Enzymen
Bouw en werking
- Enzymen: eiwitten
- Actief centrum met specifieke structuur bevindt zich in het eiwit.
- Substraat= stof waarop enzym inwerkt.
Substraatmolecuul past precies in het actieve centrum.
◼ Zodra substraat aan actieve plaats bindt > reactie.
◼ Moment van binding= enzym-substraat-complex.
◼ Na reactie laat ontstane molecuul los van actieve centrum > kan nieuwe reactie weer
plaatsvinden.
o Enzym wordt dus gebruikt, maar niet verbruikt.
◼ Doordat substraat en actieve centrum precies op elkaar passen: zijn enzymen substraat-
specifiek.
o Elk enzym > werkt in op 1 stof.
Activeringsenergie
= de energie die een systeem nodig heeft om een chemische reactie te laten verlopen.
- Enzymen verlagen de energiedrempel van een reactie, zodat er minder activeringsenergie
nodig is.
- Chemische reactie: bewegingen van moleculen en botsing van moleculen tegen elkaar.
,Enzymactiviteit
= de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt.
- Wordt uitgedrukt in hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet of in de
hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat.
- Wordt beïnvloed door:
◼ Temperatuur
◼ Zuurgraad
◼ Concentratie deelnemende stoffen
◼ Bindingen van enzymen met stoffen die de activiteit kunnen verhogen of remmen
Co-factoren
= als een enzym voor zijn werking een ander enzym nodig heeft > dit molecuul is dan een co-factor.
- Het eigenlijke enzymmolecuul wordt dan apo-enzym genoemd.
- Kan organische of anorganische stof zijn.
◼ Anorganische co-factoren: metaal-ionen, zoals ZN-ionen in hydrolase-enzymen.
◼ Organische stof: co-enzym.
o Veel vitamines, NADH.
Vertering en opname
Soorten voedingsstoffen
- Monosachariden, water, mineralen en vitaminen kunnen zonder vertering in het bloed
worden opgenomen.
- Eiwitten, polysachariden, disachariden en vetten moeten eerst worden verteerd.
◼ Eiwitmoleculen > afzonderlijke aminozuren.
◼ Polysachariden/ disachariden > monosachariden.
◼ Vetzuren (triglyceriden) > 2 vetzuurmoleculen een voor een afgesplitst > vrije
vetzuurmoleculen + afzonderlijk monoacylglycerol molecuul.
- Vetten: glycerolmolecuul + 3 vetzuurmoleculen > triglyceriden.
, ◼ Brandstof, eventueel bouwstof (bv. fosfolipiden als bestanddeel van celmembranen).
◼ Bij te veel vet > reserve-energiebron onder huid en rondom organen.
- Koolhydraten: monosachariden (glucose, fructose), disachariden (sacharose, lactose) en
polysachariden (zetmeel, glycogeen).
◼ Belangrijke brandstoffen, eventueel bouwstof (DNA-molecuul bevat bv. Ribose).
◼ Bij te veel koolhydraten > overtollige hoeveelheid opgeslagen in lichaam.
o Klein deel hiervan omgezet in glycogeen en opgeslagen in lever en spieren.
o Grootste deel overtollige wordt omgezet in vet en opgeslagen onder huid of
rondom organen.
- Eiwitten: polymeren van aminozuren.
◼ Tijdens vertering: polymeren gesplitst > afzonderlijke aminozuren > kunnen worden
opgenomen in bloed.
◼ 20 verschillende aminozuren, 12 kan lichaam zelf maken (in lever: door bv.
transaminering, overplaatsen aminogroep) en overige 8 zijn essentieel dus moet via
voedsel.
◼ Belangrijke bouwstoffen, ook evt. bij transport betrokken.
◼ Aminogroepen die niet bij synthese van eiwitten worden gebruikt > uitgescheiden met
urine als ureum.
◼ Ontstaan stoffen die bv. deel uitmaken van glycolyse, zoals pyruvaat > eiwit kan ook nog
energie dus leveren.
o Gebeurt bij overschot aan aminozuren en onvoldoende glucose.
Mechanische vertering
- Zorgt ervoor dat de chemische vertering beter op het voedsel kan inwerken.
- Mond: door kiezen en tanden vermalen tot kleinere stukjes > totale oppervlak van voedsel
wordt vergroot.
- Wand van darmkanaal: bevinden zich kring- en lengtespier: door afwisselend samentrekken
van deze spieren ontstaat darmperistaltiek > voedselbrij wordt voortgeduwd/ gekneed en
gemengd met verteringssappen.
Chemische vertering
- Mondholte: voedsel gemengd met speeksel.
, ◼ Speeksel bevat slijm > bevordert slikken
◼ Enzym amylase > breekt deel van zetmeel af tot maltose (disacharide)
- Maag: hormoon gastrine uit maagwand regelt productie van maagsap.
◼ Maagsap bevat o.a. zoutzuur, slijm en pepsinogeen
o Pepsinogeen is een inactief pro-enzym dat onder invloed van zoutzuur >
omgezet in pepsine.
o Pepsine betrokken bij splitsing eiwitmoleculen tot polypeptiden
◼ Zoutzuur doodt bacteriën
◼ Slijm beschermt maagwand tegen zoutzuur
- Dunne darm: via pylorus (maagportier) worden kleine hoeveelheden van voedselbolus een
voor een doorgelaten tot duodenum
◼ Zure voedselbrij stimuleert bepaalde cellen in wand van duodenum tot uitscheiding van
hormonen secretine en choleystokinine.
- Lever & pancreas:
◼ Secretine stimuleert lever tot produceren > gal en alvleesklier tot secretie van
natriumwaterstofcarbonaat (is basisch, neutraliseert zoutzuur uit maag)
◼ Cholecytstokinine stimuleert galblaas > afgifte gal en alvleesklier tot secretie van
enzymen
o Alvleessap: pro-enzym trypsinogeen en enzymen peptidase, amylase en lipase.
o Peptidase: breekt verteringsproducten verder af tot di- en tripeptiden en
aminozuren.
o Amylase: verdere afbraak zetmeel en maltose.
o Lipase: splitst triglyceriden tot vetzuurmoleculen en monoacylglycerol.
◼ Gal: bevat galkleurstoffen en galzouten
o Galzouten: verdelen grote vetdruppels > kleine druppeltjes: emulgeren > totale
oppervlak van vetdruppels wordt sterk vergroot > lipases kunnen de vetten beter
splitsen.
Opname
- Voornamelijk in dunne darm vindt opname plaats van voedingsstoffen.
◼ Wand is sterk geplooid
◼ Op darmplooien bevinden uitstulpingen (= darmvlokken, of darmvilii)
◼ In darmvili bevinden haarvaten en lymfevaten
◼ Cellen van darmepitheel op vlokken hebben groot aantal kleine uitstulpingen > microvilii.
- Dit alles zorgt voor > enorme oppervlaktevergroting > opname stoffen zeer groot.
- Cellen van darmepitheel nemen water, voedingsstoffen en verteringsproducten op. 2
vormen van stoffentransport via celmembraan:
◼ Passief transport: wanneer concentratie van een stof in darmepitheelcellen lager is dan
in darmholte (voedingsstoffen diffunderen via membraan/membraaneiwitten).
◼ Actief transport: wanneer een stof selectief of tegen concentratieverval in door
transporteiwitten uit darmholte wordt opgenomen (kost energie).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliajongejan98. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.