Volledige samenvatting van alle lessen Gerechtelijk Recht gegeven door prof. Bruno Maes aangevuld met de slides.
Alle geziene leerstof in de lessen is hierin opgenomen. Ik heb reeds examen gehad en behaalde 16/20 met louter het studeren van deze samenvatting.
Voor alle duidelijkheid: dit is niet ee...
Clarifies the manual (with examples).
By: solenn-adleshole • 4 year ago
By: evakeusters • 4 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
lauriemortier
Reviews received
Content preview
Gerechtelijk privaatrecht 2019-2020
Algemene info
Benodigdheden: wetboek Ger. Recht, slides (SV v.d. leerstof), handboek (HB is niet de cursus, niet
vanbuiten leren, maar leren werken met het wetboek en het procesrecht)
Deelexamen= op 5 punten
Examen= mondeling met schriftelijke voorbereiding. 3 open vragen.
Deel 1: algemene Inleiding
Hoofdstuk 1: wat is gerechtelijk privaatrecht?
Gerechtelijk privaatrecht of civiel procesrecht wordt geregeld in het gerechtelijk wetboek en is een
onderdeel van het ruimere Gerechtelijk recht. Term ‘gerechtelijk recht’ = ruimer want er bestaan ook
niet privaatrechtelijke processen.
Gerechtelijk recht = “De verzameling van alle rechtsregels die het de rechtzoekenden mogelijk maken
hun geschillen, ongeacht de aard ervan, bij toepassing van de regels van het materieel recht, te laten
beslechten door een rechter of scheidsrechter.”
Kenmerken Gerechtelijk Recht:
→ Er moet altijd een geschil zijn. Het gaat in het Ger. Recht ALTIJD over de beslechting van een
geschil door een rechter (benoemd door koning) of een arbiter die gekozen en betaald wordt
door partijen zelf (= wordt geregeld in een overeenkomst).
Er bestaan ook geschillen tussen een burger en een overheid, in dit geval is de situatie
complex want de 2 partijen worden niet als “gelijk” beschouwd. Deze geschillen
moeten worden voorgelegd aan een administratieve rechter die geschikter is om
hierover uitspraak te doen.
→ Gerechtelijk privaatrecht is een formele rechtstak, in tegenstelling tot andere takken die van
materiele aard zijn. Er wordt wel toepassing gemaakt van materieel recht in het gerechtelijk
recht.
→ Civiel procesrecht betreft voornamelijk privaatrechtelijke geschillen, maar gaat niet
noodzakelijk alleen over particulieren. Vb: geschil overheid-burger.
→ De regels van het Gerechtelijk recht (en Ger. Wetboek) zijn het gemeen recht die gelden voor
alle rechtsplegingen (Art. 2 Ger. W.) Het geldt dus ook voor andere rechtstakken indien er in
die rechtstakken een procedurele lacune is. (vb: burgerlijk recht kan een procedure zelf
bepalen, maar indien er een lacune is zullen principes gerechtelijk recht gelden)
Wanneer er geen lacune is geldt het specifiek recht (en dus niet het Gerechtelijk,
gemeen recht).
1
, → Bedoeling van Ger. Recht? Eigeninrichting voorkomen (=fundamenteel kenmerk van
rechtstaat).
Opmerking: uitzonderlijk wordt er een vorm van eigenrichting wettelijk geoorloofd
(vb: ENAC). Eigenrichting berust op geweld en willekeur: niet de wet, maar de macht
van de sterkste overwint; daarom moet men beroep doen op een vooraf bepaalde en
formele wijze van procederen = rechtspleging.
→ Ger. Recht beoogd concrete toepassing van de materieelrechtelijke regels op individuele
geschillen.
Hoofdstuk 2: Bronnen van het Gerechtelijk recht.
1. DE GRONDWET
De grondwet bevat een aantal regels i.v.m. de rechtsbedeling vb:
→ Art. 40: “De rechterlijke macht wordt uitgeoefend door hoven en rechtbanken”
→ Art.144-159
Art.147: één HvC die niet in de beoordeling van de feiten zelf treedt
Art 148: openbaarheidsplicht
Art. 149: motiveringsplicht
Art.159 buiten toepassing laten van strijdige administratieve rechtshandelingen.)
