Samenvatting gedragsproblemen in de
klas
H1: gedragsproblemen in de klas
- Kinderen doen niet wat jij als leerkracht graag wilt.
- De verschijningsvormen zijn even divers als er kinderen zijn.
- Soms worden problemen door een beperking (stoornis) veroorzaakt.
- Soms door het gedrag van de leerkracht.
1.1. Probleemgedrag
Wat is het verschil tussen een gedragsprobleem en een gedrags- (of ontwikkelings)stoornis?
Stoornis =
- Is niet te verhelpen
- Oorzaak zit in de genen of in neurologie
- Probleem zit in de aanleg of rijping van het zenuwstelsel of in de bouw van de hersenen
- De problemen houden langere tijd aan
- Vaak meerdere problemen tegelijkertijd leiden tot ernstige beperkingen in sociaal
functioneren thuis, op school of op het werk
- Stoornis is permanenent, lost zich niet op - WEL: beperkingen ervan proberen verminderen
Stoornis is oorzaak van de problemen, je invloed op een stoornis is beperkt.
Ontwikkelingsstoornis = doen zich op (vrij) jonge leeftijd voor oorzaken in de rijping van het centrale
zenuwstelsel, van invloed op de ontwikkeling meestal genetisch of geboorteproblematiek
veranderend bij het ouder worden maar meestal blijvend.
Gedragsprobleem =
- Heb je niet als je geboren wordt
- Ontstaat door verkeerde interactie tussen kind en omgeving = situationeel bepaald
- Gedragsprobleem is gebonden aan iets uit omgeving bv. Trauma/slechte opvoeding/relatie
met leerkracht/leerpoblemen,…
- Gedragsprobleem = gevolg van iets
- Wordt gezien als minder ernstig en oplosbaar, door de omgeving anders te laten reageren of
het kind andere vaardigheden bij te brengen
Kijken naar gedragsproblemen: een tweedeling
1
,Ook een opvoedingssituatie thuis, trauma, gebeurtenis, relatie met de leerkracht,… kunnen tot leer-
of gedragsproblemen leiden:
Externaliserend probleemgedrag
Wat leerkrachten pobleemgedrag benoemen, gedrag dat je opmerkt. De omgeving heeft er last van.
Gedrag ziet er globaal als volgt uit:
Dwars, dwingend, onrustig, brutaal
Agressief, dominant, niet sociaal, niet eerlijk en regels schendend
Druk, ongeconcentreerd, overbeweegkijk en impulsief
Wisselende buien, onvoorspelbaar, explosief, angstig, snel beledigd
Weinig motivatie, slechte werkhouding
Meer dan 60% van gdragsproblemen is externaliserend probleemgedrag. Externaliserende
gedragsproblemen worden het meest opgemerkt = logisch = klas en leerkracht hebben er last van.
Deze kinderen eisen vaak het meeste aandacht van de leerkracht.
Internaliserend probleemgedrag
Dit gedrag merk je (bijna) niet op, vooral kinderen die dit gedrag vertronen hebben er last van.
Deze kinderen vertonen het volgend probleemgedrag:
Ze maken zeer moeilijk contact, zijn niet communicatief en eenzijdig gericht
Ze zijn stil, angstig, hebben weinig aansluiting bij de andere kinderen en zijn passief en
somber
Of ze zijn heel onzeker, weinig zelfvertrouwen, zijn faalangstig en dwangmatig in gewoonten
De laatste 3 groepen worden vaak niet herkend als kinderen met probleemgedrag, maar ze horen er
wel bij!
Het zijn vaak de kinderen die altijd lachen in de klas zogen maken om deze kinderen!
Valkuil bij het kijken naar probleemgedrag
“De klas was druk vandaag, ze luisterden slecht!” GEEN gedrag, WEL interpretatie.
Gedrag moet je beschrijven (operationaliseren).
- Wat zie je?
- Wat hoor je?
GEDRAG voorbeeld:
‘Toen ik wat ging uitleggen, waren er acht kinderen niet stil. Toen ze aan het werk moesten,
duurde het vier minuten voor het laatste kind aan het werk ging en na vijf minuten praatte de
2
, eerste alweer.’
