Inleiding in de kunstgeschiedenis III (114111026Y)
Class notes
College aantekeningen Inleiding in de Westerse Kunstgeschiedenis III
7 views 0 purchase
Course
Inleiding in de kunstgeschiedenis III (114111026Y)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Zeer uitgebreide college aantekeningen van het vak 'Inleiding in de Westerse Kunstgeschiedenis III', incl. afbeeldingen van de behandelde werken tijdens het college aan de zijkant van het document. Colleges behandelde het boek Janson. Sommige colleges in het Engels, omdat gastcollege docent Engels ...
Inleiding in de kunstgeschiedenis III (114111026Y)
All documents for this subject (19)
Seller
Follow
sterrehoefs
Reviews received
Content preview
Aantekeningen Kunstgeschiedenis 3
Hoorcollege 1 ‒ Architectuur van de neo-stijlen
• Opvallend aan de 19e eeuw: waanzinnig vertrouwen in beschaving en vooruitgang: dat vind
je in alle teksten terug. De hoofdlijn is samen te vatten in die twee termen
• Nieuwe opvattingen en ontdekkingen in de wetenschap en filosofie op het gebied van
schoonheid. Dit zorgt voor een omwenteling in het denken wat goede architectuur is.
Drie ontwikkelingen uit Janson
• Industriële revolutie à zorgt voor zowel nieuwe materialen (Eiffeltoren; ijzer) en nieuwe
bouw- en productietechnieken. Dit zorgt ervoor dat er zich een nieuwe vormentaal kan
ontwikkelen en daarmee krijg je discussies over is dit nou mooi of is dit lelijk en is dit nu wel
of geen architectuur. Daarnaast wordt het ambachtelijk vak industrieel. Onderdelen worden
in serie geproduceerd, er is sprake van massaproductie, fabrieksarbeid en standaardisering.
Dat betekent dat ook de architect zich op een hele andere manier tot zijn gebouw verhoudt,
is het nu iemand die in de industrie werkt of toch meer een kunstenaar die met zijn handen
bezig is?
o Arts and Crafts movement à zet zich af tegen de industrialisering, willen het
ambacht blijven koesteren en verdedigen
• Politieke revoluties à maakt een einde aan twee hele belangrijke grote machtsblokken,
namelijk de absolute monarchie (aristocratie) en de kerk. Dit waren van oudsher dé
belangrijke opdrachtgevers voor de kunsten. Wat er in de moderne tijd verandert is dat je
een nieuwe opdrachtgever krijgt en daarmee krijg je ook een nieuw publiek. Het nieuwe
publiek krijgt ook een andere naam, waar vroeger werd gesproken over de onderdanen
wordt er eind 18e eeuw en 19e eeuw gesproken van burgers / citizens à de bourgeoisie
o De bourgeoisie moet je zien als een hele grote middenklasse waarvan het ene
uiterste van deze klasse dicht tegen de arbeiders aan zitten met een bescheiden
inkomen terwijl de rijke laag meer tegen de adel aan zit. Kunst en architectuur wordt
in vele mate gemaakt voor en door deze bourgeoisie.
§ Peter Gay, The bourgeois experience
, o Groep mengt zich in het debat over de kunst à door opkomst van nieuwe media
(explosie van de nieuwe media, snelle verspreiding van nieuws). Hier moesten
kunstenaars en architecten zich toe verhouden, je werk kon en plein publiek worden
aangevallen en je moest je kunnen verdedigen
o Nieuw publiek à nieuwe gebouwtypen. Deze nieuwe gebouwtypen hebben alles te
maken met de nieuwe macht van de burgerij, namelijk alles dat wat van oudsher tot
die machtsblokken behoorde dat wordt nu publiek domein. Kunst en muziek werd
voorheen bijna altijd gemaakt voor de aristocratie en was alleen maar te
bezichtigen in hun privédomein. Nu worden er nieuwe gebouwen ontworpen die
voor iedereen toegankelijk zijn. Daarnaast werden ook parken en bibliotheken
gebouwd die voor iedereen toegankelijk waren. Gebouwtypen die eigenlijk nog
helemaal geen voorganger hebben, een hele nieuwe categorie die hoort bij het
massapubliek zoals ʻGrand Hotelsʼ en warenhuizen.
§ Altes Museum, Schinkel
§ Opéra Parijs, Garnier
§ Park Buttes-Chaumont, Alphand
§ Bibliothèque Ste. Geneviève, Labrouste
§ Samaritaine Parijs
§ Russel Hotel Londen
o De politieke revoluties leidden dus enerzijds tot een nieuw publiek maar ook tot
nieuwe gebouwtypen
• Doctrine of progress à het enorme vertrouwen in beschaving en vooruitgang.