Feitenrechters moeten oordelen over het bewijs van de feiten (bewijsrecht is dus zeer belangrijk in
Ger. Recht) en later het recht juist toepassen op de bewezen verklaarde feiten.
2. HET GERECHTELIJK WETBOEK
=Ingevoerd door wet 10 oktober 1967 en heeft veel wijzigingen ondergaan (2007-2012, 2019). Veel
wetsbepalingen zijn afgeschaft, maar bepaalde parlementaire stukken zijn nog van groot belang om
de bedoeling v.d. wetgever te achterhalen.
3. BIJZONDERE WETTEN
Veel regels van de rechtsbedeling zijn opgenomen in bijzondere wetten die niet zijn geïntegreerd in
het gerechtelijk wetboek.
Bv: wet 15 juni 1935 betreffende taalgebruik in gerechtszaken.
→ NL = erkend als de taal voor de rechtspleging in het NL taalgebied, stukken mogen in een
andere taal worden voorgelegd maar rechter mag dan een vertaling eisen. De processtukken
zoals de dagvaarding of het vonnis moeten wel in NL zijn.
→ VROEGER: een absolute nietigheid voor proceshandelingen die in strijd waren met deze
taalwet. Dagvaarding waar iets in andere taal in stond werd door de rechter als nietig
opgeworpen zelf als partijen dit niet aanvochten.
→ NU: Relatieve nietigheid (partij die de nietigheid opwerpt moet belang hebben bij de
nietigverklaring)
Gevaar van bijzondere wetten? Kan leiden tot versnippering en overdreven afwijkingen van het
Gemeen gerechtelijk recht.
2
,4. RECHTSPRAAK
→ Rechtspraak van HvC is zeer belangrijk en zeker nu de dubbele cassatie is afgeschaft! Vroeger
was een cassatie uitspraak slechts bindend als cassatie na een 2de cassatieberoep opnieuw de
zelfde uitspraak velde. Nu is cassatiearrest direct bindend voor lagere rechter voor de zaak in
casu (Art. 1110 Ger.W.)
→ Feitenrechters zijn niet algemeen gebonden door rechtspraak HvC, zij moeten steeds redenen
opgeven waarom ze zich bij een bepaalde rechtspraak aansluiten =motiveringsplicht! (Art 6.
Ger. W.: Geen uitspraak bij wege van algemene en als regel geldende beslissing).
5. RECHTSLEER
Niet bindend, wel gezaghebbend. Het is belangrijk voor de beschrijving uitlegging en kritische analyse
van het gerechtelijk recht, zoals bij alle andere rechtstakken.
6. ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN
= Aanvullende rechtsbron, zijn niet schriftelijk opgenomen. De algemene rechtsbeginselen zijn
belangrijk wanneer de wettelijke voorschriften niet voldoen om het geschil te beslechten!
Bv: Recht van verdediging, beschikkingsbeginsel, verbod op rechtsmisbruik.
Beschikkingsbeginsel heeft te maken met relatie partijen-rechter. Rechter mag oordelen op basis van
de feiten en voorgelegde bewijzen, maar mag zelf geen bewijzen gaan opzoeken want hij moet
objectief en onafhankelijk van de partijen blijven!
In de praktijk zijn veel regels van rechtsbedeling ontstaan uit gebruiken. Vb: de organisatie van de
inleidende zitting.
7. INTERNATIONALE VERDRAGEN
Als gevolg dat het recht steeds meer grensoverschrijdend is, zijn ook internationale verdragen een
bron van procesrecht geworden. De verdragen maken deel uit van het intern Belgisch recht en moeten
door de Belgische rechter toegepast worden.
Bv: EVRM (O.a. Art. 6 over het recht op eerlijk proces en onpartijdige rechter), Haags verdrag van 15
november 1965 inzake betekening en kennisgeving in buitenland van gerechtelijke en
buitengerechtelijke stukken.
8. EUROPESE VERORDENINGEN
= Steeds belangrijker, voornamelijk in het kader van geschillen in EU-landen of in conflicten met
grensoverschrijdend karakter. Vb:
→ Verordening nr. 44/2001 d.d. 22 december 2000 (de ‘EEX-Verordening’ – ‘Brussel-I’)
en Verordening nr. 1215/2012 d.d. 12 december 2012 (‘Brussel-Ibis’)= welke rechter
heeft rechtsmacht tussen EU onderdanen?
