Psychologie
H1 Wat is psychologie?
Psychologie is de wetenschap waarbij ze kijken naar het gedrag, de gevoelens en de gedachtes van
mensen in bepaalde omstandigheden.
De 3 g’s:
Gedrag
Gevoelens
Gedachtes
De 5 g’s:
Gebeurtenis: besmettingen van het coronavirus nemen toe
Gedachte: oh nee, wat nu?
Gevoel: angst en bang
Gedrag: meer afstand houden van mensen en fysiek contact vermijden
Gevolg: je wordt niet ziek en je bent minder bang
Theorieën zijn referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan. In de psychologie zijn er
verschillende theorieën/ methodes. Iedere psycholoog heeft zijn eigen visie. Je kan sneller
beslissingen maken.
Er zijn verschillende functies van theorieën:
Systematisch: een weergave van wat er wordt waargenomen. Het is duidelijk, controleerbaar
en herhaalbaar.
Verklaren en voorspellen: een theorie kan resultaten verklaren (waarom iets gebeurd) en
een theorie kan resultaten voorspellen( wat gaat er gebeuren)
Heuristisch: door bepaalde theorieën kan je nieuwe voorspellingen doen voor in andere
situaties.
Er zijn twee verschillende theoretische stromingen binnen de psychologie:
Mensbeelden
Biopsychosociale model
Mensbeelden
Hoe wordt de mens gezien?
Hoe wordt de mens opgevat?
Hoe kijkt een psycholoog naar een mens?
Wat is het beeld dat men heeft voor de mens?
Wat is typisch menselijk?
,3 verschillende mensbeelden:
Mechanistisch mensbeeld: de mens is samengesteld uit afzonderlijke delen. De mens wordt
gezien als machine, robot en apparaat dat bestaat uit verschillende losse onderdelen. Delen
van de mens kunnen zelfstandig bestudeerd worden en de mens kan bestudeerd worden
zonder sociale of materiële omgeving.
Organistisch mensbeeld: de mens wordt gezien als geheel waarbij onderdelen elkaar kunnen
beïnvloeden. Er is wederzijdse beïnvloeding. Je wordt beïnvloed door je omgeving maar jij
kan ook je omgeving beïnvloeden.
Personalistisch mensbeeld: de mens wordt gezien als een zelfbepalend wezen met een drang
naar een zinvol leven en de toekomst. Altijd gefocust op groei en ontwikkeling. Ieder mens is
uniek en wordt beïnvloed door cultuur en schept cultuur. Geloof, spiritualiteit, taal, muziek,
creativiteit. Mensen en dieren zijn verschillend.
Biopsychosociale model (bps-model)
Het is een medisch model waarbij er wordt gekeken naar biologische factoren, psychologische
factoren en sociale factoren die bepalend zijn voor ziekte en genezingsprocessen.
Er bestaat onderscheid tussen ziekten, symptomen en klachten. Niet alle symptomen en klachten
heeft ziekte als gevolg en niet alles ziektes geven symptomen en klachten.
Het biopsychosociale model is afkomstig uit de algemene systeemtheorie.
Een metatheorie = theorie over theorieën
Het biopsychosociale model bestaat uit 3 niveaus:
Biologische = lichaam en erfelijkheid (instinct en reflexen) id
Psychisch = gedrag en cognities (onzekerheid en inschatting) ego
Sociaal = materiele en sociale omgeving (aangeleerd gedrag) superego
,H2 Psychoanalyse
Psychoanalyse is een systeem waarbij er wordt gekeken naar de psychische problemen. Volgens
Freud konden die problemen worden veroorzaakt door het onbewuste. Onbewuste is het
belangrijkste De psychoanalyse bestaat uit 5 hoofdkenmerken:
Het onbewuste mentale processen: bewust, voorbewust, onbewust, secundair, primair en
de drifttheorie.
De psychische structuur: id, ego en superego.
De ontwikkelingsfasen: orale, anale, fallische, oedipale, latentie en genitale fase.
Het verdedigingsmechanisme: neurotisch, volwassen en primitief.
Overdracht en tegendracht
Het onbewuste mentale proces:
3 bewustzijnsniveaus:
- Bewuste: een mens is zich bewust van zijn gedachten, gevoelens en waarnemingen.
- Voorbewuste: grenst aan bewustzijn. Dingen ben je tijdelijk vergeten of zijn weer onbewust
geworden.
- Onbewuste: iets is nog nooit bewust geweest of het is weer onbewust geworden.
Subjectieve ervaringen betekend dat ieder mens dingen anders kan ervaren.
