Dit is een samenvatting van het boek: Meer dan onderwijs! Theorie en praktijk van het onderwijs in de basisschool. De 8e druk en geschreven door: Eddy Alkema.
Deze samenvatting is van hoofdstuk 7: Het pedagogisch klimaat
Veel succes!
Meer dan Onderwijs
Hoofdstuk 7 Het pedagogische klimaat
Inleiding
Als leraar moet je een sfeer creëren binnen je groep die leidt tot optimale ontwikkelingskansen voor iedere individuele leerling.
Luc Stevens geeft aan dat de ontwikkeling van een kind bevorderd wordt als de leraar een omgeving weet te creëren waarin
kinderen:
- Voelen dat ze aangesproken worden op hun competenties (kwaliteiten) met het vertrouwen dat ze het daadwerkelijk
kunnen
- Merken dat ze uitgedaagd worden autonoom (zelfstandig) zaken op te lossen
- Merken dat hun relatie met de leraar en medeleerlingen als een veilige basis ervaren wordt
Het gevoel ‘er te mogen zijn’ is voor kinderen essentieel om tot leren te komen. De leerling moet er vertrouwen in hebben dat de
leraar het beste met hem voor heeft. Vanuit die veilige basis is het ook mogelijk om de wereld in te gaan en te ontwikkelen. De
school speelt belangrijke rol omdat door het handelen van de leraar bij kinderen al of niet zelfvertrouwen ontstaat. Hierdoor mogen
ze fouten maken en zien ze in dat dit niet erg is.
Het pedagogisch klimaat
De ontwikkeling van een kind hangt sterk af van de sfeer die er op school, in de klas en tussen hem en de leraar is. De manier
waarop je aankijkt tegen kinderen en jouw opvatting over leren bepalen de sfeer die je wilt creëren en je stijl van leidinggeven.
Maria Montessori, die haar ideeën praktisch vorm gaf in een methode met bijbehorende materialen, gaat er vanuit dat een kind van
nature een drang heeft om te leren. Ze gaat uit van een ontwikkeling in natuurlijke fasen waarin er gevoelige perioden zijn om
bepaalde dingen te leren. Het kind geeft zelf wel aan wanneer het aan leren toe is. De natuurlijke ontwikkeling gaat haar eigen
gang en de opvoeder moet dat natuurlijke proces respecteren en begeleiden. Het klimaat wordt hier gekenmerkt door heel veel
vrijheid voor het kind, een terughoudende leraar-opvoeder die het kind veel ruimte laat om zelf ontdekkingen te doen en na
zorgvuldig observeren slechts zo nu en dan ingrijpt.
Pavlov, vindt juist het tegenovergestelde. Mensen reageren op prikkels en als je de reactie van mensen beloont of bestraft, kun je
hun gedrag beïnvloeden. De omgeving is bepalend voor datgene wat een kind leert. Als leraar heb je grote invloed op de kinderen.
Klimaat wordt gekenmerkt door een sterke structurering. De leraar-opvoeder leidt het kind via opdrachten, uitdagingen en uitleg
naar een hoger niveau. Er is minder ruimte voor vrij spel en eigen ontdekkingen.
Vygotsky, gaat er vanuit dat beide aspecten belangrijk zijn: natuurlijke ontwikkeling en de beïnvloeding van omgeving. De
leeromgeving moet zo in gericht zijn dat het kind wordt uitgedaagd tot activiteiten die net boven zijn ontwikkelingsniveau liggen. Hij
noemt di tonderwijs de zone van de naaste ontwikkeling.
Dat wil zeggen dat het kind zich bevindt op de grens van kunnen en niet kunnen. Wat het kind vandaag met hulp kan, kan het
morgen alleen. Het klimaat wordt hier gekenmerkt door een sfeer die gericht is op leren en ontdekkingen doen. Het kind wordt
zorgvuldig geobserveerd en indien de opvoeder ziet dat het kind uitgedaagd kan worden, er dus ook een nieuwe stap gezet wordt.