Als je gedrag concreet maakt, heb je beter zicht op wat er niet goed gaat en kan je effectiever
proberen om het te veranderen.
Hoe ontstaat probleemgedrag?
Als een kind dwars doet of een leerkracht pest, is dit niet vooraf besloten maar is dit een signaal, een
kreet om hulp.
Op verschillende manieren naar probleemgedrag kijken:
- Vroeger: wat mankeert het kind?
- Nu: kijken naar kind en omgeving = effectiever
Op laatste manier kijken = gebruik van transactionele model en ecologische model.
Niet alleen kijken of het kind zijn gedrag moet veranderen, maar ook wat er in zijn
omgeving (leerkracht, klasgenoten, plek in de klas, thuissituatie) moet veranderen.
Deze componenten zijn van invloed op iemands gedrag.
Bijvoorbeeld:
’s avonds laat gaan slapen, volgende dag ben je als leerkracht minder flexibel.
Bewijs: omgeving/situatie is van invloed op je gedrag.
Kinderen na een scheiding hebben de eerste twee jaar achteruitgang in hun prestaties en soms
onhandelbaar gedrag.
Transactionele en ecologische model kijken naar meer dan het kind, OOK het meervoudig
ricisomodel gaat ervan uit dat in de omgeving van het kind een aantal factoren een extra risico
vormen en het probleemgedrag kan veroorzaken. BV. Gezinssituatie, omgeving, vrienden en
persoonlijkheid.
Deze risicofactoren kunnen ook beschermende factoren zijn die bijdragen aan voorkomen van
probleemgedrag.
Gedragsprobleem = vaak interactieprobleem.
1.2. De rol van de leerkracht
Niet het kind, maar de leerkracht moet (soms) veranderen.
Veel gedragsproblemen blijken te verminderen door een veranderende houding van de leerkracht.
Het kind is vaak niet in staat om het gedrag te veranderen. Indien de leerkracht haar/zijn gedrag
veranderd, kan dit wel effect opleveren!
3
, Het leerkrachtengedrag heeft veel invloed op gedragsproblemen.
Bijvoorbeeld:
Een kind doet zich anders voor bij de ene leerkracht dan bij de andere.
Sommige leerkrachten hebben mindere problemen dan anderen met ‘moeilijke’ kinderen.
Vaak te maken met hoe bepaalde leerrkachten kijken naar het kind en naar zijn gedrag.
!!! Kind ≠ gedrag, deze twee componenten onderscheiden van elkaar.
Acties:
- gesprek met het kind om uit te zoeken waarom het kind dwarsligt
- kind spreekt vooral, leerkracht niet
- niet meteen (ver)oordelen of tegenwerpingen maken, maar uitgaan van de visie van het
probleem zoals het kind het ziet
- leerkracht kan relativeren wat kind zegt, kind kan dat nog niet
Wat kun je nog meer doen?
Zet in op de relatie met kinderen!
Om tot leren te komen moeten kinderen zich veilig voelen en moeten ze het naar hun zin hebben bij
jou. = met kinderen praten, niet over school maar over andere dingen.
Erken goed gedrag.
Goed gedrag erkennen door kinderen te prijzen, zo zal dit gedrag vaker voorkomen.
Vaardigheid die de leerkrachten moeten beheersen: het relativeren van ongewenst gedrag. Het is
‘verkeerd gedrag’ en niet meer dan dat.
Taak van de leerkracht:
- kind betere alternatieven leren = elke dag moet kind met een schone lei kunnen beginnen
- goed gedrag aanleren: in praktijk uitleggen, voordoen, na laten doen, zelf laten proberen,
correcties aanbrengen en misschein weer voordoen
o In gedachte: sommige kinderen pikken sociaal gedrag niet vanzelf op
Taalgebruik: ‘dat lukt je toch niet’ veranderen in ‘dat lukt je nog niet’.
Let als leerkracht op je taalgebruik!
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aureliedecoster. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.