Het onbewuste is een niet automatische handeling. Pas als je over die handelingen gaat nadenken
worden ze bewust.
Als we kijken naar het functioneren van het bewuste en onbewuste noemen we dat een dynamisch
proces. Je hebt een secundair proces en een primair proces.
Primair proces: het primaire proces hoort bij het onbewuste. Het kent alleen maar wensen en geen
normen en waarden. Het streeft naar het lustprincipe. Het onbewuste streeft naar lust.
Secundair proces: het secundaire proces hoort bij het (voor)bewuste. Het is gericht op een doel. Het
organisme houdt rekening met de realiteit en de normen en waarden van de buitenwereld.
De drifttheorie
Freud gaat ervan uit dat mensen twee aangeboren driften heeft. Een seksualiteitsdrift en een
doodsdrift.
Seksualiteitsdrift(eros): dat is de motor van het gedrag dat als fijn of plezierig wordt ervaren.
De seksualiteitsdrift functioneert volgens het lustprincipe. Het wordt in verband gebracht
met het creatieve en constructieve.
, Doodsdrift(thanatos): dat zijn de agressieve en destructieve driften. Bewust(secundair) tegen
de buitenwereld en onbewust(primair) tegen zichzelf.
Psychische structuur
De psychische structuur is onderverdeeld in de onderdelen id, ego en superego. Freud bouwt voort
op het verschil tussen het bewuste en onbewuste en op zijn drifttheorie.
Id: het staat gelijk aan het onbewuste. Bevat alleen nog maar de driften. Het id is gericht op
bevrediging van de behoefte die worden veroorzaakt door de driften en de lust. Het primaire
proces is van toepassing. Het kind moet nog leren om zijn behoeftebevrediging uit te stellen.
Ego: het id is veranderd in structuur. Het functioneert met overeenstemming met de realiteit
en kan de spanning hanteren tussen de botsing met het id en de realiteit. Het ego ontwikkelt
zich in het eerste levensjaar. Het secundaire proces is van toepassing.
Superego: het superego ontwikkelt zich rond het vierde en vijfde levensjaar. Het ego
veranderd naar het superego. Het kind ontwikkelt het geweten en schuldgevoelens. Het
superego heeft een ik-ideaal. Het ideale beeld waaraan iemand wilt voldoen.
De vorming van de psychische structuur loopt niet bij iedereen gelijk. Het ene mens heeft een sterk
ego en het andere mens een zwak ego.
Sterk ego: veel schuldgevoelens
Zwak ego: weinig schuldgevoelens
De ontwikkelingsfasen
Freud gaat ervan uit dat de psychische ontwikkeling van kinderen verloopt via een vaste volgorde.
Deze volgorde wordt bepaald door de lichamelijke ontwikkeling. Freud zegt dat eerst de seksuele drift
ontwikkeld en daarna de lichamelijke ontwikkeling. In elke fase moet een kind kunnen omgaan met
een bepaald conflict. In de eerste fasen richt het kind zich op de bevrediging van lusten op zichzelf.
Pas rond het vijfde levensjaar (oedipale fase) gaat het kind zich richten op andere. In die eerste
psychoseksuele fasen is de drift volgens Freud verbonden met het lichamelijke gebied( erogene zone)
dat lust oplevert. Het ontwikkelen van deze drift en de manier waarop het kind er mee om zal gaan
kan leiden tot problemen. Als het niet gaat hoe het hoort te gaan kan dat uitmonden in psychische
stoornissen of typische persoonlijkheidskenmerken. Freud onderscheidt dat in twee verschillende
mogelijkheden bij het niet harmonieus verlopen van de driftontwikkeling:
Fixatie: het kind blijft hangen in een fase en heeft moeite met het oplossen van het conflict.
Regressie: het kind heeft al meerdere fasen goed doorlopen, maar kan door een aantal
oorzaken terugvallen in een eerdere fasen. Dat kan kort maar ook langdurig zijn. Dat komt
vaak door angst of spanning bij een kind.
Orale fase: deze fase loopt van 0 tot 12 maanden. En in deze fase is de mond de erogene
zone. Dat komt omdat dit deel dominant is bij de voeding. Het kind zuigt, sabbelt, kauwt en
bijt en krijgt hiermee bevrediging. Het kind zal voorwerpen eerst in ze mond stoppen om het
te onderzoeken. Het kind moet een conflict afhankelijkheid leren op te lossen. De behoefte is
afhankelijk van de verzorgende en het kind moet leren de verzorgende te vertrouwen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rojica1972. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.61. You're not tied to anything after your purchase.