Maslow, stelt dat veiligheid de basisbehoefte van de mens is. Een kind dat in een veilige omgeving bevindt, experimenteert en leer
meer dan een kind die bang is. Het klimaat wordt gekenmerkt door veel aandacht voor de welzijn van het kind. De leraar zal zich
bezighouden met het scheppen van een goede sfeer als basis voor een veilig gevoel. Vanuit hier kan het kind zich ontwikkelen.
De basis voor een positieve leeromgeving is een veilige relatie, gericht op het welbevinden van het kind. Het zorgen van een
veilige sfeer, een sfeer waarin het kind het gevoel krijgt van ik mag er zijn, is een basisvoorwaarden en daarmee een van de
kerntaken als leerkracht.
Opvoedstijlen
“Een opvoedstijl is een overheersend patroon aan gewoonten dat een opvoeder gebruikt in interactie met de kinderen”
Er zijn vier opvoedstijlen:
Autoritaire opvoedstijl:
Opvoeders die de dingen graag zelf in de hand houden en die redelijk snel straffen als regels worden gebroken. Kinderen mogen
niet veel ruimte hebben en bevelen komen meer voor dan een uitleg.
De kinderen worden angstig en doen dingen om straf te vermijden, daarbij kunnen ze niet goed beslissingen nemen. Naar elkaar
luisteren en in andere geïnteresseerd zijn kennen ze vaak niet.
Opvoedstijl laissez-faire:
Hierbij bepalen kinderen in hoge mate zelf wat er gebeurt. Zowel opvoeder als kind is met eigen dingen bezig. Dit hangt tegen
verwaarlozing aan. Ingrijpen komt nauwelijks voor en er wordt weinig verwacht van de eigen invloed op kinderen.
Autoritatieve / democratische opvoedstijl:
Deze geeft ruimte aan de mening en ideeën van de kinderen, maar ook geldt het principe dat zij van volwassenen leren. Hij laat het
kind zelf verantwoordelijkheid dragen en geeft vrijheid. Deze opvoedstijl is het meest effectief.
Kinderen voelen zich gesteund, ouders hebben realistische verwachtingen over het kind, doen het goed op school en scoorden de
hoogste resultaten op het gebied van geestelijk welzijn. Ze hebben zelfvertrouwen en zelfkennis.
, Permissieve / onverschillige opvoedstijl:
Hierbij gaat een grote acceptatie gepaard met gebrek aan controle over en interesse in het gedrag van het kind. Ouders weten niet
waar de kinderen zijn en wat ze doen, en alles wordt al gauw goed gevonden.
“Het pedagogisch klimaat is het totaal aan bewust gecreëerde en aanwezige omgevingsfactoren is die inspelen op het
welbevinden van kinderen en die de voorwaarde zijn voor hun ontwikkeling en vermogen om te leren.”
We gebruiken het metafoor “klimaat”, want het gaat hier om iets wat je slechts voor een deel kunt beïnvloeden. We werken met
mensen en die zijn nu eenmaal niet erg vormbaar.
Het kind bevindt zich altijd in een bepaalde omgeving, maar er is niet altijd sprake van opvoeden. Maar al die omgevingen spelen
wel in het op het welbevinden en dus op de ontwikkeling van het kind.
Al die omgevingen hebben invloed op de positie van het kind in de wereld en zijn ervaring daarmee. Het is belangrijk hoe de
opvoeder, leraar met het kind spreekt. De opvoeder kan het kind helpen om in zoveel mogelijk situaties positieve ervaringen op te
doen of met de negatieve om te gaan.
Op deze wijze groeit het zelfvertrouwen en wordt het kind weerbaar.
Een goed pedagogisch klimaat is ook een voorwaarde voor een positief en uitdagend leerklimaat.
Michael Winterhoff wijst op verontrustende verschijnselen in onze tijd die het gevolg zijn van opvoedingsstijlen waarin te weinig
grenzen worden gesteld. Kinderen worden tegenwoordig op een veel te hoog niveau worden aangesproken, terwijl hun psychische
ontwikkeling nog volop bezig is. De ouder bepaalt en niet het kind. Tegenwoordig worden kinderen hun behoeften meteen
bevredigd, ze denken vanuit hunzelf en kunnen niet voldoen aan de eisen die de samenleving stelt. Hun ouders vliegen voor ze en
gaan in op iedere wens en opwelling. Ouders zien hun kinderen als gelijkwaardig en projecteren hun behoefte op het kind.