→ Verordening nr. 1393/2007 d.d. 13 november 2007 (de ‘Betekeningsverordening’) = Je
verhuurt aan een huurder die zijn woonplaats niet heeft in het gehuurd goed, maar in
het buitenland, hoe moet je hem dagvaarden? Belgische gerechtsdeurwaarder kan
niet in buitenland dagvaarden dus complexe regeling!
→ Verordening nr. 1206/2001 d.d. 28 mei 2001 (de ‘Bewijsverordening’)
→ Verordening nr. 655/2014 d.d. 15 mei 2014 (bankbeslag)
3
,Hoofstuk 3: Kenmerken van het Gerechtelijk Recht
1. Het is zowel Publiek als privaatrecht.
Een goede organisatie van de rechtsbedeling is belangrijk voor het algemeen belang. Rol van het
Openbaar ministerie is hier dus belangrijk.
2. Is ten dienste van de rechtzoekende.
het is georganiseerd door overheid om te vermijden dat partijen met meningsverschil dit conflict op
een chaotische manier zouden oplossen. De bedoeling van het gerechtelijk recht is dus om een goede
rechtsbedeling te bewerkstelligen. gerechtelijk privaatrecht of procesrecht wordt vandaag erkend als
een autonome rechtstak.
Elke partij heeft zelf initiatiefrecht over zijn procesrecht (Iedereen kiest zelf om zijn procesrecht uit te
oefenen en proces te starten).
Het gerechtelijk recht is een sanctierecht in die zin dat schendingen van het materieel recht
gesanctioneerd kunnen worden door toepassing van de materieelrechtelijke regels op concrete
geschillen.
3. Reglementair en formalistisch
Er is een reglementering vereist om het gerecht te organiseren en goed te laten functioneren en een
zekere formalisme om processen ordelijk te laten verlopen (bv: respecteren van bepaalde termijnen).
Dit formalisme moet wel doelmatig en functioneel zijn en in functie van een eerlijke rechtsbedeling.
Rechtszekerheid en eerlijke procesvoering zijn hierbij fundamentele elementen. De aan het
formalisme verbonden nietigheidsleer werd door de wetgever ingedijkt (vb: Art. 860,863,867 Ger. W.)
→ Vb: Volgens Art 867 Ger.W. is het doel van de dagvaarding dat de gedaagde op de hoogte is
van de dagvaarding. Een dagvaarding moet aan enkele vereisten voldoen vb:
Het moet een aantal vereiste vermeldingen bevatten en binnen de wettelijke
termijnen zijn ingediend teneinde recht van verdediging van de gedaagde te
vrijwaren.
Er is een verplichting om conclusies/stukken mee te delen + de termijnen om
conclusies te nemen teneinde het gerechtelijk debat eerlijk te laten verlopen en het
recht op tegenspraak te eerbiedigen.
Er zijn vormvoorschriften inzake berechting van de zaak + inzake bewijs teneinde
willekeur vanwege de rechter uit te sluiten
→ Dit formalisme en zijn nietigheidssancties moeten ondergeschikt blijven aan de vereisten
gesteld door de rechtszekerheid en de eerlijke procesvoering, uitgewerkt met een precies
normdoel.
Dit wil zeggen dat als een formalisme niet wordt gerespecteerd, men eerst moet
nagaan welke invloed dat heeft op de rechtszekerheid en het eerlijk proces. Wordt
het doel van de norm geschonden? Indien dat niet het geval is en er niet echt een
“schade” ontstaat door de niet-naleving van het formalisme zou het niet functioneel
en doelmatig zijn om de dagvaarding alsnog nietig te verklaren.
De formalismen en zijn nietigheden mogen geen gevoel van willekeur bij de rechtzoekende doen
ontstaan, daarom zijn er enkele regels verbonden aan de nietigheidsleer. Er kan bijvoorbeeld geen
nietigheid zonder wettekst worden uitgesproken. Een nietigheid moet dus steeds berusten op een
4
,wettelijke bepaling. Er is ook geen nietigverklaring van een proceshandeling zonder belangenschade
(zie vb dagvaarding hierboven).
4. Procesrecht = Imperatief/gebiedend
De regels van het gerechtelijk recht hebben voornamelijk een gebiedend karakter, maar er bestaan
gradaties in de mate waarin het gebiedend is afhankelijk van het belang dat de wetgever wil
beschermen.
