100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting artikelen psychopathologie II (2) (2019) $5.34
Add to cart

Summary

Samenvatting artikelen psychopathologie II (2) (2019)

13 reviews
 415 views  29 purchases
  • Course
  • Institution

Een samenvatting voor het vak 'Psychopathologie II' van de studie psychologie aan de Universiteit Utrecht. Deze samenvatting bevat alle artikelen die nodig zijn voor het tentamen op 20 januari 2019. Hieronder vallen de volgende artikelen: - Fried 2017 mental disorders as networks - Norton & Paulus...

[Show more]

Preview 3 out of 19  pages

  • December 23, 2019
  • 19
  • 2019/2020
  • Summary

13  reviews

review-writer-avatar

By: Emm1002 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: lotteroosbrouwer • 4 year ago

review-writer-avatar

By: manonvanderlee • 4 year ago

review-writer-avatar

By: jasperbaan98 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: elizaafram • 4 year ago

review-writer-avatar

By: psychologiestudent123 • 4 year ago

Translated by Google

Good summary. Too bad there is 1 article missing! (Article Boelen)

review-writer-avatar

By: anandakerstma22 • 2 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
1 of 19

Samenvatting artikelen psychopathologie II

Week 1
Mental Disorders as Networks of Problems (Fried)

Volgens het netwerk perspectief op de psychopathologie bestaan mentale stoornissen uit complexe
netwerken van symptomen die constant interactie met elkaar hebben. Tussen de symptomen zijn
causale verbanden aanwezig en deze vormen samen een mentale stoornis.

We spreken van comorbiditeit als een person meerdere stoornissen tegelijk heeft. Deze mensen
hebben een slechtere prognose, een minder effectief behandel traject en ze hebben hogere suïcide
aantallen. Volgens het netwerk model van de psychopathologie vindt comorbiditiet plaats door
gelijke interacties tussen symptomen. Comorbiditieit vindt dan plaats als er sprake is van
symptomen die de brug vormen tussen twee of meer stoornissen. Zo kan er sprake zijn van één
stoornis, maar door deze brug symptomen vindt er daarna ook een andere stoornis plaats.
Stoornissen die een aantal van dezelfde symptomen hebben zouden volgens deze hypothese dan ook
vaker voor moeten komen dan stoornissen die niet dezelfde symptomen hebben. Iemand kan eerst
de ene stoornis en daarna de andere stoornis ontwikkelen, of twee stoornissen tegelijk.

Volgens het netwerk model zorgen symptomen voor de stoornis, in plaats van andersom. Het is
echter niet zo dat iedereen die bepaalde symptomen ervaart, ook meteen een stoornis ontwikkelt.
Belangrijk is daarom om te kunnen herkennen wanneer bepaalde symptomen wel of niet een
voorspeller voor een stoornis kunnen zijn. Bij het netwerk model kijken we daarom naar bepaalde
waarschuwing signalen die wellicht het begin van een stoornis kunnen indiceren. Ook kijken we
naar bepaalde karakteristieken die bij groepen voorkomen om de psychopathologie te kunnen
voorspellen.

Een sterk punt aan netwerk modelen is dat ze kunnen weergeven wanneer iemand precies van
gezond naar ‘stoornis’ gaat. Als duidelijk wordt wanneer deze transitie plaatsvindt, kan ook gekeken
worden naar hoe we deze transities kunnen voorspellen met bepaalde waarschuwing signalen. Als
er dan een waarschuwing signaal plaatsvindt voor een transitie, kan de transitie voorkomen worden
zodat er geen stoornis wordt ontwikkelt. Er wordt verwacht dat de transitie van gezond naar
‘stoornis’ sneller plaatsvindt als de symptomen sterkere connecties hebben. Als iemand dan externe
stress factoren meemaakt dan leidt dit niet tot een verhoging van symptomen, maar dan leidt dit al
snel tot een transitie van gezond naar ‘stoornis. Als de symptomen minder sterke connecties hebben,
dan leiden stress factoren eerder tot een toename in symptomen en hoeft er niet direct risico op een
stoornis te zijn.

Een andere manier om stoornissen te voorspellen is door te kijken naar karakteristieken van
groepen. Zo hebben mensen met depressie sterke connecties tussen symptomen. Ook schijnt het zo
te zijn dat de symptomen die het meest centraal zijn en de meeste connecties hebben met andere
symptomen grotere voorspellers zijn voor de psychopathologie.

De klinische interventie strategieën zouden verbeterd kunnen worden als duidelijk wordt welke
symptomen sterk verbonden zijn en welke centraal staan. Symptomen die centraal staan zouden
mogelijk de oorzaak kunnen zijn voor de symptomen waarmee interactie is. Het aantal connecties

, 2 of 19
dat een symptoom heeft noemen we de centraliteit graad. Het symptoom met de meest connecties
heeft de hoogste centraliteit en is dus waarschijnlijk een risico factor voor de andere symptomen.
Als iemand dit symptoom ontwikkelt is de kans op de andere symptomen groter dan wanneer
iemand een symptoom met lage centraliteit ontwikkelt. We spreken van ingraads als we het hebben
over hoeveel symptomen naar het centrale symptoom toewijzen en van uitgraads als we het hebben
over naar hoeveel symptomen het centrale symptoom toewijst. Vooral symptomen met een hoge
uitgraad zijn goede targets voor interventies omdat deze ook veel invloed hebben op de andere
symptomen.

