Onderwijsbeleid: structuren en processen - artikelen
Week 1: Onderwijsstelsels
Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief
Onderwijsraad (2012)
• Grondwet: een basiswet die onder meer fundamentele rechten van individuen en groepen in de
samenleving waarborgt.
• Artikel 23: stelt openbare en bijzondere scholen financieel en kwalitatief aan elkaar gelijk en
garandeert onderwijsvrijheid.
- In 1917 opgesteld. Daarom tijd voor vernieuwing.
- Duaal bestel:
▪ Openbaar onderwijs: gaat uit van de overheid (levensbeschouwelijk neutraal)
▪ Bijzonder onderwijs: gaat uit van het particulier initiatief (vrijheid van richting)
- Richting (oude betekenis): een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag die
zichtbaar aanwezig is in het maatschappelijk leven. Een pedagogisch concept is dus geen
richting.
• Context
- Ouders kiezen voor school-/onderwijskwaliteit, niet voor geloof
▪ In hoeverre heeft de overheid invloed op de kwaliteit van scholen zonder de vrijheid aan
te tasten?
- Focus van onderwijsaanbieders naar onderwijsvragers → meer marktwerking
- Tweedeling van witte en zwarte scholen in Nederland: gevolg van schoolkeuzegedrag van
ouders, de woonsegregatie maar ook het beleid van scholen.
• Adviesvraag: wat is de betekenis van vrijheid van onderwijs voor deze tijd?
• Advies Onderwijsraad aan Tweede Kamer: verruim de interpretatie van artikel 23 om zijn
waarde te behouden:
- Nu kunnen bijzondere scholen alleen worden gesticht op basis van een levensbeschouwelijke
of religieuze oriëntatie, die bovendien zichtbaar geworteld moet zijn in de samenleving. De
raad vindt dat stichting ook mogelijk moet zijn op basis van pedagogische visies en relatief
nieuwe levensbeschouwelijke overtuigingen in ons land.
• Aanbevelingen:
1) Geef meer ruimte om scholen te stichten én stel scherpere eisen bij aanvang van de
bekostiging.
2) Verminder de bepalende rol van ‘richting’ in de onderwijswetgeving
3) Laat deugdelijkheidseisen daadwerkelijke kwaliteit omvatten
,Denominatie van de school, gezins- en schoolsamenstelling en onderwijsprestaties
Driessen, Agirdag & Merry (2017)
• Paradox: ondanks toenemende secularisatie in de Nederlandse samenleving sinds de jaren ‘60, is
het aandeel van religieuze/bijzondere scholen in Nederland stabiel gebleven. Het aandeel
Nederlanders zonder geloof is bijna het omgekeerde van het aandeel bijzondere scholen.
• Verklaringen uit literatuur:
1) Protestantse en katholieke scholen worden gesteund door confessionele politieke partijen
2) Een bijzondere school sluit aan bij de specifieke geloofsovertuiging van de ouders en staat
garant staat voor een overdracht van hun geloofswaarden
3) Ouders kiezen voor een bijzondere school omdat dit de enige/dichtstbij gelegene is
4) Bijzondere scholen besteden meer aandacht aan normen en waarden dan de openbare
scholen
5) Ouders kiezen een bijzondere school vanwege de samenstelling van de leerlingenpopulatie
• Recente verklaring: de goede reputatie op het gebied van cognitieve opbrengsten van bijzondere
scholen
- Nauwelijks onderzoek naar gedaan
- Verklaring goede reputatie: sociaal kapitaal-these
▪ Sociaal kapitaal: de normen met betrekking tot vertrouwen en wederkerigheid die
voortkomen uit sociale netwerken
▪ Bijzondere scholen worden ondersteund door een functionele gemeenschap
(community), waarbinnen de kenmerken van sociaal kapitaal sterk vertegenwoordigd zijn
(vertrouwen → informatie uitwisselen / hulp vragen → hoge prestaties).
• Hoofdvraag: verschillen openbaar en bijzonder onderwijs in hun opbrengsten?
• Methode: steekproef onder publieke, protestantse, katholieke en islamitische basisscholen.
Kijken naar resultaten in grootschalige databestanden.
- Bruto maten: de ruwe scores op de toetsen en vragenlijsten
- Netto maten: de bruto maten gecorrigeerd voor enkele kenmerken op het niveau van de
leerlingen en het niveau van de scholen
• Conclusie
- Hypothese 1: bijzondere scholen presteren beter op cognitieve opbrengstmaten dan
openbare scholen met vergelijkbare leerlingenpopulatie x
▪ Er zijn geen verschillen in opbrengsten tussen publieke, protestantse en katholieke
scholen.
▪ Islamitische scholen hebben hun positie verbeterd van een sector met de grootste
(bruto) achterstand, tot een sector die (netto) niet verschilt van de andere denominaties.
→ Mogelijke verklaring: een positiever schoolklimaat, betere leerkracht-leerling relaties
en niet alleen extra aandacht voor taal- en rekenvaardigheden, maar ook voor de
culturele achtergrond van leerlingen.
▪ Er zou geopperd kunnen worden dat de opbrengsten van islamitische scholen mede het
resultaat zijn van een functionele gemeenschap, en daarmee steun geven aan de sociaal
kapitaal-these, maar waarschijnlijk meer nog van een betere aansluiting tussen de
specifieke religieus-culturele omstandigheden en behoeften van deze leerlingen en hun
, ouders en de pedagogisch-didactische aanpak die door de islamitische scholen in praktijk
wordt gebracht.