→ Soms is het aanvullend recht, dus mogelijk om ervan af te wijken en zelf een andere
regeling te verkiezen. (vb: Art.624 Ger. W. inzake territoriale bevoegdheid)
→ Soms is het dwingend recht, dan is het niet mogelijk om ervan af te wijken! Zwakke
beschermde partij kan dit dan oproepen, als hij dit niet doet dan wordt het niet
vernietigd (art 627-629quater Ger. W. inzake territoriale bevoegdheid evenals de
meeste op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen)
→ Soms regels van openbare orde, hiervan kan nooit afgeweken worden! (vb: Art. 631
Ger. W. Regels van rechterlijke organisatie, executierecht).
Overstijgt het normdoel de vrijwaring van de privébelangen van de partijen, dan gaat het niet om
aanvullend, maar om dwingend recht of zelfs regels van openbare orde!
5. Ethisch en sociaal
Er moet voor iedereen toegang zijn tot een eerlijk proces en tot de rechter. Gerechtigheid moet de
norm zijn en dit wordt gerealiseerd door middel van de uitwerking van het materieel recht en het
procesrecht. Het is hierbij belangrijk dat het procesrecht een goedkope, snelle, eerlijke en
tegensprekelijke, niet te omslachtige en doeltreffende procesvoering mogelijk maakt.
6. Dynamisch
Het gerechtelijk recht is voortdurend in evolutie en past zich aan de maatschappelijke evolutie aan.
7. Accusatoir
Volgens het beschikkingsbeginsel ligt het initiatief voor het starten van een procedure in het Belgisch
gerechtelijk recht bij de partijen zelf =accusatoire procedure (Art.811 Ger. W.) De partijen beslissen
zelf om een vordering al dan niet in te stellen en vervolgens ook wat het voorwerp van hun eis is.
Naast de accusatoire procedures bestaan er ook inquisitoriale procedures waarbij de rechter actief
moet initiëren en onderzoeken. De rechter heeft in zulke procedures een grotere en actievere rol en
kan zelf maatregelen nemen ten aanzien van rechtsonderhorigen zonder dat er een vordering is
ingesteld.
Om de misbruiken en hoge kosten van de volledig accusatoire procedure te voorkomen zien we in
België een steeds grotere en actievere rol van de rechter ontstaan. Dit is ook in het gerechtelijk
wetboek geïntegreerd. Vb:
→ Rechter moet toezien op ordentelijk verloop v/h proces
→ Rechter moet rechtsmisbruik ambtshalve sanctioneren
→ Rechter moet onderzoeksmaatregelen nemen in het kader van bewijsvoering
→ Rechter moet ambtshalve de door de partijen aangevoerde redenen aanvullen mits eerbied
voor recht van verdediging
→ Rechtermoet loyauteit van partijen vereisen
5
,HF: 4 toepassingsgebied
1. In de tijd
1.1 De inwerkingtreding van het Gerechtelijk wetboek
Art 4 van de Wet van 10 oktober 1967 tot invoerring van het gerechtelijk wetboek bevat een aantal
overgangsmaatregelen die de geleidelijke inwerkingtreding van diverse bepalingen van het Ger.W.
hebben geregeld. Deze dienen samen gelezen te worden met een aantal uitvoeringsbesluiten. De
bedoeling van deze bepalingen was om de toepassing van het gerechtelijk recht in de tijd te bepalen
en zo na te gaan of de oude wetsbepalingen of de nieuwe wetsbepalingen van toepassing waren op
bepaalde gedingen.
1.2 De onmiddellijke en niet terugwerkende kracht
De wet heeft een onmiddellijke en niet terugwerkende kracht. Indien er nieuwe regels ontstaan, zijn
ze van toepassing op hangende rechtsgedingen, maar niet op reeds uitgesproken en afgesloten
rechtsgedingen. (Art. 2 BW en 3 Ger. W.)
De nieuwe wet zal dus vanaf haar inwerkingtreding van toepassing zijn op hangende rechtsgedingen
(mits enkele uitzonderingen). Onmiddellijke toepassing van de wet ≠ automatische retroactiviteit,
hiertoe is steeds een uitdrukkelijke wetsbepaling vereist!