Een effectieve interventie voor comorbide stoornissen zou kunnen zijn om brug symptomen aan te
pakken. Ook moet er onderzoek gedaan worden naar de relatiest tussen symptomen, om te
achterhalen of het correlaties of causale verbanden zijn. Het lastige aan het onderzoek doen naar
netwerk modellen is dat verschillende onderzoekers op verschillende netwerken uitkomen en dat
symptomen en gemoedstoestanden bij patiënten continu veranderen. Daarnaast is onduidelijk of
modellen van groepen overeen komen met losse modellen van het individu.


Transdiagnostic models of anxiety disorder (Norton & Paulus)

Dit artikel is makkelijker te begrijpen als van tevoren H3 uit het boek is gelezen.

Transdiagnostische cognitieve gedragstherapieën (CBT) voor angst stoornissen lijken in de basis op
diagnose specifieke CBT, maar verschillen in het feit dat ze verder kijken dan de diagnose zelf. Ze
zijn bedoelt om toegepast te kunnen worden bij verschillende diagnoses en ook bij comorbide angst
of stemmingsstoornissen. Er wordt gekeken naar variaties in diagnoses en naar hoe verschillende
stimuli zorgen voor bepaalde coping responses. Wellicht is de coping respons verschillend (wat zich
kan uiten tot verschillende stoornissen), maar de onderliggende functie hetzelfde. Bij
transdiagnostische CBT ligt de focus dan ook meer op de gelijken tussen stoornissen dan de
verschillen. Onthoud dat er vooralsnog niet wordt gevonden dat de stoornissen identiek zijn.

Tot de DSM-III werd er nog totaal geen waarde gehecht aan de betrouwbaarheid van onderzoeken.
Bij de komst van de DSM-III veranderde dit, waardoor Cohen’s kappa (k) veel belangrijker werd.
Kappa kijkt naar inter-beoordelaars betrouwbaarheid door te onderzoeken hoe oordelen van
verschillende beoordelaars correleren. De inhoud van de DSM-III en met name de criteria voor
stoornissen zijn enorm verandert toen stoornissen met Kappa onderzocht begonnen te worden.
Kappa kan het bestaan van diverse stoornissen echter ook ontkrachten, als verschillende
beoordelaars niet opdezelfde stoornissen uitkomen en de Cohen’s Kappa dus laag is. Zo valt bij de
DSM de Cohen’s kappa bij veel stoornissen tegen, wat ondersteuning kan bieden voor het
transdiagnostische model.

Er zijn mensen die zich heel specifiek en uniek gedragen maar die niet vallen binnen de criteria van
een bepaalde stoornis. Binnen angst stoornissen is er daarom een categorie van mensen die een
atypische angst stoornis hebben, die niet verder gespecificeerd kan worden. Dit wordt de ADNOS
genoemd. Het is moeilijk om te bepalen hoeveel mensen last hebben van deze stoornis, omdat de
inhoud van de stoornis extreem verschilt per persoon. De comorbiditeit van van angststoornissen is
zo hoog dat de kans groter is dat een angststoornis voorkomt samen met een andere angststoornis of
stemmingsstoornis, dan dat de langsstoornis alleen optreedt. Ook dit biedt ondersteuning voor het
transdiagnostische model.

, 3 of 19


Er is een gezamenlijke gevoeligheid voor het ontwikkelen van angst en stemmingsstoornissen.
Omgevingsfactoren kunnen deze gevoeligheid versterken en mogelijk bepalen welke van de twee
stoornissen wordt ontwikkeld. Dit komt overeen met het transdiagnostische model, omdat dit zou
betekenen dat de stoornissen qua basis meer overeen komen dan dat ze verschillen. Over de invloed
van neurologische factoren kan echter nog weinig gezegd worden, want binnen dit gebied zijn er
veel sterke onderzoeken die elkaar tegenspreken. Er wordt wel verwacht dat angst stoornissen een
gezamenlijk onderliggend neurologisch component hebben, waardoor bepaalde symptomen van
verschillende angststoornissen hetzelfde zijn. Uit onderzoek naar de ontwikkeling van
angststoornissen blijkt wel ondersteuning voor het transdiagnostische model, omdat specifiek
angststoornissen steeds fluctueren van de ene stoornis naar de andere. Er blijkt echter wel dat
ouders die hun kind te veel beschermen specifiek een risico zijn voor het ontwikkelen van sociale
angst stoornissen bij kinderen. Dit past meer bij het diagnose specifieke model.

Aan de hand van gedrag en leer modellen, met name conditionerings modellen, kunnen we ook
ondersteuning vinden voor het transdiagnostische model. Bepaalde gedragingen die horen bij een
verschillende stoornissen hebben dezelfde functie en dezelfde onderliggende vorm, ongeacht de
stimulus of de stoornis. Daarnaast wordt angst al snel gegeneraliseerd over meerdere stimuli,
ongeacht de diagnose of de specifieke angst waarmee het begon. Zo blijkt ook uit cognitief bewijs
dat er een onderliggend cognitief-gedrag model is wat zorgt voor meerdere soorten angst.

Misschien is het grootste bewijs voor het transdiagnostische model wel dat er bij verschillende
stoornissen dezelfde behandeling toegepast kan worden. Ook de dosis/ hoeveelheid van de
behandelingen is gelijk bij verschillende stoornissen. Deze behandelingen zijn bedoelt om de
onderliggende processen van de stoornis te doorbreken. Als dezelfde behandeling dit bij
verschillende stoornissen succesvol kan, hebben deze stoornissen mogelijk dezelfde onderliggende
processen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller psy99. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.34  29x  sold
  • (13)
Add to cart
Added