Vanaf de jaren negentig is er in NL sprake van: de generatie Einstein. De generatie die zichzelf ontwikkelt met behulp van internet,
social media en geen docenten meer nodig heeft om hun iets te leren: ze kunnen het zelf wel.
Micha de Winter waarschuwt voor het feit dat ouders hun kinderen opvoeden tot individuele gelukszoekers. Dan gaat het mis, want
het kind hoort niet te leren dat hijzelf het centrum van de wereld is. Ouders moeten kinderen weer idealen bijbrengen en van de
opvoeding geen individueel project maken.
Kinderen hebben een rijke sociale omgeving nodig.
“It takes a village to raise a child.” (je hebt een heel dorp nodig om een kind op te voeden)
Verwachtingen
Ieder mens heeft verwachtingen. Duidelijkheid over verwachtingen is essentieel voor een veilig gevoel. Immers als je niet weet wat
er van je verwacht wordt, kun je op een onverwacht moment falen. Het kind kan energie geven als hij weet welk doel er behaald
moet worden.
Een cruciaal voorbeeld van verwachtingen in de opvoeding betreft de band die ontstaat tussen ouder en kind en laten tussen leraar
en kind. In de vroege jeugd hechten kinderen zich erg aan hun opvoeders. Psychologische en biologische oorzaken zijn daar voor.
De baby is afhankelijk van de opvoeder voor veiligheid en voeding. Daarom is de eerste twee levensjaren bepalend voor het
zelfbeeld en zelfvertrouwen. Dit proces heet: hechting.
Bowlby definieert hechting als: “een duurzame effectieve band tussen het jonge kind en de primaire verzorging”
De verwachtingen over en weer zijn in grote lijnen bekend en dat geeft een veilig gevoel. Met de hechting kan iets fout gaan, wat
zijn weerslag heeft op de ontwikkeling. Psychologische hulp is dan nodig.
Op de eerste schooldag moeten ouder en kind afscheid van elkaar nemen en dan gaan kinderen vaak huilen, hierin zie je goed de
hechting tussen ouder en kind. Vaak zijn ze daarna goed te troosten door de juf, ze hechten zich aan de juf.
Van elkaar hebben we soms duidelijk uitgesproken of impliciete verwachtingen: je hoort er pas bij als je aan de verwachtingen
(codes) van de groep voldoet. Voldoen aan die verwachtingen, voelt goed. Aanpassen aan een groep wordt ook wel socialiseren
genoemd.
Kinderen kunnen zich aan verwachtingen optrekken, tenminste als ze haalbaar zijn voor het kind. Ze kunnen er ook op vastlopen,
als de verwachtingen te hoog zijn.
Een ouder die meer verwacht dan het kind kan waarmaken, legt de kiem voor problemen. Elk kind vindt het prettig om aan de
verwachtingen van ouders of verzorgers te voldoen.
Doordat er teveel van het kind wordt verwacht kan er faalangst, depressieve gevoelens, onredelijk gedrag, eenzaamheid en een
gevoel van tekortkoming ontstaan.
We moeten niet vergeten dat kinderen in de ontwikkeling een beeld van zichzelf opbouwen. Dit zelfbeeld of zelfconcept is in sterke
mate bepalend voor hoe het kind in de wereld staat. Een negatief beeld zorgt voor een negatief spiraal op allerlei gebieden. In het
onderwijs kan dit leiden tot onderpresteren, maar ook negatief aandacht vragen.
Het door Stevens geïntroduceerde begrippenpaar: competentie en autonomie, geeft duidelijk aan waar het om gaat: indien het kind
zich competent voelt (succes ervaart in wat hij doet) ontwikkelt er een gevoel van autonomie (ik kan dit zelf goed).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isabelvb. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.14. You're not tied to anything after your purchase.