→ De nieuwe wet heeft echter geen invloed op de geldigheid van de proceshandelingen die zijn
verricht VOOR haar inwerkingtreding.
→ Heeft ook geen invloed op beslissingen of toestanden die definitief zijn geworden VOOR haar
inwerkingtreding.
Wanneer een rechter een vonnis heeft gewezen kan je dit aanvechten door een rechtsmiddel aan te
wenden. Let op: dit is niet altijd mogelijk! Soms is een beslissing niet aanvechtbaar (of slechts in
Cassatie). Altijd stand van wetgeving nagaan in de stand van het geding om te weten of beslissing
aanvechtbaar is.
1.3 Toepassingen en afwijkingen
→ Een nieuwe wet mag niet tot gevolg hebben dat een lopend rechtsgeding onttrokken wordt
aan de rechtsinstantie waar het aanhangig werd gemaakt (Art. 3 Ger. W.) Eenmaal een
rechtsinstantie bevoegd is blijft die dus ook bevoegd. Reden hiervoor? Vermijden dat de
eventuele wijziging van rechter ten gevolge van een nieuwe bevoegdheidswet de procedure
zou vertragen.
→ Interpretatieve wetten worden WEL geacht terugwerkende kracht te hebben! Ze worden
veronderstelt de interpretatie te geven die geacht wordt sinds het begin van de wet al te
bestaan en worden beschouwd als 1 geheel met de bestaande wet. (Art 7 Ger.W.: De rechters
zijn gehouden zich naar de uitleggingswetten te gedragen in alle zaken waarin het rechtspunt
niet definitief berecht is op het tijdstip waarop die wetten bindend worden.)
→ Geschillen waarover een eindvonnis werd gewezen vóór de inwerkingtreding van een nieuwe
wet, kunnen door die wet niet meer beïnvloed worden, ook niet bij toepassing van art 3 Ger.W.
6
,2. In de ruimte
A. Nationale draagwijdte
Het toepassingsgebied van het gerechtelijk recht is beperkt tot geschillen op het Belgisch
grondgebied.
B. Grensoverschrijdende draagwijdte
Wanneer geschillen met een vreemd, grensoverschrijdend element bij een Belgische rechter
aanhangig worden gemaakt, dient de internationale rechtsmacht van deze rechter te worden
nagegaan a.d.h.v. de lex fori (=regels van het Ger.W., in België geldende verdragsrecht dat steeds
voorrang heeft op nationaal recht, IPR, verordeningen).
3. Ratione personae
De bepalingen van het gerechtelijk recht gelden voor iedereen, zowel als eiser of verweerder, die als
bekwaamd rechtssubject worden beschouwd.
UITZONDERING: bepaalde personen genieten een immuniteit of zijn aan een speciaal statuut
onderworpen. Vb: diplomaten en Europese ambtenaren.
4. Ratione materiae
A. Gemeen recht (Art. 2 Ger. W.)
In principe zijn de regels van het gerechtelijk wetboek, op basis van Art. 2 Ger. W., van toepassing op
ALLE rechtsplegingen, dus ook op rechtsplegingen in andere rechtstakken. Bedoeling? Lacunes
opvullen en rechtsonzekerheid wegwerken.
B. Toepassing van het gerechtelijk privaatrecht op andere rechtsplegingen
Oorspronkelijk was als enige voorbehoud in art 2 Ger. W. vermeld “tenzij de wet anders bepaalt”. Dit
was te algemeen en zorgde voor verwarring.
Gevolg: Cassatie 12 juni 2009, Arr. Cass. 2009, 1641: voorwaarden niet-toepassing regel gemeenrecht.
→ Belangrijk arrest want hof heeft hier verduidelijkt wat Art.2 Ger. W. betekent. Het bevat dus
meer uitleg over de niet-toepassing van het gemeen gerechtelijk recht:
“behoudens wanneer deze (rechtsplegingen) geregeld worden door niet uitdrukkelijk
opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen waarvan de toepassing niet
verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen van dit wetboek.”
C. geschillen over subjectieve rechten
Het toepassingsgebied van het gerechtelijk privaatrecht behelst hoofdzakelijk de regeling van
subjectieve geschillen, dus geschillen tussen 2 partijen over subjectieve rechten.