- Hypothese 2: binnen denominaties is er onder leerlingen en hun ouders waarschijnlijk in
sterkere mate sprake van bedeelde achtergronden, culturele normen, overtuigingen,
ervaringen, taal, en stemt dit alles ook overeen met de culturele identiteit van directies en
leerkrachten x
▪ Christelijke scholen scoren wat lager dan openbare scholen, terwijl islamitische scholen
aanzienlijk beter presteren
Week 2: Kwaliteitsbeleid
Wat is kwaliteit?
Scheerens (2012)
• Onderwijskwaliteit: complex en ondefinieerbaar? Scheerens presenteert een analytisch kader
waarmee het mogelijk is om onderwijskwaliteit te definiëren en de belangrijkste facetten ervan
te meten.
• Kwaliteit: een hoedanigheid waaraan een positieve waardering wordt gegeven.
• Onderscheid tussen:
- Criteria: beoordelingsdimensies. De variabelen waarop de waardering plaatsvindt (bv:
leerprestaties op het gebied van rekenen)
- Normen: getallen die zijn gemarkeerd op de beoordelingsdimensies en bijvoorbeeld
aangeven welke score als voldoende of onvoldoende wordt beschouwd.
▪ Relatieve normen: de beoordeling wordt afgezet tegen een andere beoordeling
o Normgericht toetsen: gericht op een vergelijkingsgetal (relatieve norm), zoals het
nationale gemiddelde. Het gaat om de positie van de leerling t.o.v. prestaties van
andere leerlingen of scholen.
▪ Absolute normen: geven een inhoudelijk bepaalde grensscore aan
o Criteriumgericht toetsen: gaat om de beheersing van een bepaald leerstofgebied,
uitgedrukt in termen van een beredeneerde streefscore (absolute norm)
- Standaarden: soms gebruikt al ‘criterium’, soms gebruikt als ‘norm’, soms als combinatie van
beide.
• Analytisch kader: het onderwijs als een
transformatie- of productieproces. Invoer
(input = de leerling) resulteert door middel
van een centraal productieproces
(throughput), in bepaalde uitkomsten of
opbrengsten (output). Dit alles vindt plaats
in een omgeving (context) die leverancier is
van invoer en die eisen stelt aan de
uitkomsten of opbrengsten.
• Vijf facetten van onderwijskwaliteit:
1) Productiviteit: accent op opbrengsten.
, ▪ Achievement outputs: prestaties op studietoetsen
▪ Attainment outcomes: indicatoren die te maken hebben met gerealiseerd
onderwijsniveau en numeriek rendement van opleidingen
▪ Impact-indicatoren: geven effecten op de verdere school- of maatschappelijke loopbaan
aan
2) Effectiviteit: causale relatie tussen input, processen en context enerzijds, en opbrengsten
anderzijds
▪ Doeltreffendheid
▪ Total quality management: als volledig bekend zou zijn welke processen tot maximale
doelbereiking zou leiden → in werkelijkheid is er slechts beperkte kennis over dit soort
instrumentele relaties
3) Onderwijs(on)gelijkheid: de verdeling van middelen, goede onderwijspraktijk en
onderwijsopbrengsten
4) Efficiency: doeltreffendheid tegen de laagst mogelijke kosten
5) Adaptiviteit: gewenste opbrengsten c.q. doelstellingen aanpassen aan de vragen vanuit de
omgeving
• Gefragmenteerde/ontkoppelde opvatting van kwaliteit: de componenten van het figuur op hun
intrinsieke kwaliteit beoordelen.
- Productiviteitsperspectief: kijken naar het niveau van de onderwijsopbrengsten zonder dat
er verbanden worden gelegd met input- of procescondities.
- Het beoordelen van onderwijsbeleid aan de hand van de investeringen die zijn gedaan, het
beoordelen van de kwaliteit van leerkrachten en het beoordelen van kwaliteit in de context
van certificering op basis van het naleven van een aantal procedures.
- Voordeel gefragmentariseerde benadering: de eenvoud
- Nadeel gefragmentariseerde benadering: willekeur wanneer andere dan
opbrengstindicatoren worden gebruikt
• Externe belanghebbenden: klanten en externe organisaties die betrokken zijn bij de
kwaliteitsbeoordeling van scholen.
- Ouders: schoolkeuzes hangen af van het profiel van de school, pragmatisme en onderwerpen
die te maken hebben met kwaliteit (pedagogisch klimaat, onderwijsresultaten).
De schoolkeuzemotieven variëren met de sociale status en het opleidingsniveau van de
ouders. Ouders met een lager opleidingsniveau geven de voorkeur aan meer ‘traditionele’
aspecten van kwaliteit (orde, kleine klassen, prestatiegericht). Ouders met een hoger
opleidingsniveau vinden vooral autonomie, creativiteit en sociaal-emotionele ontwikkeling
van belang.
▪ Inputcriteria: het schoolgebouw, kwaliteit van personeel, kwaliteit
onderwijsleermateriaal
▪ Procescriteria: de breedte van het pedagogische aanbod, de didactische aanpak en het
pedagogische klimaat.
▪ Outputcriteria: indicatoren die iets zeggen over de leerprestaties.
- Ministerie van OCW
- Inspectie van het onderwijs
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophierosasmit. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.