Dit is het zelfbeeld van de 19e eeuw, alles wat traditie en bijgeloof is dat wordt vervangen
door empirisch onderzoek en de wetenschap.
o Studie van natuurwetenschappen, analyse van ijzer en oude materialen vergde
natuurwetenschappelijke kennis
o Kritische studie van het klassieke schoonheidsideaal, dit leidt tot een nieuwe
esthetiek en dat is de esthetiek van de neo-stijlen. Het hele stelsel van zuilenordes
komt ter discussie te staan.
Nieuwe opvattingen van schoonheid: einde van het klassieke ideaal
• Studie van nieuwe schoonheidservaringen
o Sublime
o Picturesque
• Studie van oorsprong en ontwikkeling architectuur
à Dit zijn eigenlijk de twee oorzaken die ervoor zorgen dat het hele stelsel met normen uit de
renaissance in een kukelt
Studie van nieuwe schoonheidservaringen
• Sublime
o Edmund Burke A Philosophical Enquiry into the Origin of our Ideas of the Sublime
and Beautiful (1756)
, § Hij confronteert mensen ermee dat ons idee van beautiful helemaal niet
vaststaand is en ons is aangeleerd
§ Waarom vinden wij nu eigenlijk dingen mooi, wat classificeren en ervaren wij
iets als beautiful
o Geen vaststaande definitie van smaak, maar ʻenquiryʼ
o Smaak gebaseerd op:
§ Talent
§ Ervaring
o Ervaring van pleasure (alles wat volgens het klassieke ideaal is vormgegeven) à
beautiful
o Ervaring van pain (ervaringen die je niet zou duiden als pleasure maar eerder in het
domein van het zien van pijn, overweldigend zijn en je nietig doen voelen en van
daaruit een prettige ervaring hebben; het staan op de rand van een ravijn, ʼs nachts
naar de sterrenhemel kijken, games spelen waarin overal dooien vallen) à sublime
Horace Walpole
• Strawberry Hill
o Gothic novel à donker en mysterieus
o Architectonische kenmerken van de sublime
§ Onregelmatig en daarmee lijkt het schijnbaar
natuurlijk/organisch gegroeid in de loop van de
tijd; dat doet je de tijd ervaren, het wekt een
indruk van vergankelijkheid
§ Asymmetrisch, zowel de gevels als de plattegrond
zijn asymmetrisch, je moet een reis door het
gebouw maken, het is geen overzichtelijk gebouw
§ Contrasten in schaal, het plaatsen van klein naast
groot
§ Contrasten in materiaalgebruik zoals zowel ruw als glad maar ook contrasten
in kleur
o Contrast met het klassieke schoonheidsideaal
James Wyatt
• Fonthill Abbey
o Enorme schaalcontrasten
o Ingestort, zat technisch helemaal niet goed inelkaar
o Dit leidde toch ook weer tot een soort sublime ervaring van de
ʻruïneʼ
, Étienne-Louis Boullée
• Project voor de graftombe van Isaac Newton
o De Franse architecten namen een unieke en bijzondere
positie in bij het ontwerpen van ʻsublimeʼ
o Het is hier juist wel geometrisch en symmetrisch en
regelmatig
o Enorme liefde voor de contrastwerking
o Krankzinnig grote dimensie met een hele kleine ingang
o Utopische werken, nooit gerealiseerd
o Contrastwerking zit ook in de techniek van het afbeelden, de donkere lucht met het
lichte gebouw
Picturesque (schilderachtigheid)
• Milde variant van ʻthe sublimeʼ
• Gaat uit van het idee dat je je smaak en je gevoel ontwikkelt doordat je heel veel ervaringen
opdoet
• Doel dat je die verschillende ervaringen opdoet, bijvoorbeeld door het dwalen door een
gebouw of het landschap
• Veelheid van ervaringen en van daaruit je gevoel ontwikkelen
• Vier kenmerken van ʻsublimeʼ gelden ook voor picturesque
Flitcroft en Hoare
• Park at Stourhead
o Landschap is door en door ontworpen
o De norm tot die tijd was Versailles, dit was de mode die daarop volgde
o Versailles was het ideaal om ultiem geordend te zijn, het onderwierp de natuur en
maakte de natuur mooier door zijn ordening
o Hier heb je een heel ander ideaal, hier is geprobeerd om de natuur te perfectioneren,
een schijnbaar natuurlijk landschap à gecreëerde natuur
o Je kunt er doorheen dwalen
o Gevoel van vergankelijkheid
o Associatie met zuiverheid, natuurmens komt heel zuiver ter wereld en is nog niet
ʻbedorvenʼ, doordat je je in een zuivere omgeving bevindt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sterrehoefs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.