Het rechtssubject/partij die het initiatief neemt (=actieve rechtspartij) moet een belang hebben bij het
instellen van een proces. Hij vraagt de naleving van zijn subjectieve rechten. Hij wil door het instellen
van een vordering in rechten, zijn rechten afdwingen t.a.v. de passieve rechtspartij.
Indien 1 van die partijen een overheid is, is de situatie veel complexer, omdat het niet noodzakelijk zal
gaan over een subjectief geschil, maar ook een objectief geschil kan zijn. Er moet dus een onderscheid
worden gemaakt tussen de verschillende soorten optredens van die overheid.
7
, → De overheid voert in principe een bepaald beleid en heeft een discretionaire bevoegdheid om
die uit te voeren zonder strikt gebonden te zijn door bepaalde rechtsregels. Indien hierover
een meningsverschil ontstaat is er niet sprake van een subjectief geschil, maar over een
objectief geschil. Het is niet subjectief omdat de overheid zich niet gebonden heeft om iets
specifieks ‘te geven’ aan een particulier. De Particulier heeft dus geen subjectief recht die hij
in dit geval kan afdwingen tegenover de overheid. In geval van een meningsverschil tussen een
particulier en een overheid over een rechtshandeling gesteld door een overheid is het
belangrijk om na te gaan of die rechtshandeling van de overheid onwettig was. Dit is een zaak
van administratief recht en wordt in principe beslecht door de Raad van State of het
Grondwettelijk hof.
→ De overheid heeft in bepaalde gevallen ook een Gebonden bevoegdheid. In dit geval bindt de
overheid zich t.o.v. een particulier waaruit een subjectief recht ontstaat in hoofde van deze
particulier. Dit kan ook aanleiding geven tot een geschil, die men dan WEL als subjectief geschil
beschouwd. Bv: sociale uitkeringen of pensioenen. De overheid is dan uitkering plichtig en de
particulier is dan gerechtigd op een uitkering. De Raad van State kan hier geen uitspraak doen,
wel de Arbeidsrechtbank en dit valt WEL onder het toepassingsgebied van het gerechtelijk
recht.
→ 3de Hypothese in geval van benoeming door de overheid.
Vb: Iemand wordt door de overheid niet benoemd, maar een andere kandidaat wel. Hij vindt
dit onrechtvaardig en er is dus een meningsverschil tussen overheid en particulier. Is dit een
subjectief geschil? Is het een subjectief recht om benoemd te worden? Neen, want overheid
beschikt over een bepaalde beleidsmarge (wat niet uitsluit dat ze wel onderworpen is aan
bepaalde principes omtrent benoeming). Het is dus geen subjectief recht om sowieso
benoemd te worden. Indien dit aangevochten wordt zal het dus een objectief geschil zijn met
alle gevolgen die daaraan zijn verbonden.
CONCLUSIE: objectieve geschillen vallen buiten het toepassingsgebied van het Gerechtelijk recht want
hebben zeer geëigende procedurele voorschriften. Het belangrijk verschil ligt dus tussen de gebonden
bevoegdheid van de overheid of de discretionaire bevoegdheid van de overheid.
→ Gebonden bevoegdheid? subjectief geschil =gerechtelijk recht van toepassing.
→ Discretionaire bevoegdheid? Gaat over beleid, ze hebben appreciatiebevoegdheid en dit is
objectief geschil → gerechtelijk recht niet van toepassing.
Dit is soms complex want sommige geschillen met overheid hebben een dubbel karakter en gaan zowel
over objectieve als subjectieve geschillen.
Deel 2: Rechterlijke organisatie
Hoofdstuk 1: korte historiek
→ 1831: overname systeem Fr. Revolutie → wet van 18 juni 1869 betreffende de rechterlijke
inrichting
→ Invoering van het Gerechtelijk Wetboek (1970), arrondissementsrechtbank, arbeidsgerechten.
→ Wet van 25 maart 1999 (BS 22 mei 1999): hertekening gerechtelijke kantons.
