,… dan kan
je de vaste kosten delen door meer eenheden en wordt deze per eenheid lager.
o Productdifferentiatie via kwaliteit, service,...
Specifieke vraag uit het buitenland omdat jij een uniek product etc. hebt.
o Technologische ontwikkeling, kennisdeling,…
Om meer aan R&D te doen is het belangrijk om internationaler te gaan.
o Markt- / vraagcondities vb. België : kleine, open economie
PORTER :
o Factorcondities op de thuismarkt : arbeid, kapitaal, infrastructuur, technologie,…
o Vraagcondities : koopkracht, buitenlandse concurrenten,…
o Mate en aard van binnenlandse concurrentie en markt kan je dwingen tot
internationalisering doordat er bvb intern veel concurrentie is.
o Aanwezigheid van voldoende toeleverende bedrijvigheid
1.8 Nederland en invoer & uitvoer (± zelfde voor België)
Uitvoer:
o Meeste uitvoer van Nederland naar EU, maar ook China, Bricslanden,…, Buurlanden
Invoer
o Invoer naar China ligt wat hoger bij invoer.
o Voornamelijk de buurlanden blijven de belangrijkste handelspartners
Recente evolutie Belgische export 2018
o Uppsala-model: Bedrijven zullen eerst exporteren naar hun buurlanden en later pas naar
de andere gebieden die verder liggen.
3
, Waar is er nog groei ?
o Vlaamse bedrijven kijken in eerste instantie vooral naar de andere landen binnen de
EU28 en Azië als nieuwe exportbestemmingen. Nabije- en midden-oosten winnen
opnieuw aan interesse zowel in goederen- als de dienstensector.
1.9 Export groei potentieel
Landen als India, China, Afrika en Brazilië zullen waarschijnlijk de grootste groei kennen van
zowel hun import als export.
De sterkste groeiende exportmarkten voor onze landen zijn India en China maar ook Afrika.
Verwacht wordt dat de export van NL naar EU landen zal dalen van 70 % vandaag naar 56 % van
de totale export in 2030 !
1.10 Buitenlandse investeringen
BDI (FDI): direct investeren in de productie in een
ander land = alle financiële stromen die een gevolg
zijn van investeringen in bedrijven in het buiteland.
Deze investeringen zijn het gevolg van het opstarten
van een nieuw bedrijf of het overnemen van een
bestaand bedrijf in het buitenland.
1.10.1 Motieven
Proactieve motieven
o = komen voort uit beleid en strategie bedrijf
o Winst- en groeidoelstellingen
o Will van management
o Onderscheidend vermogen van product
o Inspelen op marktkansen in buitenland
o Schaalvoordelen
o Integratie van bedrijfskolom (vertical integration : leverancier opkopen om meer grip te
hebben)
o belastingvoordelen
Reactieve motieven
o = een reactie op invloeden van buitenaf Vb. er komt een grote concurrent, we hebben
overcapaciteit of eigen markt is verzadigd
o Concurrentiekracht
o Kleine en/of verzadigde thuismarkten
o Benutten van overcapaciteit
o Verminderen afhankelijkheid klanten/leveranciers
o Stabilisatie van seizoensinvloeden
o Nabijheid van klanten/leveranciers
o Korte houdbaarheid van producten
SLIDE 47-53 Grafieken over FDI inflows (meer in ontwikkelingslanden in 2018) en outflows + in en
vanuit welke landen vooral wordt geïnvesteerd.
1.10.2 vervreemde positie VS
Er wordt gemeten hoeveel obv hoeveel het land investeert min hoeveel winst/ financiële
middelen het terugtrekt uit deze landen. Kan ook komen doordat VSA filialen heeft verkocht aan
lokale handelaars.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hwstudent2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.58. You're not tied to anything after your purchase.