→ Wet van 15 juni 2001 (BS 29 mei 2001): afdelingen
8
, → Wet van 19 juli 2012 (BS 22 augustus 2012): hervorming ger. arr. Brussel + wetten 2013/2014
(hervorming arrondissementen – nieuwe familierecht-banken) + Potpourri-I (19 oktober 2015)
en V (6 juli 2017)
In het Gerechtelijk Wetboek wordt de rechterlijke organisatie onderverdeeld in vier grote delen:
→ de organen van de rechterlijke macht: het huis en zijn kamers
→ de gerechtelijke ambten: de ‘bewoners’ van het huis Justitie
→ de balie: medewerkers van het gerecht
→ de gerechtsdeurwaarders: medewerkers van advocaten en gerecht Regels van rechterlijke
organisatie raken de openbare orde (belangrijk voor sancties en rechtsmiddelen)
Deze regels van rechterlijke organisatie raken de openbare orde. Dit is belangrijk voor het sanctierecht
en de rechtsmiddelen.
Hoofdstuk 2: Het gerechtelijk Landschap
1. GERECHTELIJKE ARONDISSEMENTTEN EN RECHTSGEBIEDEN
A. De 5 rechtsgebieden
→ Gent= West-en Oost-Vlaanderen
→ Brussel: Vlaams-Brabant en Waals-Brabant en Brussel-Hoofdstad
→ Antwerpen: Antwerpen en Limburg
→ Luik: Luik, Namen en Luxemburg
→ Bergen: Henegouwen
Waarom van belang? Want er zijn 5 hoven van beroep en 5 arbeidsrechtbanken onder het HvC, zij
hebben elk hun rechtsgebied.
De oude arrondissementen (vroeger 27) zijn nu afdelingen geworden binnen de nieuwe
arrondissementen. Vb. Rechtbank van eerste aanleg te Gent = Rechtbank van eerste aanleg Oost-
Vlaanderen, afdeling Gent.
9
, C. Gerechtelijke kantons (vredegerechten)
in principe zijn er 187, maar die zijn enorm aan het dalen. De kantons staan het dichtst bij de
rechtzoekenden.
2. DE HOVEN EN RECHTBANKEN
A. Overzicht
→ 1 Hof van Cassatie (art 147 Gw.)
→ 5 hoven van beroep en arbeidshoven (art 103 Ger.W.)
→ Hof van Assisen: niet permanent hof. (art 114 Ger.W.)
→ 13 Rechtbanken van eerste aanleg en Arr.Rb (art 73 Ger.W.)
→ 9 Rechtbanken van koophandel en Arbeidsrechtbanken:
2 in Brussel
4 in Gent, Antwerpen, Luik en Mons
3 in Eupen, Nijvel en Leuven
→ 15 Politierechtbanken
→ 187 Vredegerechten (art 59 Ger.W.)
B. Gerechtelijk arrondissement Brussel
→ 2 Parketten
Tweetalig te Brussel
Nederlandstalig Halle-Vilvoorde
→ 1 hof van beroep + arbeidshof
→ 2 (N-F) REA, Arr.Rb, Rb kooph., Arb.rb. en Politierechtbanken (= ontdubbeling van
rechtbanken)
→ Vrederechters niet ontdubbeld
Bij gebrek aan aanduiding rechtbank= relatieve nietigheid!
C. Gerechtelijk arrondissement Eupen
→ 1 REA , Arb.Rb en Rechtbank van koophandel
→ 1 voorzitter in de 3 rechtbanken
→ Rechters benoemd in 1 rechtbank en subsidiair benoemd in andere
→ Politierechtbank
→ Vredegerecht
3. CONCRETE SAMENSTELLING VAN AFDELINGEN EN KAMERS
A. Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie is het hoogste rechtscollege in België en bestaat uit 3 kamers, waarvan elke kamer
bestaat uit een Nederlandstalige en Franstalige sectie. Elke sectie bestaat uit 5 raadsheren met
inbegrip van de voorzitter (Art. 128 Ger. W.) De rolnummers worden aangeduid met C (= gewezen door
Eerste civiele kamer), N (Nederlandstalige sectie eerste kamer) of F (=Franstalige sectie eerste kamer).
Het HvC spreekt zich niet uit over de grond van de feiten, maar wel over de goede toepassing van het
recht door de lagere feitenrechters.
In sommige gevallen kan een beperkte kamer bijéén komen die bestaat uit slechts 3 raadsheren (art.
128 in fine en 1105bis Ger.W.) Deze kamer doet uitspraak in zaken die voor de hand liggen. Er wordt
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauriemortier. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.